chronische dialyse en niertransplantatie/nierfunctie vervangende therapie Flashcards

1
Q

Hemodialyse

A

uitwisseling van stoffen op basis van diffusie. Stofwuitwisseling gaat over een semi-permeabel membraan op basis van concentratiegradiënt. Bij tegenstroomprincipe wordt diffusiecapaciteit vergroot, bloed van patiënt gaat ene kant op, dialysaat de andere kant. Minder geschikt voor het verwijderen van grote moleculen (als eiwitten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hemofiltratie

A

Uitwisseling van stoffen op basis van convectie. Plasmawater (met opgeloste stoffen) uitwisseling gaan over een semi-permeabel membraan op basis van hydrostatische drukgradiënt. Ultrafiltratie is als alleen water wordt uitgewisseld, anders spreek je van convectie.
Bloed gaat vanuit patiënt naar kunstnier, daar wordt bloed onder bepaalde druk gebracht en plasmawater met opgeloste stoffen door membraan in ander deel van kunstnier geperst. Plasmawater verlaat kunstnier, hydrostatische druk in bloedstromende deel blijft hoger, dus blijft filtratie plaatsvinden. Vocht aanvullen met substitutie vloeistof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hemodiafiltratie

A

Uitwisseling van stoffen op basis van diffusie en convectie.
Bloed van patiënt komt in kunstnier. Onder druk vindt convectie plaats en door middel van tegenstroomprincipe diffusie. Dialysaat wordt afgevoerd en vocht wordt aangevuld met pre- of postdilutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Peritoneaaldialyse

A

Peritoneum dient als semipermeabel membraan. Dialysevloeistof wordt via PD-katheter ingebracht in buik en blijft aantal uren zitten. Als verzadigd wordt vloeistof eruit gehaald met uitloopzak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Transport vindt plaats via 3 poriën

A
  • Kleine poriën: veel aanwezig, filteren laagmoleculaire stoffen en zorgen voor zo’n 95% van uitscheiding van opgeloste stoffen
  • Grote poriën: weinig aanwezig, filteren grotere moleculen (als eiwitten)
  • Aquaporines: zijn klein en alleen water kan passeren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

2 vormen peritoneaaldialyse

A
  • Continue ambulante peritoneale dialyse (CAPD): is handmatig, 4 handmatige wisselingen per dag. Glucose zorgt dat vocht kan worden onttrokken, in de nacht wordt dialysaat met icodextrine ingebracht (blijft langer in de buik)
  • Automatische peritoneale dialyse (APD): 4 wisselingen vinden plaats via machine gedurende de nacht. Icodextrine zit overdag in de buik.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nadelen dialyseren

A
  • Patiënt moet 3x per week 4/meer uur aan machine
  • Shunt aanleggen waar operatie voor nodig is
  • Prikken moet bij iedere dialyse
  • Er is nog steeds maar heel matige nierfunctie
  • Veel leefregels (vocht-, zout- en kaliumbeperking)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verschillende soorten donoren

A
  • Postmortale donoren:
    Donor after brain death (hart klopt), zijn hersendood en blijven in leven door beademing
    Donor after cardiac death (non-heart beating (NHB)). Kan overlijden buiten ziekenhuis (NHB-I), overlijden op SEH (NHB-II) en overlijden op IC na staken ondersteuning (NHB-III)
    -Levende donoren: familie, partners, vrienden of altruïstische donoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voorwaarden voor transplantatie

A

Ernstige nierfunctiestoornissen waarbij patiënt (dreigend) afhankelijk is/wordt van hemodialyse of peritoneaaldialyse
Lichamelijke gezondheid, operatie moet veilig zijn
Geestelijke gezondheid moet goed zijn
Kijken naar oorzaak van nierfalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt bij niertransplantatie

A

Eigen nieren blijven zitten, nieuwe nier wordt in fossa iliaca geplaatst. Er komt anastomose van nierarterie op a. iliaca en van niervene op v. iliaca. Extra ureter (van donor) wordt aangesloten op de blaas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Medicatie nodig na transplantatie

A

Immunosuppressiva voor voorkomen van rejectie. Moet levenslang worden gebruikt. Maar geeft kans op infectie en kanker.
Voor andere problemen kan nog meer medicatie worden gegeven: antibiotica bij infecties, reguleren hypertensie, behandelen hypercholesterolemie en osteoporosepreventie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Complicaties na transplantatie

A

Chirurgisch: trombose, Acute rejectie, stenose ureter of infecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vormen van rejectie

A
  • Hyperacuut (humoraal): fout gemaakt in matchen van bloedgroep of HLA-genen. Nier wordt paars tijdens transplantatie. Voorkomen met kruisproef
  • Acuut: T-cellen zijn bron van afstoting. Voorkomen met immunosuppressiva, gebeurt vaak paar dagen na transplantatie
  • Chronisch: presentatie met proteïnurie, hypertensie en geleidelijke daling GFR. Geen goede behandeling voor.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe worden lange termijncomplicaties van transplantaat veroorzaakt

A

Door medicatie om afstoting tegen te gaan. Immuunsuppressiva, infecties kunnen dan makkelijker ontstaan. Ook grote kans op maligniteit en kan zorgen voor cardiovasculaire risico’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hemodialyse en peritoneaaldialyse

A

Hemodialyse: gebeurt in het ziekenhuis, 2-3x per week en duurt 3-4 uur. Ook speciaal dieet volgen en vochtbeperking. Shunt moet worden aangelegd (meestal in pols of elleboog). Bloeddruk stijgt tussen dialyses, want extra vocht wordt ingenomen wat niet kan worden uitgescheiden, tijdens en erna daalt dit sterk.
Peritoneaaldialyse: kan thuis, katheter wordt aangelegd in de buik. Dan zak met spoelvloeistof bevestigen en lege zak voor opvangen. Kan ook in de nacht. Bloedvolume blijft veel regelmatiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verwijdering afvalstoffen bij hemodialyse

A

Bloed en spoelvocht komen in dialyseapparaat. Stromen langs elkaar met een semipermeabel membraan ertussen. Hierdoor vindt diffusie plaats van afvalstoffen en zuren.

17
Q

Verwijdering afvalstoffen bij peritoneaaldialyse

A

Vocht in de buikholte wordt gespoeld, waar water, zouten, zuren en afvalstoffen naartoe diffunderen met peritoneum als semipermeabel membraan ertussen. Glucose zit in spoelvloeistof voor aanzuigende werking. Ook speciaal dieet en vochtbeperking.

18
Q

Diagnostische criteria voor peritonitis

A
  • Buikklachten met troebele uitloopzak
  • Leukocyten in dialysaat
  • Micro-organismen in dialysaat
19
Q

Kenmerken rechtszijdig hartfalen

A
  • Verhoogde centraal veneuze druk
  • Laagstaande longgrenzen (COPD) en/of overvulling op thoraxfoto
  • Verhoogde arteriële pCO2.
  • Kan ontstaan door longaandoeningen als longemfyseem.
20
Q

Kenmerken linkszijdig hartfalen

A
  • Normale plasma albumine
  • Hypotensie
  • Crepitaties over basale longvelden
  • Vergroot cor op X-thorax
  • Hart is sterk vergroot, dus waarschijnlijk linkerventrikelhypertrofie doordat afterload te hoog was, gebeurt bij hypertensie. Ook longstuwing (crepitaties hoorbaar).
21
Q

Kenmerken nefrotisch syndroom

A

Forse proteïnurie en hypercholesterolemie.

22
Q

Oedeem en hypercholesterolemie bij nefrotisch syndroom

A

Oedeem kan ontstaan doordat eiwitten via urine naar buiten lekken. Colloïd-osmotische druk in bloedvaten zal dan dalen. Vocht blijft achter in interstitium-> oedeem
Hypercholesterolemie kan komen doordat lever oncotische druk op peil wilt houden door meer eiwitten te maken (want deel gaat verloren via urine).