8: de tijd van burgers en stoommachines Flashcards

(51 cards)

1
Q

industriele revolutie

A

ingrijpende verandering in productiemethoden, waarbij handarbeid wordt vervangen door machines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

industriele samenleving

A

maatschappij waarin meer dan de helft van de bevolking in steden woont en waarin industrie en diesnten de belangrijkste bestaansmiddelen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

industriesector

A

deel van de economie dat bestaat uit industrie en mijnbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

mechanisatie

A

vervanging van handarbeid door machines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

middenklasse

A

brede sociale groep tussen de klassen van arbeiders en kapitalisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

moderne tijd

A

vijfde periode (1800-heden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tijd van burgers en stoommachines

A

achtste tijdvak (1800-1900)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

tweede industriele revolutie

A

fase in het industrialisatieproces waarin staal, chemie en elektrotechniek belangrijk werden (vanaf 1890)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

conservatisme

A

politiek-maatschappelijke stroming die streeft naar behoud van bestaande toestanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

economisch liberalisme

A

stroming binnen het liberalisme die streeft naar een vrije markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kanselier

A

duitse regeringsleider, minister-president

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

liberalisme

A

politiek-maatschappelijk stroming die streeft naar vrijheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

markteconomie

A

economie waarin de productiie wordt bepaald door vraag en aanbod op de vrije markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

mogendheid

A

staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

natiestaat

A

staat van één volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

nationalisme

A
  • voorliefde voor het eigen volk
  • streven naar de vorming van een natiestaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

parlementaire democratie

A

politiek systeem waarbij de regering verantwoording schuldig is aan een met algemeen kiesrecht gekozen parlement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

politiek-maatschappelijke stroming

A

beweging die wil deelnemen aan het bestuur met bepaalde opvattingen over de inrichting van de staat en de maatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

reformisme

A

stroming binnen het socialisme die via geleidelijke hervormingen verbeteringen voor de arbeiders wil bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

sociaaldemocratie

A

stroming binnen het socialisme die de parlementaire democratie aanvaardt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

socialisme

A

politiek-maatschappelijke stroming die streeft naar gelijkheid

22
Q

actief kiesrecht

A

recht om te stemmen

23
Q

algemeen kiesrecht

A

kiesrecht voor alle mannen en vrouwen

24
Q

budgetrecht

A

recht van het parlement om uitgaven van de regering goed of af te keuren

25
censuskiesrecht
kiesrecht dat afhangt van de te betalen belastingen
26
democratisering
uitbreiding van de democratie
27
districtenstelsel
kiesstelsel waarbij het land is verdeeld in districten die eigen kandidaten voor het parlement kiezen
28
parlementair stelsel
politiek systeem waarin de volksvertegenwoordiging de hoogste macht heeft
29
passief kiesrecht
recht om gekozen te worden
30
premier
minister-president, regeringsleider
31
antithese
tegenstelling
32
bijzonder onderwijs
scholen die niet gestichte zijn door de overheid
33
confessionalisme
politiek-maatschappelijke stroming en emancipatiebeweging die uitgaat van een geloof
34
discriminatie
onderscheid maken tussen mensen met de bedoeling iemand of een groep achter te stellen
35
emancipatie
toekenning van gelijke rechten en kansen
36
feminisme
emancipatiebeweging die streeft naar gelijke behandeling van vrouwen ten opzichte van mannen
37
openbaar onderwijs
scholen die zijn gesticht door de overheid
38
schoolstrijd
strijd over het betalen van het bijzonder onderwijs door de overheid (tot 1917)
39
economische crisis
lange tijd van economische achteruitgang en werkloosheid
40
sociale kwestie
het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van de arbeiders
41
vakbond
vereniging van werknemers uit hetzelfde vak
42
sociale wet
wet die zwakkeren in de samenleving beschermt
43
verzorgingsstaat
staat waarin de overheid zich inzet voor welvaart en welzijn van zijn burgers
44
bezetten
als een leger een gebied verovert en de bevolking in bedwang houdt
45
genocide
volkenmoord; volgens een plan vermoorden van een bevolkingsgroep
46
guerillaoorlog
oorlog met strijdgroepen die zich onder de bevolking verschuilen en kleine aanvallen uitvoeren
47
invloedssfeer
gebied waar een staat van buiten veel invloed heeft
48
moderne imperialisme
europese expansie in azië en afrika tussen 1870 en 1914 waardoor grote koloniale rijken ontstonden
49
protectoraat
staat waarover een andere staat heerst onder de schijn van bescherming
50
racisme
idee dat er mensenrassen zijn waarvan het ene beter is dan het andere
51
transportrevolutie
ingrijpende verbetering van het vervoer