tt vragen Flashcards

1
Q

Wat is het effect van een remmer van eiwit fosfatases op de glucose huishouding?

A

hyperglycemie; Sleutelenzymen van de glucosehuishouding worden veelal gereguleerd door fosforylering.
- Sleutelenzymen betrokken bij de glucose uptake zijn actief in gedefosforyleerde toestand
- Sleutelenzymen betrokken bij de output van glucose door de lever zijn actief in gefosforyleerde toestand

Remming van eiwit fosfatases brengt deze enzymen vooral in de gefosforyleerde toestand. Dit leidt tot verhoogde glucose output en verminderde glucose uptake.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef drie redenen voor het gunstige effect van arginine suppletie bij patiënten met een deficiëntie van een van deze twee ureumcyclus enzymen.

A
  1. arginine tekort wordt aangevuld bijv. tbv de eiwit- of NO synthese (1p)
  2. arginine levert ornithine (1p)
  3. arginine stimuleert de vorming van N-acetylglutamaat (1p),

Hierdoor kan er door het nog functionerende deel van de cyclus alsnog ammoniak worden gefixeerd. (1p)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij diabetespatiënten met een slecht gecontroleerde bloedsuikerspiegel is er een verhoogde hoeveelheid geglyceerd LDL in het bloed aanwezig. Geglyceerd LDL is sterker atherogenese-bevorderend dan niet-geglyceerd LDL, wat kan bijdragen aan het vergrote risico op hart- en vaatziekten bij patiënten met diabetes.
1. Leg uit hoe geglyceerd LDL gevormd wordt. (2p)
2. Wat is de reden dat geglyceerd LDL niet gebruikt wordt als maat voor lange-termijn glucose regulatie bij patiënten met diabetes? (2p)

A
  1. Geglyceerd LDL ontstaat door spontane, niet-enzymatische additie van glucose aan de amino-groep van het apoB100 deel van LDL (2p).
  2. De halfwaardetijd van LDL in plasma is slechts enkele dagen, dus geeft de mate van LDL glycering alleen een indruk van de korte termijn glucose regulatie. (2p).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het langdurig dagelijks gebruik van meerdere alcoholische consumpties kan leiden tot veranderingen in de cellulaire structuur van de hepatocyt. Zo treedt er intracellulaire vetstapeling op als gevolg van de verhoogde NADH/NAD+ ratio.

Leg uit wat het effect van een verhoogde NADH/NAD+ ratio is op de activiteit van de citroenzuurcyclus en op de activiteit van de electronentransportketen in de hepatocyt bij chronisch overmatig alcohol gebruik. (2p)

Verklaar waardoor een verhoogde NADH/NAD+-ratio leidt tot intercellulaire vetstapeling in de hepatocyt bij chronisch overmatig alcohol gebruik. (2p)

A
  1. Citroenzuurcyclus activiteit wordt geremd door tekort aan NAD+ (1p), maar electronentransportketen blijft actief op basis van NADH afkomstig van alcoholconsumptie
  2. Remming van b-oxidatie dus hogere vetzuurspiegels in de cel (1p), en verhoogde omzetting van DHAP naar glycerol-3-fosfaat waardoor meer vetzuren in TG worden omgezet (1p)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een gezond persoon heeft een paar dagen gevast waardoor de concentratie ketonlichamen in zijn bloed ongeveer 3,5 mmol/L bedraagt. Hij neemt vervolgens een maaltijd bestaande uit 86 gram koolhydraat, 5 gram eiwit en 33 gram vet. Binnen een half uur daarna is de hoeveelheid ketonlichamen in zijn bloed sterk gedaald tot ongeveer 1 mmol/L. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat de afgifte van ketonlichamen aan het bloed bijna volledig stopt.

Geef het mechanisme waardoor de afgifte van ketonlichamen aan het bloed stopt na het nuttigen van deze maaltijd.

