HC 32 Immunotolerantie en auto-immuunziekten Flashcards

1
Q

Immunologische tolerantie

A
  • Gecontroleerd niet reageren op antigenen waartegen potentieel een reactie kan plaatsvinden
    o PD-1 en CTLA-4
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Centrale tolerantie

A

het verwijderen van autoreactieve cellen in het beenmerg en thymus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Perifere tolerantie

A

het onderdrukken van het autoreactieve cellen door regulerende T-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Mechanismen tolerantie

A
  • Controleren van T- en B-lymfocyten
    o Deletie: apoptose
    o Anergie: inactivatie van lymfocyten
  • Binding van (auto)anitgeen aan de antigeenreceptor in afwezigheid en co-stimulatie signalen
    o Aanpassen: receptor editing
    o Suppressie: in bedwang houden
    o Negeren:
  • Plekken waar immuunsysteem niet aanwezig is (brein en ogen)
  • Gebrek aan T cel hulp
  • Er zijn dus dus checkpoints tijdens de ontwikkeling van lymfocyten die autoimmunteit voorkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Deletie

A
  • Autoreactieve T-lymfocyt gaan dood
  • Cortex: T-lymfcotyen geen interactie met APC –> T cellen gaan dood
  • Sterke interactie tussen T cellen en APC –> T cellen gaan dood
  • Zwakke interactie –> doorgaan in thymus –> antigenen presenteren –> dood –>niet herkende APC gaan naar het bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Auto-immuniteit

A

immunologische reactie op lichaamseigen structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Auto-immuunziekte

A

immunologische reactie op lichaamseigen structuren waardoor verstoring fysiologie, weefselbeschadiging en ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Natuurlijke autoantistoffe

A

van nature aanwezig in het lichaam en spelen een rol bij de verwijdering van dode en beschadigde cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Pathofysiologische autoantistoffen

A

gericht tegen lichaamseigen antigenen die gezonde cellen beschadigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Autoantistoffen

A
  • Functie:
    o Oorzaak van auto-immuunziekten
    o Secundair aan weefselbeschadiging
  • Klinisch belang bij auto-immuunziekten:
    o Stellen van diagnose
    o Monitoren van ziekteactiviteit of therapie-effect
    o Bepalen voor prognose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Detectie auto-immuunziekte

A
  • Immunofluorescentie
  • Immunoblot
  • ELISA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Pathogene effecten van autoantistoffen

A
  • Interferentie met receptor (activatie/blokkade/internalisatie)
    o Internalisatie: receptor op membraan gaat naar binnen
  • Complement depositie –> membrane attack complex
  • Antistof afhankelijk cellulaire cytotoxiteit (Fc-receptor gemedieerd)
  • Fagocytose door macrofagen
  • Effector mechanismen afhankelijk van isotype en subklasse antistof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Oorzaak van auto-immuunziekten

A
  • Omgevingsfactoren: voeding, stress en toxische stoffen
  • Immuun- en endocriene systeem
  • Genetische predispositie
  • Moleculaire mimicry: infectie met een virus kan leiden tot de ontwikkeling van autoantistoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Guillan-barré syndroom

A
  • Postinfectieuze auto-immuun polyneuropathie
  • Snel progressieve verlamming armen en benen
  • Pathogenese:
    o Oorzaak: vaak door besmette kip
    o Antistof reactie die kruis reageert met bacterie en antigenen die in zenuwen zitten –> binding antistoffen aan zenuwen
    o Gevolg: grote verlamming door zenuwschade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly