3: de tijd van monniken en ridders Flashcards

(59 cards)

1
Q

dynastie

A

regerende familie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

emir

A

arabische vorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

islamitische jaartelling

A

jaartelling die begint bij 622

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

jihad

A

heilige strijd; 1) innerlijke strijd om een goede moslim te zijn en de stijf om de islamd te verdedigen 2) verplichting voor moslims om hun godsdienst te verspreiden, zo nodig met geweld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kalief

A

opvolger van de profeet mohammed als politiek en geestelijk (godsdienstig) leider van moslims

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kalifaat

A

islamitisch rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

profeet

A

boodschapper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sjiiet

A

lid van de minderheidsgroep binnen de islam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

soenniet

A

lid van de grootste geloofsrichting binnen de islam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sultan

A

islamitische vorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wereldlijk

A

niet-godsdienstig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

domein

A

landgoed van edelman of abdij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

herendienst

A

onbetaald werk voor een heer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoeve

A

boerderij met land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hofstelsel

A

economisch systeem met horigen op domeinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

horige

A

halfvrije boer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

middeleeuwen

A

derde periode; 500-1500

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

rentmeester

A

iemand die voor de eigenaar een landgoed beheert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

tijd van monniken en ridders

A

vroege middeleeuwen; derde tijdvak; 500-1000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

feodalisme

A

leenstelsel; bestuurssysteem met leenheren en leenmannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

graaf

A

hoge edelman, bestuurder van een graafschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hertog

A

hoge edelman, bestuurder van een hertogdom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

leenheer

A

vorst of hoge edelman die een gebied laat besturen door een leenman

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

leenman

A

vazal; edelman die een gebied bestuurt in opdracht van een leenheer

25
paus
hoofd van de rooms-katholieke kerk, bischop van rome
26
ridder
militair te paard
27
abt
hoofd van een klooster
28
bisdom
kerkprovincie
29
bisschop
godsdienstig leider van een kerkprovincie
30
geestelijke
priester, godsdienstige leider
31
heiden
iemand waarvan wordt gezegd dat hij niet het goede geloof heeft
32
heilige
gestorven persoon die vereerd wordt vanwege zijn goede daden
33
kerstenen
bekeren tot het christendom
34
missionaris
iemand met de opdracht (missie) om het christendom te verspreiden
35
monnik
geestelijke die afgescheiden van de samenleving leeft, meestal in een klooster
36
orthodoxe kerk
oosterse kerk
37
relikwie
overblijfsel van een heilige
38
patriarch
hoogste bisschop in oosterse kerk
39
rooms-katholiek
wat hoort bij de kerk onder leiding van de paus
40
stand
sociale groep met bepaalde rechten en een vaste positie in de samenleving
41
tweezwaardenleer
idee dat god de macht over de samenleving heeft verdeeld tussen geestelijke en wereldlijke machthebbers
42
waarom werd de islam niet bestreden
het was een godsdienst van heersers
43
waarom was er geen intern conflict binnen het arabische rijk
ze werkten allemaal samen voor de jihad
44
welke landen werden veroverd door het arabische rijk
het perzische rijk; syrië, palestina en egypte
45
waardoor viel de arabische expansie stil
in 650 stopte de expansie door burgeroorlogen binnen het kalifaat
46
hoe werd het arabische rijk zo groot
-weinig intern conflict -godsdienst van heersers -perzische en byzantijnse rijk zeer verzwakt
47
hoe viel het arabische rijk uit elkaar
in 750 werd de ommajadenfamilie grotendeels vermoord- een ommajjade vluchtte naar córdoba, de sjiieten stichtten een rijk in egypte. de rest van het rijk viel uiteen in kleinere staten met een emir of sultan
48
hoe beeindigde het byzantijnse rijk
na jarenlang verzwakking, nam een turkse leider anatolië over. hij stichtte daar het ottomaanse rijk, en veroverde in 1453 constantinopel
49
waardoor nam westerse welvaart af in de vroege middeleeuwen
instorting van romeins bestuur, germaanse invasies, geen bescherming van overheid, slechte ruilvoet met het byzantijnse rijk
50
waar kwamen slaven vandaan in het westen
germaanse handelaren verkochten veel leden van slavische volken aan het arabische en byzantijnse rijk
51
ruil tussen heer en horigen
-heer: stuk grond, bescherming -horigen: herendiensten, (geen betaling), opbrengsten afstaan
52
wanneer ontstonden veel germaanse koninkrijken in west-europa
500
53
clovis
koning van de salische franken (zuid-belgie en noord-frankrijk). erfde op 15-jarige leeftijd het koninkrijk, in 481. schreef de salische wet (schadevergoeding en erfdom). zijn rijk ging hierdoor na zijn dood naar zijn zoons (de merovingen)
54
karel de grote
werd in de 8ste eeuw koning van frankenrijk. hij breidde het rijk snel uit en liet zich door een paus tot keizer kronen (hij zag zichzelf als romeinse keizer)
55
wat gebeurde met karel de grotes rijk
hij verenigde bijna heel europa in een rijk, zijn zoon lodewijk erfde het rijk. zijn 3 zoons verdeelde na lodewijks dood het rijk in oost-frankisch, west-frankisch en een middenrijk.
56
hoe onstond het duitse keizerrijk
de dynastie ter ottonen kwam op na het uitsterven van de karolingen. ze schaften de erfeling af, en lieten zich net als karel de grote zich tot keizer kronen. het werd officieel het heilige roomse rijk genoemd
57
waardoor kregen koningen minder macht door het feodalisme
leenheren begonnen hun grond te zien als erfelijk
58
geestelijke leiders van het byzantijnse rijke en westers romeinse rijk
westers: paus byzantijns: bisschop (met veel invloed van keizer; patriarch)
59
wat was een keerpunt in de toename van het christendom
de bekering van clovis; hij liet zich in 496 dopen. hij kon bisschoppen goed gebruiken bij het bestuur van zijn rijk