A
  • insuline stijgt als gevolg van glucose intake
  • insuline remt de lipolyse waardoor aanbod van vetzuren aan de lever sterk daalt
  • insuline activeert acetylcoA carboxylase waardoor malonyl-CoA in de levercel stijgt
  • dit remt CPT1 waardoor weinig influx vetzuren naar het mitochondrion
  • met als gevolg dat beta-oxidatie geremd wordt
  • en er dus geen substraat is voor de ketonlichaam synthese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het pyruvaat dehydrogenase-complex is het sleutelenzym van de aërobe glycolyse, waarvan de activiteit in de lever sterk afneemt bij een acute stijging van de plasma glucagonspiegel.

Noem twee mechanismen waarmee een acute stijging van de plasma glucagon spiegel de activiteit van het pyruvaat dehydrogenase complex in de lever doet afnemen

A

Glucagon stimuleert de vetzuuroxidatie waardoor NADH en acetylCoA in het mitochondrion stijgt (2p); hierdoor wordt PDH rechtstreeks geremd (1p), en gefosforyleerd omdat het PDH kinase allosterisch wordt geactiveerd. (1p)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Na een maaltijd is de glycogeen synthese in de hepatocyt sterk actief. Na een nacht vasten is daarentegen glycogenolyse in de hepatocyt sterk actief.

Beschrijf het mechanisme waardoor in de hepatocyt de glycogeen synthese omschakelt naar de glycogenolyse

A

Glucagon stijgt en insuline daalt (1p), hierdoor stijgt de cAMP concentratie in de hepatocyt (1p); hierdoor wordt via activering van protein kinase A en fosforylase kinase (1p) glycogeen fosforylase gefosforyleerd en daarmee geactiveerd (1p), en tegelijkertijd het glycogeen synthase gefosforyleerd en daarmee geinactiveerd (1p)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Lactulose is een disaccharide dat in de dikke darm wordt omgezet in osmotisch actief azijnzuur en melkzuur. Waardoor leidt laxeren met lactulose tot een daling van de plasma ammoniak concentratie?

A

verhoogde onttrekking ammoniak uit bloed door aanzuring van de faeces (2p), of verminderde opname van ammoniak geproduceerd door darmflora (2p), of vergroting volume faeces en daarmee hoeveelheid excretie ammoniak (2p)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Welke twee NAD+ afhankelijke enzymen zijn betrokken bij de oxidatie van ethanol in de lever, en geef aan voor beide enzymreacties welk product hierbij uit ethanol wordt gevormd (2p)?
  2. Verklaar aan de hand van deze gegevens over de oxidatie van ethanol in de lever waardoor de rode vlekken na alcohol consumptie ontstaan bij deze 36 % van de Oost-Aziatische bevolking (2p).
A
  1. alcoholdehydrogenase, aceetaldehyde (1p); aceetaldehyde dehydrogenase, acetaat
  2. Door de hoge activiteit van alcoholdehydrogenase hoopt aceetaldehyde kennelijk op en verlaat de lever via de bloedbaan. Acetaldehyde is toxisch en leidt o.a. tot een rood gelaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is insuline noodzakelijk voor vetopslag in het vetweefsel?

A
  1. GLUT-4 expressie
  2. LPL expressie
  3. HSL remming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom is de vetzuuroxidatie zo belangrijk voor de gluconeogenese?

A
  • om NADH en ATP te leveren (worden geleverd door β-oxidatie)
  • acetyl-CoA spiegel in de mitochondriën met hoog genoeg zijn om pyruvaatcarboxylase te activeren voor de gluconeogenese
  • rem van Malonyl-CoA om vetzuren het mitochondria in te sturen valt weg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waardoor ontstaat de ketogenese?

A
  • veel NADH, FADH2
  • veel ATP
  • oxaalacetaat naar glucose, hierdoor onderdrukking TCA cyclus
  • veel Acetyl-CoA
  • tekort aan vrij Acetyl-CoA → ketonlichamen

bescherming voor de lever en VLDL vormen (TG synthese)
sparing spiereiwit (minder glucose nodig voor de hersenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef de twee meest waarschijnlijke verklaringen waarom afvallen zo succesvol is de eerste twee weken, maar veel minder daarna.

A
  1. in het begin vooral waterverlies (1p), dit omdat je vooral koolhydraten kwijt raakt en daarmee het daaraan gebonden water (1p)
  2. het verschil tussen energieintake en energieverbruik wordt allengs kleiner (1p), door het kleiner worden van de basal metabolic rate (BMR) en van fysieke activiteit (minder gewicht mee te nemen, NEAT) (1p)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij langdurig vasten gaat de lever ketonlichamen produceren. De activiteit van de beta-oxydatie in de lever is dan hoog, waardoor er veel acetyl-CoA aanbod is. Om de CoA weer vrij te maken gaat de lever acetyl-CoA omzetten in ketonlichamen.

Geef twee redenen waardoor de lever onder deze condities uit acetyl-CoA ketonlichamen gaat maken. (4p) Verklaar je antwoorden en gebruik maximaal 60 woorden in totaal.

A
  1. de citroenzuurcyclus is nauwelijks actief vanwege de beschikbaarheid van veel NADH en FADH2 (en ATP) door de beta-oxidatie (2p)
  2. oxaalacetaat in het mitochondrion is laag, omdat het via malaat wordt getransporteerd naar het cytosol voor de glucosevorming (2p)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Skeletspieren bevatten een acetyl-CoA carboxylase ondanks dat er niet of nauwelijks vetzuursynthese plaats vindt in deze organen. Net als in de lever wordt acetyl-CoA carboxylase gefosforyleerd als gevolg van een tekort aan ATP.

Beschrijf wat het belangrijkste effect van de fosforylering van acetyl-CoA carboxylase bij een tekort aan ATP is op de stofwisseling in de skeletspieren, en leg uit hoe dit effect tot stand komt.

A

fosforylering van ACC = inactivatie, hierdoor daalt de malonylCoA concentratie (1p) en wordt CPT-1 niet geremd (1p); dit verhoogt de vetzuurimport het mitochondrion in daarmee de ATP productie via de vetzuuroxidatie (1p).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Regulatie van metabole paden vindt plaats op het niveau van sleutelenzymen. Een voorbeeld van een sleutelenzym is pyruvaat dehydrogenase (PDH), dat de reactie pyruvaat + CoA-SH + NAD+ → CO2 + acetyl-CoA + NADH katalyseert. De activiteit van PDH kan onder andere worden aangepast door verandering in substraat en/of product concentratie, en door covalente modificatie van PDH.

  1. Geef de reden waarom de activiteit van pyruvaat dehydrogenase sterk gereguleerd moet worden.
  2. Leg uit hoe een verhoogde concentratie acetyl-CoA leidt tot covalente modificatie van PDH, en geef aan wat het effect van deze modificatie is op de activiteit van PDH.
A
  1. omdat hierdoor koolhydraat (glucose) definitief verloren gaat
  2. acetylCoA allosterisch activeert PDHK (1p) dat zorgt voor fosforylering van PDH (1p) en daardoor inactivatie van PDH (1p)
17
Q

Beschrijf het mechanisme waardoor regelmatig matig alcohol consumptie leidt tot uitlokking van de klachten bij een patiënt met acute intermitterende porfyrie.

A

Alcohol induceert Cyp450 enzymen (1p), dus meer gebruik van heem (1p), hierdoor daalt heem (1p) en dus minder remming van de ALA en PBG synthese (1p).

18
Q

Het beruchte jojo effect is een negatieve bijwerking van te snel te veel afvallen. Na het volgen van een crash dieet komen de kilo’s er weer snel aan, wat vaak zelfs leidt tot een hoger gewicht dan bij de start van het dieet.

Verklaar waardoor na het stoppen met het crash dieet het lichaamsgewicht vaak weer snel stijgt?

