4: de tijd van steden en staten Flashcards

(72 cards)

1
Q

compagnie

A

bedrijf waarin mensen geld gestoken hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

giro

A

betalingssysteem waarbij geld via een bank wordt overgemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hanze

A

organisatie van samenwerkende handelaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

tijd van steden en staten

A

vierde tijdvak; 1000, 1500

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

tol

A

belasting voor het gebruik van een weg, rivier of brug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

urbanisatie

A

verstedelijking; het ontstaan en de groei van steden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wisselbrief

A

brief waarmee handelaren konden betalen aan andere handelaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

baljuw

A

door vorst aangestelde rechter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

burgemeester

A

hoogste bestuurder van een stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

burgerij

A

de gezamenlijke burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gilde

A

beroepsvereniging in een stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

huursoldaat

A

iemand die zich verhuurt als soldaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

raadhuis

A

gebouw van het stadsbestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

schepen

A

bestuurder en rechter in een stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

schout

A

door vorst aangestelde rechter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

schutterij

A

gewapende burgerwacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

stadsrecht

A

privilege van een stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

vroedschap

A

vergadering van aanzienlijke burgers die het stadsbestuur adviseerde en controleerde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

centralisatie

A

als een land steeds meer vanuit een plek wordt bestuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

gewest

A

provincie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

derde stand

A

burgerij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

keurvorsten

A

duitse hoge edelen en bisschoppen die de koning kiezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

nederlanden

A

lage landen; gewesten in nederland, belgie en luxemburg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

