Inleiding nefrologie Flashcards

1
Q

Anatomie nieren

A

Rechter ligt wat lager dan links (door lever), erboven liggen de bijnieren. Arterieel bloed uit a. renalis (aftakking aorta abdominalis) en die vertakt in de nier in interlobaire arteriën. Die liggen tussen piramiden en die vertakken in aa. Arcuatae (boogarteriën).
Veneuze afvoer via v. renalis die uitmondt in v. cava inferior.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Opbouw van de nier

A

Bestaat uit schors (cortex) en niermerg (medulla). Schors is buitenste rand en medulla bevat 17-19 piramiden met tubuli welke in de verzamelbuizen eindigen en uitkomen in nierbekken (pyelum).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bestandsdelen nefron

A

Glomerulus, proximale tubulus, Lus van Henle, distale tubulus en urineverzamelbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Arteria renalis

A

20% van Cardiac output gaat naar nieren.
A. renalis splitst in 2 takken. afferente arteriole en efferente (afvoerende bloedvat). Laatste verzorgt bloedvoorziening via vasa recta.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Glomerulus anatomie

A
  • Omgeven door kapsel van Bowman en er vindt filtratie plaats (op basis van grootte en lading). Urinepool voert het glomerulusfiltraat af. Basaalmembraan is negatief geladen, dus positieve en neutrale deeltjes gaan er makkelijker door, negatieve niet.
  • Juxtaglomerulaire apparaat zorgt voor constant houden effectief circulerend volume door renine afgifte regulatie op basis van drukverandering in afferente arteriole. Renine-afgifte wordt ook gereguleerd door sympathisch zenuwstelsel en renale prostaglandines.
  • Macula densa houdt hoeveelheid zout in distale tubulus in de gaten. En zorgt middels vasoconstrictie en dilatatie voor regulatie vochtfiltratie afferent en efferent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hydrostatische druk in glomerulaire capillair

A

Naar buiten gekeerde druk. Wordt bepaald door systemische bloeddruk. Druk constant houden via sfincters in afferente en efferente arteriole.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Colloïd-osmotische druk in kapsel van Bowman

A

Naar buiten gekeerde druk. Kapsel bevat geen eiwitten, dus hoge aantrekkingskracht. De druk is nagenoeg 0.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Naar binnen gekeerde druk

A
  • Hydrostatische druk in ruimte van Bowman. De druk is constant laag door constante filtraatafvoer
  • Colloïd-osmotische druk in glomerulaire capillair. Veranderende druk, hoe dichter bij efferente arteriole hoe hoger de colloïd-osmotische druk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Autoregulatie

A

Er bevindt zowel afferent als efferent een sfincter. Bij hoge bloeddruk wordt druk in glomerulus ook hoger en neemt filtratie toe, dan constrictie van afferente arteriole en dilatatie efferent (verminderde stuwende druk).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Functie ACE-remmer en NSAID

A

ACE-remmer: zorgt voor vasodilatatie efferente arteriole
NSAID: geeft vasoconstrictie afferent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Functie nieren

A
  • Uitscheiden afvalstoffen
  • Productie actief vitamine D
  • Product erythropoietine (EPO, aanmaak rode bloedcellen)
  • Regulatie fosfaat balans
  • Regulatie kalium balans
  • Regulatie zuur-base balans
  • Regulatie Na-balans (bloeddruk en volumebalans)
  • Regulatie H2O balans (osmoregulatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

GFR/glomerulaire filtratiesnelheid

A

Maat voor hoe snel een stof wordt uitgescheiden.
Nieren ontvangen 20% HMV, 1L/min. Bloed bevat iets meer dan de helft plasma en iets minder rode bloedcellen; 600mL plasma/min door nieren. Ongeveer 20% daarvan wordt gefiltreerd, dus 180L per dag. 99% wordt teruggeresorbeerd dus gemiddeld 1,8L per dag plassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Creatinine bepaling

A

Creatinine is afbraak product van creatininefosfaat in spieren.
Excretie creatinine = GFR x plasma creatinine
GFR = excretie creatinine/ plasma creatinine
Excretie creatinine = volume urine x urine creatinine = constant
GFR = C/plasma creatinine -> C is hierbij constant, dus gaat om geschatte GFR.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Oorzaken nier insufficiëntie

A
  • Prerenaal: in bloedaanvoer naar de nier. Door lage systemische bloeddruk of renovasculaire oorzaak
  • Renaal: glomerulair of tubulo-interstitieel
  • Postrenaal: in urine-verzamelsysteem. Door blaasafvloedobstructie of urterobstructie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Problemen door GFR-daling

A

Verstoorde volumebalans, verstoorde K-balans, verstoord zuur-base evenwicht, anemie en botafwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly