Hc 9 Flashcards

1
Q

Onttovering

A

Weber legde de nadruk op de toenemende rationalisering van de wereld. In zekere zin leidt dit tot een onttovering van de wereld. Vroeger schreef je dingen toe aan het lot of God, maar tegenwoordig verklaren we alles rationeel. Onttovering is dus een deel van de mystiek van de werkelijkheid afhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Weber en 4 vormen van sociaal handelen

A

Doelrationeel handelen
Waarderationeel handelen
Affectief handelen
Traditioneel handelen

Weber focust zich op het doel- en waarderationeel handelen. Het gaat er bij hem om dat doelrationeel handelen (kosten-baten denken) steeds belangrijker is geworden ten opzichte van waarderationeel handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Doelrationeel handelen

A

Dit is zo effectief mogelijk je doel willen behalen. Deze vorm is
vooral dominant in de economie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarderationeel handelen

A

Deze vorm van handelen begrenst het doelrationeel handelen.
Waarden en normen begrenzen namelijk de rationaliteit. Vanuit doelrationele overwegingen is het wellicht rationeel om in een bepaald land te vestigen als bedrijf, maar vanwege het feit dat we kinderarbeid niet tolereren doen we dat niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Affectief handelen

A

Dit is handelen op basis van affecties en liefde. Dit is de manier waarop we omgaan met kinderen en geliefden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Traditioneel handelen

A

Dit is handelen ‘zoals het hoort’. We gaan in de kerk trouwen omdat het hoort en we werken in dit bedrijf volgens aloude principes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Rationaliteit

A

Rationaliteit is “..Het ordenen en systematiseren van de werkelijkheid met de bedoeling haar voorspelbaar en beheersbaar te maken.”. We willen de wereld controleren. Beheersbaarheid en voorspelbaarheid proberen mensen te bewerkstelligen. De rol van religie is ook onttoverd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 niveaus van rarionalisering

A
  • wereldbeschouwing
  • collectief handelen
  • individueel handelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wereldbeschouwing

A

De onttovering van de wereld, want we zien de Bijbel niet meer als de
waarheid, maar we willen zelf empirisch onderzoek doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Collectief handelen

A

Allerlei bedrijven proberen zo concreet mogelijk, met zo min mogelijk
middelen, zo veel mogelijk doelen te behalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Individueel handelen

A

Je wil allemaal zo efficiënt mogelijk je doelen te bereiken. Dit is dus de
rationalisering op het persoonlijke vlak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Revolutie en terrorisme

A

Onthoud dat een revolutie iets anders is dan terrorisme. Bij een revolutie wordt het politieke systeem omvergeworpen en vervangen door een nieuw systeem. Het gaat hierbij dus om een hervorming. Bij terrorisme gaat het om het gebruiken van geweld als politieke strategie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Historisch gezien zijn er 3 fasen

A
  1. Overgang traditionele/feodale samenleving naar industriële samenleving.
  2. Industriële (moderne) samenleving
  3. Overgang naar postindustriële / postmoderne samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Overgang traditionele/feodale samenleving naar industriële samenleving.
A

a. De industriële revolutie: Er werden nieuwe energiebronnen gebruikt. De arbeid werd in
deze periode gecentraliseerd in de fabrieken en de arbeider trokken naar deze fabrieken.
Er ontstond een massaproductie.
b. De politieke revolutie: mensen krijgen stemrecht.
c. De wetenschappelijke revolutie (de verlichting): vanaf natuur wetenschappelijk oogpunt,
maar daarna sociaal wetenschappelijk oogpunt om verklaringen te zoeken voor verschijnselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gevolgen overgang traditionele/feodale samenleving naar industriële samenleving

A

 Urbanisatie: Veel mensen trekken naar de stad om te werken.
 Vanaf deze evolutie gingen mensen massaal op een andere plek werken dan waar ze
woonden.
 Rationalisering van de organisatie: Steeds meer mensen gaan met elkaar samenwerken
en je moet manieren vinden om met zoveel onbekenden gezamenlijk iets te produceren. Er moet dus sprake zijn van de rationalisering van de organisatie (een rationele manier om dit te organiseren). Volgens Weber is de bureaucratie de meest effectieve manier om dit te organiseren.
 Nieuwe klassenstructuur: De arbeidersklasse wordt steeds armer en de elite worden steeds rijker.
 Fabrieksarbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Industriële samenleving
A

Tijdens de industriële revolutie was er sprake van:
a. Nieuwe energiebronnen: Doordat de stoommachine werd uitgevonden hoefden de
energie niet enkel van mens en dier meer te komen.
b. Centralisatie: Het wegtrekken van thuisarbeid en dus het centraliseren van arbeid in
fabrieken, want hier stonden de machines. Er ontstond dus een scheiding tussen
werken en wonen.
c. Massaproductie en fabricage: Er werden niet enkel meer grondstoffen verzameld,
maar deze werden ook verwerkt tot verschillende producten.
d. Specialisatie: Iedereen leverde een kleine bijdrage aan het product.
e. Loonarbeid: Er werd niet meer zelfstandig gewerkt, maar mensen werkten in
loondienst.
De opkomst van het georganiseerd kapitalisme:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De opkomst van het georganiseerd kapitalisme:

A

Door de industriële revolutie ontstaat er een geavanceerde industriële samenleving. Deze samenleving heeft het georganiseerd kapitalisme. Dit bevat processen van collectivisering, centralisatie en vermaatschappelijking. Bij het georganiseerd kapitalisme ontstaat er een verzorgingsstaat, waarin de overheid de burgers helpt die niet meer zelfvoorzienend zijn. Er ontstaat een verzorgingsstaat. Volgens het georganiseerd kapitalisme is de markt niet de beste manier om de wereld vorm te geven. Voorheen was er sprake van liberaal kapitalisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Liberaal kapitalisme

A

is een stroming waarbij de overheid zich niet bemoeit met wat er op de werkvloer gebeurden. Dit leidde ertoe dat je allerlei uitwassen kreeg en dit leidde ertoe dat de arbeiders zich gingen verenigen in vakbonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Keynesianisme

A

In tijden van crisis kan een overheid best even investeren om de economie draaiende te houden volgens het Keynesianisme. De overheid heeft namelijk rationele manieren om na te denken hoe je intervenieert in de sociale werkelijkheid. Intussen weten we dat deze interventies van de overheid leiden tot meer ongelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Taylorisme

A

In het begin van de 20e eeuw zie je vormen van interne bedrijfsvoering ontstaan die meer letten op de kwaliteit van de arbeid (Taylorisme). Je had ook werkgevers die een zekere mate van sociale verantwoordelijkheid voelden voor hun arbeiders. Zo betaalden ze bij Ford de arbeiders wat meer, zodat ze minder snel weggaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Overgang postindustrieel naar postmoderne samenleving

A

In de postmoderne samenleving gaan we naar een kenniseconomie. Waarbij we in de industriële samenleving aan goederenproductie deden, zo maken we in de postmoderne samenleving niks concreets. De postmoderne samenleving is een samenleving waarin we kennis aangaan of in de service industrie zitten, maar waarbij je dus niks concreets maakt.

 Van concrete producten naar ideeën gaan.
 Van mechanische vaardigheden naar communicatieve vaardigheden gaan: Eerst was
het belangrijk dat mensen goed met machines om konden gaan, maar nu werden de communicatieve vaardigheden, zoals praten, schrijven en computervaardigheden, belangrijker.
 Van fabrieken naar waar dan ook gaan. Dit werk is dus tijd en plaats onafhankelijk. Dit komt doordat mensen ook thuis kunnen werken door laptops en internet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Postmoderne samenleving

A

De postmoderne samenleving is een samenleving waarin we kennis aangaan of in de service industrie zitten, maar waarbij je dus niks concreets maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Burn-out

A

In de postmoderne samenleving gingen we opeens van goederenproductie naar dienstenverlening en sindsdien ontstaat het fenomeen burn-out. Een fenomeen als burn- out, is een aandoening de ontstaan is na het bestuderen van het werk van servicemedewerkers. Dit zijn dus mensen die met mensen werken. Werken met mensen is iets anders dan werken met producten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

In de postmoderne samenleving;

A

 Zijn de Fordistische industriebanen (in een fabriek werken) zijn minder belangrijk.
 Is er een afname van gezinsstabiliteit, want er zijn veel meer nieuwe relatietypes
ontstaan. Hierdoor is de traditionele opvatting dus minder geworden.
 Is er een toename van de arbeidsparticipatie van vrouwen. In de lagere economische
klassen werkten vrouwen wel al eerder, omdat het nodig was om rond te komen.
 Vervaagt de grens tussen werk en privé en de hoeveelheid werk blijft alleen maar
toenemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Rationaliseringstrend

A

In alle domeinen die Weber beschrijft laat hij zien dat er een rationaliseringstrend is. In religie leidt de rationalisering tot de verwereldlijking van de kerk. Zo hebben kerken tegenwoordig ook weleens een livestream.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Economie in 3 sectoren

A

Primaire sector; Dit is het deel van de economie dat draait om landbouw, veeteelt,
visserij, mijnbouw, etc

Secundaire sector; In deze economie worden de grondstoffen van de primaire sector
verwerkt tot producten. Deze sector werd vooral groot tijdens de industrialisering. Denk
hierbij aan het bewerken van metaal.

Tertiaire sector; In deze economie worden voornamelijk diensten verleend. Voorbeelden
hiervan zijn de horeca, administratie, reclame, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Verschillende economische stelsels;

A
  1. Kapitalisme
  2. Socialisme
  3. Verzorgingsstaat
  4. Staatskapitalisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Kapitalisme

A

De particulieren bezitten de rijkdommen en middelen die je nodig hebt om
goederen en diensten te kunnen produceren. Een kapitalistische economie heeft de volgende kenmerken:
a. Privébezit: Er is veel particulier bezit.
b. Persoonlijk winststreven: Er is een streven naar winst en welvaart.
C. Concurrentie en consumentgedrag: Er is sprake van het vrijemarkt principe. De overheid bemoeit zich hier dus niet met de markt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Socialisme

A

De middelen en rijkdommen die nodig zijn om goederen en diensten te kunnen produceren zijn in collectief bezit. Een socialistische economie heeft de volgende kenmerken:
a. Collectief bezit: Er is veel collectief bezit.
b. Nastreven van collectieve doelen: Individuen behoren zich in te zetten voor het
collectieve doel in plaats van hun individuele winst.
c. Overheidscontrole van de economie: Er zijn wel ingrepen van de overheid op de
markt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Verzorgingsstaat

A

Er is een marktgerichte economie, maar er zijn wel uitgebreide sociale welzijnsprogramma’s. Dit stelsel heeft als doel om mensonwaardige situaties te voorkomen. Er zijn drie typen verzorgingsstaten:
a. Sociaaldemocratisch regime: De staat zorgt voor een ruim vangnet en de burgers zijn amper afhankelijk van de markt.
b. Corporatistisch regime: Het opvangen van sociale risico’s is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de familie.
c. Liberale regime: Op de markt komen vraag en aanbod elkaar tegen en volgens dit regime zullen daar dan ook de sociale risico’s moeten worden ingedamd. Er is dus een minimaal vangnet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Staatskapitalisme

A

Er is sprake van veel particulier bezit, maar deze particuliere bedrijven werken wel samen met de overheid. Deze vorm van kapitalisme zie je in Japan en Zuid-Korea.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Je kan de politieke systemen over de wereld verdelen in 4 categorieën

A

Monarchie
Democratie
Autoritarisme
Totalitarisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Monarchie

A

Er is één familie aan de macht en deze macht wordt doorgegeven binnen deze familie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Democratie

A

: De macht van dit politieke systeem ligt bij het volk. Dit kan door middel van stemmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Autoritisme

A

De bevolking mag niet deelnemen aan de regering. Verder denkt deze regering ook niet aan de behoeften van het volk.

36
Q

Totalitarisme

A

Dit systeem beïnvloedt het dagelijks leven van de burgers. Denk hierbij aan een land als Noord-Korea. De regering heeft hier alle macht.

37
Q

3 verschillende machtsmodellen

A
  • pluralistische model
  • machtselite model
  • marxistische politiek-economische model
38
Q

Pluralistisch model

A

: Dit model is verbonden met het structureel functionalisme en gaat ervanuit dat de macht in de samenleving verdeeld is. Dit is functioneel, omdat het noodzakelijk is voor het voortbestaan van de samenleving.

39
Q

Machtselite model

A

Dit model is verbonden met de conflictsociologie en gaat ervanuit dat de macht bij de rijke elite ligt.

40
Q

Marxistische politiek economisch model

A

In dit model wordt de politiek verklaard door hoe het economisch stelsel functioneert in de samenleving.

41
Q

Bureaucratie

A

Weber probeerden de werkelijkheid te begrijpen door ideaaltypen te produceren. Een ideaaltype is bedoeld om een de werkelijkheid beter te begrijpen. Volgens Weber is de bureaucratie ook een ideaaltype. Het is namelijk een uitvergroting van de werkelijkheid en geen gewenste situatie. Er zijn een aantal kenmerken aan een bureaucratie

42
Q

Kenmerken bureaucratie

A

Specialisatie
Hiërarchische organisatie
Regels en regelementen
Technische componenten
Onpersoonlijkheid
Formele, schriftelijke info

43
Q

Specialisatie

A

Je geeft mensen specifieke taken, want je kan met elkaar meer bereiken. Individuen krijgen dus zeer gespecialiseerde deelopdrachten.

44
Q

Hiërarchische organisatie

A

Een bureaucratie is hiërarchisch georganiseerd, want taken worden via een leidinggevende doorgegeven. Elke werknemer staat dus onder leiding van hoger geplaatsten en houdt zelf toezicht op lager geplaatsten. Dit is een verticale organisatie.

45
Q

Regels en regelementen

A

Een bureaucratie gaat via regels en regelementen. Er wordt nauwkeurig opgeschreven wat en hoe je het moet doen. Het functioneren van een bureaucratie wordt dus door rationeel bepaalde regels en reglementen gestuurd. Onder ideale omstandigheden kan een bureaucratie volledig voorspelbaar opereren. Deze regels zijn makkelijk

46
Q

Technische competentie

A

Je zal vaardigheden moeten hebben, zoals technische competentie, die je nodig hebt om je taken uit te kunnen voeren. Dit zijn specifieke opleidingseisen.

47
Q

Onpersoonlijkheid

A

Een bureaucratie is onpersoonlijk. Als je bij een bedrijf weggaat, dan zal iemand jou komen vervangen en dat is dus onpersoonlijk. Het bedrijf blijft bestaan als jij weggaat. Een voordeel is dat er wel minder vriendjespolitiek is.

48
Q

Formele, schriftelijke info

A

Er is een archief waarin staat wat er nog moet gebeuren en wat er al gedaan is. Het functioneren van een bureaucratie is dus niet afhankelijk van directe contacten tussen mensen maar van formele memo’s en verslagen die in enorme archieven bewaard worden.

49
Q

Waarom zou je gebruik maken van bureaucratie

A

 Een bureaucratie past in rationaliseringstrend.
 Een bureaucratie leidt tot effectiviteit. Je kan taken namelijk op een efficiënte manier
verdelen.
 In een bureaucratie is er eerlijke en gelijke behandeling.
 Een bureaucratie is een implicatie van de democratie
 In de bureaucratie kan je de continuïteit in een organisatie bevorderen (met name relevant
in organisaties die gestart zijn onder charismatisch leiderschap). Een bureaucratie is dus zo ingericht dat iedereen de functie kan overnemen als je de specialiteiten hebt.

50
Q

Taylors scientific management

A

Taylor’s ‘scientific management’.
 Hij maakte een onderscheid tussen mensen die werken (arbeiders) en mensen die controleren (managers). De kennis is gemonopoliseerd bij het management en er is een arbeidsdeling en taaksplitsing op basis van deze kennis. Dit leidt tot een personele scheiding tussen uitvoerende taken enerzijds en controlerende en regulerende taken anderzijds.
 Er is dus een functionele opsplitsing van controlerende en regulerende taken en personele verdeling daarvan over afzonderlijke managementspecialisten. Deze systematische opsplitsing van uitvoerende arbeidstaken vindt vaak plaats in homogene, vaak kort-cyclische herhaalarbeid. Dit is dus bijvoorbeeld het werk aan de lopende band.

