H2 Flashcards

1
Q

Hoofdvraag karl marx

A

Hoe is sociale ongelijkheid mogelijk?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sociale ongelijkheid

A

de sociale veranderingen door economische conflicten die ongelijkheden produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Karl marx

A

Grondlegger sociologie en op basis van zijn werk is het conflictparadigma ontstaan. Het gaat hier weer over de overgang van de boerensamenleving naar de complexe, industriële samenleving. Marx was vooral geïnteresseerd in ruzies/conflicten bij schaarse goederen.

Marx hoopte uiteindelijk op het ontstaan van een communistische samenleving. Bij de overgang van kapitalisme naar communisme zag hij een staat socialistisch regime. Dit houdt in dat er veel taken worden herverdeeld onder de bevolking zodat er gelijkheid ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kapitalisme - socialisme/communisme

A

Leeg - alle leden in de samenleving zijn gelijk

Privé bezit - publiek bezit

Winst - collectieve doelen

Marktwerking - planeconomie

Economisch productief - ‘’ minder ‘’

Economische ongelijkheid (je ziet de meest arme en meest rijke) - meer economische gelijkheid

Leeg - voor iedereen even slecht (niemand wordt er echt rijk van)

Vb: VS - china

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Das kapital

A

Hoofdwerk karl marx

Hij vroeg zich af hoe Europa zo rijk is maar er tegelijkertijd zoveel armoede is. Hij ziet het kapitalistische systeem als de oorzaak hiervan. Volgens Marx is de wereld zoals wij die nu kennen niet een door god gegeven situatie. De wereld zoals wij die nu kennen, met
rechtssystemen, onderwijs, etc, dat is een historisch gegroeide setting.
Zijn centrale idee is dat je relaties dus ook kan veranderen. Je bent nu
een werknemer van een baas en dit is niet omdat god dit wilde, maar
omdat er in de geschiedenis keuzes zijn gemaakt. Als je begrijpt dat dit
menselijke keuzes zijn, dan kan je er ook vanuit gaan dat als je de wereld
anders wil indelen dat dit ook mogelijk is. Het kapitalistische manier van
het organiseren van de wereld is niet de enige manier. Er zijn meerdere manieren om dingen met elkaar uit te wisselen. Het is dus niet een gegeven waarin je vastzit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Marx gaat verder dan interpretatie

A

Verder zegt Marx dat je door de kennis die je krijgt, je de wereld kan veranderen. Je moet hier dus niet enkel over filosoferen, maar de situatie actief proberen te veranderen. Dit soort activisme zie je niet meer op de hedendaagse universiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Communistisch manifest

A

waarin hij de arbeiders uit probeerde te leggen hoe je ziet dat de arbeiders worden uitgebuit en dat ze hiervoor op moeten komen. Zij hebben verder niks te verliezen. De eigenaren van de fabrieken hebben wel wat te verliezen. Zij hebben namelijk bezit en dit maakt het minder aantrekkelijk om je te verzetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Historisch materialisme

A

Er zijn in de gehele geschiedenis mensen die bijna alles bezitten en mensen die bijna niks bezitten. Deze tegenstellingen leiden tot een conflict en dan ontstaat er iets nieuws. Dit is het historisch materialisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Klassiek historisch materialisme

A

klassiek historisch materialisme vond plaats vanaf de industriële samenleving. Zodra de industriële samenleving optrad konden mensen vervangen worden door machines en gingen mensen steeds meer eigen gewin nastreven. Dit betekent dat in kapitalistische samenlevingen met kapitalisten en arbeiders, de arbeiderslonen dalen en de winsten van kapitalisten stijgen, doordat kapitalisten dreigen met vervanging van arbeidskracht door machines. Dit heet ook wel de conflictsociologie. Tegen deze dwang ontstaat gewelddadig verzet, en als arbeiders bewust worden van de dwang en aaneensluiten, winnen ze de strijd en wordt privé bezit van productiemiddelen afgeschaft. Als productiemiddelen gemeenschappelijk bezit zijn, ontvangen mensen consumptiegoederen naar behoefte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Centralisatie hypothese

A

Als je collega meer winst maakt dan jij, dan moet je je arbeiders minder betalen want dan maak jij weer meer winst. Dit principe is de centralisatiehypothese: In kapitalistische samenlevingen, raakt de groeiende hoeveelheid kapitaal geconcentreerd bij steeds minder kapitaalbezitters, omdat grote eigenaren de kleine eigenaren door prijsafbraak uit de markt drijven. De groep mensen die veel bezit wordt dus steeds kleiner en de groep mensen die arbeid verricht wordt steeds groter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wet van accumulatie/kapitalisme hypothese

A

Het idee van het kapitalisme is dat je de winst gebruikt om in je bedrijf te investeren, maar Marx vindt dat dit geld moet gaan naar degene die waarde heeft toegevoegd aan dit product. Volgens hem is menselijke arbeid de enige waarde en moeten zij dus meer betaald krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Socialistische revolutie hypothese

A

Als die ongelijkheid maar groter wordt, omdat kapitalisten alsmaar meer willen verdienen en hun personeel steeds meer onder dwang zullen zetten, dan leidt het uiteindelijk tot verzet en als mensen zich verzetten dan zullen ze het systeem omgooien waarmee het systeem verdwijnt. Het kapitalisme zorgt voor ongelijkheid door dwang, maar door teveel dwang komen mensen in opstand en graaft het kapitalisme zijn eigen graf. Dit is de socialistische revolutie hypothese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verburgerlijkingsthese

A

Dit is echter heel utopisch en is nooit gebeurd. De verschillen namen toe, maar de lonen van de arbeiders stegen wel. Dit leidde tot de verburgelijkingsthese waarbij de middenklasse opkwam. Marx voorzag niet dat de middenklasse ging ontstaan. Er kwam meer scholing en arbeiders gingen zich verenigen. Veel mensen waren dus beter geschoold en ze kregen langzaam wat eigen bezit. Ze hadden vanaf toen ook zelf iets te verliezen en kwamen dus minder snel in opstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Iets anders dat marx niet had voorzien

A

is dat in theorie het socialisme tot meer gelijkheid leidt, maar mensen zich toch van anderen willen onderscheiden en er op die manier meer ongelijkheid ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kale kern historisch materialisme

A

Welke productiewijze een samenleving ook kent, elke ongelijkheid in die samenleving berust op een of andere vorm van dwang, deze dwang leidt tot een bepaalde vorm van strijd en soms resulteert deze strijd in de afschaffing van oude dwangmiddelen en het verdwijnen van oude ongelijkheden en onder bepaalde omstandigheden tot de komst van gelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vervreemding van werk

A

Het werk is productiewerk geworden en hierdoor weet men niet meer wat hij aan het maken is. . Als je kijkt naar hoe fabrieken zijn georganiseerd dan zie je in een fabriek dat mensen niet precies meer weten wat ze doen. Je weet niet wat je maakt en ze vervreemden van zichzelf en wie ze zouden kunnen worden. Mensen worden dus beroofd van hun menselijk potentieel. Ze kunnen namelijk niet meer creatief zijn of met elkaar praten door de harde geluiden in de fabriek

17
Q

Vervreemding van producten

A

We vervreemden ook van de producten die we kopen. Je gaat bijvoorbeeld naar de Primark om een broek te kopen. Wat je dan vergeet is dat het maar 3 euro kost omdat er ergens op de wereld iemand voor is uitgebuit. Je ziet dan dus niet meer waar iets vandaan komt. Dit noemde Marx het ‘commodity fetishism’.
In zowel de productie- als de consumptiesferen leidt het kapitalisme tot vervreemding

18
Q

Vervreemding heeft te maken met reificatie

A

Dit is verdingelijking. Je kent dingen een objectief bestaan toe terwijl dat niet bestaat. Denk hierbij aan marktwerking. “Laat de markt zijn/haar werk doen.” Marx
zou zeggen dat je de term markt reinficatieert, want dit is gewoon hoe wij het hebben afgesproken dus je kan de markt veranderen.

19
Q

Volgens rald dahrendorff bestaat het kapitalisme nogsteeds;

A

nog steeds bestaat:
1. De meest grote ondernemingen zijn in handen van miljoenen aandeelhouders in plaats van één persoon.
2. De banen geven tegenwoordig meer prestige en hebben kortere werkwerken en -tijden. Dit zorgt voor meer tevredenheid bij de werknemers.
3. Er zijn meer werknemersorganisaties.
4. De wetten hebben werkplekken veiliger gemaakt en gezorgd voor meer financiële zekerheid

20
Q

Klasse an sich

A

De klasse an sich zijn de mensen zoals “waarom zou ik gaan stemmen, want ze luisteren er toch niet naar.”, maar er gebeurt sowieso niks als je niets doet. Dit is de toestandsklasse waarin de arbeiders de status quo niet ter discussie stellen en dus accepteren hoe de situatie nu is.