parlement

A
  • oorspronkelijke: vergadering van de drie standen in engeland
  • nu: volksvertegenwoordiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
soevereiniteit
hoogste macht
26
staatsvorming
als een land steeds meer als eenheid wordt bestuurd
27
standenmaatschappij
maatschappij waarin de bevolking is verdeeld in standen met eigen rechten en plichten
28
staten-generaal
- oorspronkelijk: vergadering van de standen - nu: volksvertegenwoordiging
29
ban
excommunicatie, kerkelijke straf waarbij iemand uit de kerk wordt gezet
30
concilie
vergadering van bisschoppen en de paus
31
inquisitie
kerkelijke rechtbank
32
investituur
plechtige benoeming
33
kardinaal
geestelijke met stemrecht bij de pausverkiezing
34
ketter
christen met een afwijkend geloof
35
leek
niet-geestelijke
36
primaat
oppergezag
37
aflaat
kwijtschelding van straf
38
ideologie
geheel van ideeen over de samenleving
39
kruistocht
gewapende tocht van christenen om land op niet-christenen te veroveren
40
propaganda
verspreiding van ideeen
41
reconquista
christelijke herovering van het iberisch schiereiland
42
sinds wanneer kwamen steden in europa weer op
de 11de eeuw
43
door welke oorzaken ontstonden deze steden?
-een eind aan invasies van vikingen -handelaren vestigden zich -overschotten van boeren -vraag en aanbod tussen boeren en ambachtslieden zorgde voor markten -mensen konden ontsnappen van hun heer -bevolkingsgroei
44
leg vlaanderse lakeneconomie uit
het belangrijkste europese nijverheidsproduct voor lange afstandshandel. ze importeerden wol uit engeland, en dit veranderen tot laken creeërde veel banen (ververs, spinners, wevers)
45
hoezo werden waterwegen belangrijk voor handel
oude romeinse wegen waren slecht onderhouden en er was geen centrale overheid die nieuwe wegen liet bouwen
46
waardoor ontstonden hanzen
steden, edelen en vorsten hieven bij bruggen en havens een tol. om voor algemeen belang op te komen richtten kooplieden verenigingen op; ze huurden soldaten en maakten afspraken met vorsten
47
waardoor kwamen er wisselbrieven
handelaren hoefden zo niet te reizen met kisten vol munten
48
hoe en waarom beschermden steden zich
met muren, wachttorens, poorten en ophaalbruggen werden steden beschermd tegen rovers, plunderaars en agressieve edel
49
wanneer kon je burgerrecht kopen?
wanneer je een jaar en een dag in de stad woonde
50
hoe waren koningen afhankelijk van steden
steden vochten vaak mee in oorlogen; ze namen huursoldaten in dienst. dit deden ze vaak samen met andere steden of bevriende edelen
51
wie had geen recht op burgerij
vrouwen, arbeiders, los werkvolk, bedelaars, geestelijken, joden
52
watvoor taken had het stadsbestuur
legde belastingen op, openbare bouwwerkten maken, gevangenissen, stadsscholen en zorg voor wezen en geesteszieken (ziekenhuizen en armenzorg was voor de kerk)
53
wat deed de gilde
regelde de beroepsopleiding, lette op de kwaliteit van producten en stelde prijzen vast. ze zorgden ook voor leden die bejaard, ziek, werkloos of invalide waren
54
gevolgen van toenemende macht van steden op de horigheid
horigheid nam af omdat de macht van lagere adel afnam; steden konden herendiensten afschaffen door burgerij hierdoor schaften edelen herendiensten af en vroegen in plaats daarvan geld
55
waarom was er de honderjarige oorlog
tussen engeland en frankrijk; engeland had grote leengebieden in frankrijk die de franse koning terugwou
56
hoe kreeg de franse koning zoveel macht
-hij veroverde veel hertogdommen -had een centrale rechtbank -hief door het hele rijk belasting -hulp van duizenden ambtenaren en beroepsmilitairen -opkomst geldeconomie -hoger opgeleide ambtenaren etc. -sterkere wapens
57
waardoor kwam de derde stand op
de drie standen zijn; adel, geestelijkheid en nu ook burgerij. dit kwam door de opkomst van steden
58
waardoor kon de franse koning zoveel (centrale, permanente) belastingen heffen
er was tijdens de honderdjarige oorlog een sterk nationaal gevoel ontstaan, en de staten-generaal liet zich overtuigen dat de koning geld nodig had om het land te redden
59
waarom kwam er geen goede centralisatie in het duitse rijk
-koningen lieten zich tot kiezer kronen in rome en waren vaak weg om in italie oorlog te voeren -koningschap was niet erfelijk
60
hoe ging de centralisatie in engeland
vrij snel; normandische hertog willem de veroveraar gaf grote delen in leen, maar hield ze goed onder controle. door het hele rijk werden belasting geind en was er rechtspraak. in 1215 moest de koning de magna carta ondertekenen die het parlement creeërden
61
hoe ging de centralisatie in nederland
filips de goede werd vorst van de nederlanden in 1430; hij was in alle gewesten apart graaf of hertog en stelde een centraal bestuur in met afspraken over belastingen. dit duurde niet land omdat filips en zijn opvolger stierven in 1477
62
hoe kwamen de nederlanden onder habsburgse dynastie
filips de goede en zijn opvolger werden vermoord; de franse koning lijfde bourgondie in, en filips kleindochter trouwde maximiliaan van habsburg
63
waarom werd er zo gevochten over wie bisschoppen kon benoemen
volgens tweezwaardenleer moesten geestelijke en wereldlijke macht apart staan. dit was echter niet zo omdat leken en keizers veel invloed hadden op de benoeming van bisschoppen. bisschoppen bestuurden grote delen van het duitse rijk, en waren betrouwbaarder dan hoge edelen
64
waarom waren bisschoppen meer betrouwbaar door de keizer dan hoge edelen
omdat bisschoppen werden benoemd door de koning en ze hadden ook geen kinderen (de positie was niet erfelijk)
65
waarom veranderden de regels voor de pausverkiezing
door grote lekeninvloed leefden veel bisschoppen niet meer op een geestelijke manier (interesse in geld, seks, macht) hierdoor kwam een hervorming van de kerk, en werd de paus voortaan gekozen door de belangrijkste bisschoppen (kardinalen)
66
investituurstrijd
brak uit omdat paus gregorius VII zich als hoogste macht stelde; hij kon keizers en bisschoppen benoemen en afzetten
67
hoe was de relatie tussen de franse koning en de paus
goed; de koning kon de steun goed gebruiken in de strijd tegen zijn leenheren. koning lodewijk IX was een vrome dienaar van de kerk
68
waarom was er conflict tussen filips de schone en bonifatius VIII
filips de schone was de nieuwe koning van frankrijk en bonifatius de paus. bonifatius wou compltete macht over het rijk, en ook de koningen. filips stelde dat de kerk zich niet met de politiek moest bemoeien ook vond filips dat de kerk belasting moest betalen. het conflict eindige met bonifatius dood
69
waardoor begonnen de kruistochten
paus urbanus II riep alle rooms-katholieken uit om het onderlinge geweld te staken. ze begonnen met gewapende tochten naar jeruzalem, waar christenen werden gemarteld door moslims
70
hoe kunnen de kruistochten worden verklaard?
de meeste kruisvaarder geloofden in de heilige oorlog, en door pauselijke propaganda werd de islam als valse godsdienst gezien en geweld als een redding van hun ziel
71
politieke oorzaak voor kruistochten
de paus gebruikte de kruistochten als een middel om zich in de strijd met de duitse keizer als leider van de christelijke wereld te presenteren. ook wou de byzantijnse keizer hulp tegen de expansie van de turken
72
economische oorzaken voor kruistochten
-boeren wouden meer landbouw grond -algemene expansie van christelijk europa -italie bracht kruisvaarder over voor handelsprivileges -stichting nieuwe handelsposten