51
Q

Problemen van bureaucratie

A

-bureaucratische vervreemding
- bureaucratische inefficiëntie
- bureaucratische inertie
- bureaucratisch ritualisme
- Michel’s ‘ijzeren wet van de oligarchie

52
Q

Bureaucratische vervreemding

A

De mensen worden gereduceerd tot radertjes in de machine. Als klant ben je dus geen persoon, maar een nummer. Dit is de meest eerlijke manier, maar niet de meest fijne manier. Je kan hierbij denken aan het voorbeeld van de paarse krokodil uit het college.

53
Q

Bureaucratische inefficiëntie

A

Je kan ook in doorschieten in het idee van de bureaucratie. Hierbij kan je denken aan het voorbeeld van de FEMA. De FEMA kwam in 2005 mensen helpen na de orkaan Katrina. Gezien de regels van de organisatie moesten de hulpverleners eerste folders uitdelen aan de bewoners over gelijkheid en daarna konden ze pas mensen helpen. Dit is dus niet heel erg flexibel.

54
Q

Bureaucratische inertie

A

Bureaucratische organisaties hebben de neiging om zichzelf in leven te houden. Deze organisaties namelijk in het leven geroepen om iets te bereiken. In theorie kan je de organisatie opheffen als die doel bereikt is. Dit gebeurt in praktijk niet en dan houdt de organisatie aan iets vast als het doel al bereikt is.

55
Q

Bureaucratisch ritualisme

A

Mensen in een bureaucratie denken niet meer aan waar deze organisatie over gaat, maar het gaat enkel over hoe de organisatie werkt. Een bureaucratische organisatie richt zich dus zodanig op de regels en regelementen, dat zij de toekomst vn het werk niet meer ziet.

56
Q

Michels ‘ijzeren wet van oligarchie’

A

De oligarchie is het idee dat velen worden geregeerd door enkelen. Michel’s stelden hierover de ijzeren wet van de oligarchie op. Dit hield in dat in een bureaucratie een paar mensen aan de top van de piramide worden gezet. Deze mensen hebben de leiding over alles en iedereen. Volgens Michels gaat een dergelijke hiërarchie ten koste van de democratie omdat functionarissen hun toegang tot informatie, middelen en de media vaak gebruiken om hun eigenbelang na te streven. Dus door de informatie voorstand die deze mensen bovenaan de piramide hebben, kunnen ze dit voor hun eigen gewin gaan gebruiken.

57
Q

Is bureaucratie toch niet zo erg?

A

In toenemende mate raakt gezag onvermijdelijk gecentraliseerd, en kennis gedecentraliseerd (lijn-staf werkt niet). In werkelijkheid is ook de gehoorzaamheid aan principes minder dwingend dan gehoorzaamheid aan een persoon. Zo kan een politieagent in de bureaucratie bepalen of hij/zij jou wel of geen boete geeft en hierin is enige speelruimte. Functionarissen hebben dus speelruimte binnen het algemene beleid.

58
Q

McDonaldisering van de wereld

A

Amerika heeft een grote invloed op hoe onze wereld eruit ziet en zo ook de McDonalds. De manier waarop het restaurant is vormgegeven, is de manier waarop we in de wereld ook dingen vormgeven. De McDonaldisering is ’het proces waarbij de principes van het fast-food restaurant steeds meer sectoren van de Amerikaanse samenleving gaan domineren, evenals de rest van de wereld’.

59
Q

De McDonaldisering heeft een relatie tot de sociale theorie. Ritzer gebruikte twee klassieke sociologen om dit uit te leggen:

A

Max weber
Karl marx

60
Q

Max weber mcdonaldisering

A

De modernisering van de rationaliseringthese.
Er zijn twee soorten van rationeel handelen volgens Weber, namelijk waarde-rationeel en doel-rationeel handelen. De nadruk op het doel-rationeel handelen leidt tot de ijzeren kooi van rationaliteit. Dit zorgt voor zingevingsproblematiek en vervreemding.
Van Weber gebruikt Ritzer de ijzeren kooi met als effect dat je een efficiënte samenleving hebt, maar last krijgt van zingevingspolitiek

61
Q

Karl marx mcdonaldisering

A

Volgens Karl Marx maken mensen de geschiedenis. Hij verwachtte dat er een klassenstrijd zou ontstaan tussen de arbeiders en kapitalisten, nadat er sprake is van klassenbewustzijn. Van Karl Marx gebruikt Ritzer het idee dat mensen hun eigen potentieel hebben en als ze zien hoe de wereld in elkaar zit kunnen ze dit veranderen.

62
Q

Uitgangspunt ritzer

A

Het uitgangspunt van Ritzer’s cultuurkritiek is dat mensen de werkelijkheid kunnen veranderen.

63
Q

5 aspecten mcdonaldisering

A
  • efficientie
  • kwantificeerbaarheid
  • voorspelbaarheid
  • controle
  • irrationaliteit van rationaliteit
64
Q

Efficiëntie

A

Mensen willen zo efficiënt mogelijk hun doelen behalen. Voorbeelden hiervan zijn malls, want dan kan je gemakkelijk in één keer naar alle winkels. De McDonalds heeft natuurlijk als doel om zoveel mogelijk winst te maken en dit kan door zoveel mogelijk mensen te laten komen. De McDonalds heeft meubilair dat zo gemaakt dat het na 20 minuten minder lekker zit, zodat je weggaat en er nieuwe mensen komen. Verder worden de klanten ook zelf aan het werk gezet bij de McDonalds.

65
Q

Kwantificeerbaarheid

A

Hoe meer patiënten, studenten, klanten, etc. , hoe meer geld. Zo kan je statistieken gebruiken om het beste team samen te stellen in de sport en zo veel mogelijk geld binnen te harken. Of denk aan de politiek: Hoe simpeler je het houdt, hoe beter je boodschap naar buiten komt. Dit is het geval bij de boodschap van Wilders. De voorloper hiervan is het scientific management van Taylor.

66
Q

Voorspelbaarheid

A

Als bedrijf moet je een voorspelbare omgevingen creëren om verassingen te voorkomen. Mensen willen hun risico’s minimaliseren. Dit doet de McDonalds door hun ‘golden arches’. Een ander voorbeeld hiervan zijn vervolgfilms. Deze films trekken altijd veel bezoekers, omdat je al een beetje kan voorspellen hoe de film gaat lopen.

67
Q

Controle

A

Bedrijven willen graag in controle zijn van hoeveel jij doet en ziet. Zo heeft IKEA een winkelroute om ervoor te zorgen dat je zoveel mogelijk van de winkel ziet. De McDonalds heeft Mcjobs, die worden vervuld door laagopgeleide tieners.

68
Q

Irrationaliteit van rationaliteit

A

Eric heeft gekeken naar het basismateriaal van de fastfood. Dit blijkt allemaal van goedkope boeren te komen. De boeren worden namelijk onderdrukt door de fastfoodindustrie. Een ander voorbeeld is de studie tandheelkunde. Dit is een opleiding waarmee je later een goede baan krijgt en veel zal verdienen. Individueel is dit dus een rationele keuze. Het wordt echter irrationeel als heel veel mensen tandheelkunde gaan studeren, want dan ontstaat er een overschot.

69
Q

Leidt al dit tot een soort monocultuur? Wordt niet alles een beetje hetzelfde?

A

Antwoord van George Ritzer: ‘We zijn op weg naar een wereld waar de economie en cultuur in de ene regio zich in toenemende mate niet meer onderscheidt van de economie en cultuur in welke andere regio dan ook’. Alles begint dus steeds meer op elkaar te lijken en het antwoord is dus ja.
Antwoord van Max Weber ‘not summer’s bloom lies ahead of us, but rather a polar night of icy darkness’

70
Q

Standaardisatie

A

De Cocakolonisatie is geen vrijwillig proces. Dit is de globalisering van Amerika die door bedrijven zoals Coca Cola wordt geduwd.
Toch is ook de McDonaldisering daarentegen wel een vrijwillig proces. We vinden een klein boekhandeltje allemaal echt heel leuk, maar toch besluiten we onze produceten te kopen op bol.com. We dragen er dus allemaal zelf aan bij. Er is zelfs een lokale invloed op de globalisering. Zo kan je in Nederland de Mckroket vinden.

71
Q

Resumé

A

Weber laat zien dat rationalisering een extreem belangrijk element is in onze samenleving. De nieuwe rationalisering word ook wel Mcdonaldisering genoemd.
Als je niet wil vastlopen in een ijzeren kooi. Je relatie met je samenleving niet wil verliezen en je niet wil vervreemden van jezelf, dan is het maken van je eigen samenleving de enige oplossing.

72
Q

Sociale veranderingen

A

Sociale veranderingen zijn bepaalde veranderingen die een cultuur of sociale instituties ondergaan over de tijd heen. Deze sociale veranderingen hebben vier kenmerken:
- sociale veranderingen vinden onophoudelijk plaats
- sociale veranderingen zijn soms bewust, soms ook niet
- sociale veranderingen zijn vaak controversieel
- sommige veranderingen doen meer ter zake dan anderen

73
Q

Sociale veranderingen vinden onophoudelijk plaats

A

De meeste dingen in de samenleving veranderen geleidelijk. Denk hierbij aan de overgang van jagers en verzamelaars naar de huidige technologische samenleving.

74
Q

Sociale veranderingen zijn soms bewust, maar soms ook niet

A

Je probeert wel wetenschappelijk nieuwe vormen van energie te onderzoeken, maar de gevolgen hiervan weet je van tevoren nog niet.

75
Q

Sociale veranderingen zijn vaak controversieel

A

Deze sociale veranderingen kunnen tussen zowel positieve als negatieve gevolgen hebben. Zo leek de opkomst van de auto positief, maar waren arbeiders bang om hun banen kwijt te raken.

76
Q

Sommige veranderingen doen meer ter zake dan anderen

A

Veranderingen zoals de introductie van de computer zijn van langere duur dan de veranderingen in de mode.

77
Q

Oorzaken van sociale verandering

A

Oorzaken van sociale verandering
1. Cultuur en verandering, hierbij kan je denken aan nieuwe uitvindingen.
2. Conflict en verandering, hierbij kan je denken aan de klassenstrijd van Karl Marx.
3. Ideeën en verandering, hierbij kan je denken aan Max Weber die stelden dat conflicten
kunnen zorgen voor verandering.
4. Demografische veranderingen, denk hierbij aan de huidige gezinssamenstelling in vergelijking
met die van vroeger.
5. Sociale bewegingen en veranderingen, denk hierbij aan organisaties voor/tegen
mensenrechten, dierenrechten, homoseksualiteit, etc

78
Q

Helende sociale bewegingen

A

Deze zijn het minst bedreigend, want de brengen beperkte
verandering teweeg en slaan alleen op een bepaald deel van de bevolking.

79
Q

Bevrijdende sociale bewegingen

A

Deze richten zich ook op specifieke individuen, maar
willen radicale veranderingen teweeg brengen. Denk aan de AA organisatie.

80
Q

Hervormende sociale bewegingen

A

Deze richten zich op de gehele bevolking, maar brengen weinig radicale veranderingen met zich mee. Denk aan een de milieubeweging die probeert
om iedereen klimaat bewuster te laten leven.

81
Q

Revolutionaire sociale bewegingen

A

Deze bewegingen richten zich op de gehele samenleving
en brengen radicale veranderingen teweeg. Dit zijn bijvoorbeeld uiterst linkse of rechtse groepen met specifieke doelen.

82
Q

Deviatie theorie

A

Sociale bewegingen ontstaan als mensen zich achtergesteld voelen

83
Q

Massamaatschappij theorie

A

Mensen die sociaal geïsoleerd zijn proberen door middel van
sociale bewegingen hun doel te bereiken.

84
Q

Middelen mobilisatie theorie

A

Een sociale beweging is succesvol als de beweging over
voldoende middelen beschikt, zoals arbeid, massamedia of geld.

85
Q

Cultuurtheorie

A

Een sociale beweging is ook afhankelijk van culturele symbolen. Mensen
moeten namelijk een bepaalde visie hebben op de wereld en daarna zullen ze pas in actie
komen.

86
Q

Theorie van nieuwe sociale bewegingen

A

De sociale bewegingen van de postindustriële
samenleving hebben een eigen karakter.

87
Q

Politieke economie theorie

A

De sociale beweging ontstaat in kapitalistische
samenlevingen. Dit is dus een marxistische benadering.