21
Q

Klasse fur sich

A

De klasse für sich komt erachter dat jij en de andere mensen achter de band worden uitgebuit. De arbeiders worden zich bewust van hun positie en komen erachter dat ze dit kunnen veranderen. Dit is dus een mentaliteitsklasse.

22
Q

Religie is een opium van het volk

A

Religie kan jouw wereldbeeld dus zodanig aanpassen dat je accepteert dat het nou eenmaal zo is. Je krijgt dan niet mee dat je de wereld kan veranderen. In de jaren 30/40 hebben mensen religie vervangen door massamedia. Netflix kijken is ook een soort van opium, want je sust jezelf op deze manier in slaap in plaats van dat je aan het denken wordt gezegd.

23
Q

Mensen met veel middelen bepalen hoe het gaat in een staat

A

Als je niet bent geschoold dan wordt het lastig om je bepaalde dingen eigen te maken. Als je al 16 uur werkt per dag heb je ook niet de tijd om dit te doen. Er zijn dus allemaal redenen waarom het proletariaat niet tot het klassenbewustzijn komt.

24
Q

Klassenbewustzijn

A

het besef dat arbeiders behoren tot een eigen sociale klasse omdat zij gemeenschappelijke belangen hebben op grond van hun gedeelde economische positie. Er komen wel steeds meer mensen op een kleinere ruimte waardoor er wel steeds meer bewustzijn komt. Deze mensen raken namelijk met elkaar aan de praat en hierdoor kan er bewustzijn optreden.

25
Q

Politicologie volgens marx

A

In hoeverre ben je in staat om de staat te beïnvloeden? Volgens Marx heeft degene die de staat controleert macht. De staat zorgt namelijk voor het recht op privé bezit. Verder is er volgens Marx een strijd over de controle van de staat waarin de klasse met de meeste middelen wint.

26
Q

Economie volgens marx

A

De waarde van een product wordt bepaald door de waarde die erin gestoken wordt. De enige waarde is dat je mensen arbeid laat verrichten. Dus de waarde van een product wordt enkel bepaald door de arbeid die nodig is om het te maken. Helaas is er een steeds grotere groep van mensen die worden uitgebuit wordt. Deze uitbuiting vindt plaats om winst te behalen en heet de wet van dalende winst.

27
Q

Wet van dalende winst

A

Onder de kapitalisten is er namelijk veel concurrentie. Als je de prijzen dan laat dalen, dan kan je de andere kapitalist de markt uit concurreren. Om deze lagere prijzen mogelijk te maken zal je arbeidskrachten moeten vervangen door machines. Door tegen de arbeiders te dreigen dat als ze voor het lagere loon niet gaan werken, dat ze dan ontslagen worden, is het mogelijk om mensen uit te buiten.

28
Q

Absolute armoede

A

Dit houdt in dat je geen inkomen hebt om van te leven. Je hebt absoluut
niks en dit is levensbedreigend. Een voorbeeld hiervan is geen geld hebben om eten van de
kopen.

29
Q

Relatieve armoede

A

Dit is de vraag of jij kan doen wat de andere mensen van jouw groep
(peers) ook kunnen doen. Dit is dus de achterstelling van mensen ten opzichte van mensen die meer hebben. Een voorbeeld hiervan is als je geen smartphone hebt. Het niet hebben van een smartphone is niet levensbedreigend, maar je bent wel achtergesteld ten opzichte van de andere Nederlanders.

30
Q

Ongelijkheid in de vorm van scheefheid

A

betreft absolute en relatieve afwijkingen zoals die van armoede

31
Q

Ongelijkheid in de vorm van openheid

A

betreft ongelijkheid in mobiliteit en sociale afstand. Mobiliteit is de mate waarin de maatschappij open is. Dit is de vraag of je het beter kan krijgen in deze samenleving en of je het beter kan krijgen dan je ouders.

32
Q

Sociale afstand

A

de mate van contact die mensen zouden willen hebben met leden van een bepaalde categorie. Hierbij kan je denken aan de mate waarin een Nederlands stel contact wil hebben met hun Marokkaanse buren.