A

Door afvallen neemt vetmassa af. Afname in vetmassa zorgt voor afname leptine (1p); Afname leptine leidt tot toename van de eetlust (1p) en tot afname van het basaalmetabolisme (1p). Er is dus een grotere positieve energiebalans dan voor de start met het crash dieet (1p)

19
Q
  1. Wat is de belangrijkste allosterische activator van het L-PK? (1p)
  2. Welke covalente modificatie ondergaat het L-PK, en wat is het effect op de L-PK activiteit, wanneer overgeschakeld wordt van voeden naar vasten? (2p)
  3. Leg uit waarom het nuttig is dat deze covalente modificatie optreedt bij de overgang van voeden naar vasten.
A
  1. fructose-1,6-bisfosfaat
  2. fosforylering (1p), waardoor het enzym inactief wordt (1p)
  3. de gluconeogenese moet dan opgestart, en hiermee wordt voorkomen dat PEP uit oxaalacetaat weer omgezet wordt in pyruvaat. (2p)
20
Q
  1. Wat is de allosterische activator van acetyl-CoA carboxylase, en leg uit wat hiervan de belangrijkste functie is. (2p)
  2. Wat is de allosterische remmer van acetyl-CoA carboxylase, en leg uit wat hiervan de belangrijkste functie is. (2p)
A
  1. citraat; dan is er veel substraat voor de vetzuursynthese beschikbaar in het cytosol
  2. langketen acyl CoA, negatieve feedback als er veel vetzuren aanwezig zijn in het cytosol.
21
Q

Tijdens vasten is de beta-oxidatie verreweg de belangrijkste energiebron voor de levercel. Bij langdurig vasten is de beta-oxidatie in de lever erg actief.
1. Geef twee redenen waardoor de beta-oxidatie in de lever erg actief is bij langdurig vasten (2p).
2. Geef voor elke reden aan via welk regulatiemechanisme dit tot stand komt. (2p)

A
  1. verhoogd vetzuuraanbod (1p); actief CPT-1 (1p)
  2. laag insuline activeert HSL en daarmee de lipolyse in het vetweefsel (1p); laag insuline/hoog glucagon remt acetyl-coA carboxylase waardoor malonylCoA in de levercel daalt en CPT-1 wordt ontremd (1p)
22
Q

Vier even oude, gezonde proefpersonen doen mee aan een experiment. De lengte en BMI van de vier personen is vergelijkbaar. Personen A en B zijn mannen, C en D zijn vrouwen. Van dit viertal drinken A en C dagelijks 3 tot 4 alcoholische drankjes. B en D daarentegen drinken slechts incidenteel 1 glaasje alcohol. Tijdens het experiment drinken deze personen ieder een alcoholische consumptie met daarin netto 15 g zuivere ethanol. Na 25 minuten wordt het alcoholpromillage in het bloed gemeten.
1. Rangschik, van laag naar hoog, het te verwachtte alcoholpromillage bij deze vier personen (1p).
2. Verklaar je antwoord aan de hand van de drie belangrijkste fysieke eigenschappen die deze volgorde van het te verwachten alcoholpromillage bij de vier personen bepaalt. (3p)

A
  1. A < B < C < D (1p)
    2.
    - Mannen hebben meer alcohol dehydrogenase in de maag dan vrouwen, dus lager alcohol promillage (1p);
    - Vrouwen hebben kleiner watercompartiment dan mannen, dus hoger alcohol promillage (1p);
    - Chronisch alcoholgebruik leidt tot meer CYP450 dan incidenteel alcoholgebruik, dus lager alcohol promillage (1p);
23
Q

Je bent internist. Je ziet op je spreekuur een patiënt met type 2 diabetes. Je besluit onder andere het plasma C-peptide gehalte te laten bepalen bij deze patiënt.
1. Leg uit wat het C-peptide is. (1p)
2. Leg uit wat je te weten kunt komen door het C-peptide gehalte te laten bepalen, en verklaar waarom. (2p)

A
  1. Het C-peptide is een molecuul dat van het proinsuline wordt afgesplitst wanneer insuline gevormd wordt.
  2. Aangezien het C-peptide in tegenstelling tot insuline bijna niet bij de eerste passage door de lever wordt geklaard (1p) is de concentratie van het Cpeptide in het bloed een maat voor de endogene insuline secretie (1p)