4 Flashcards

1
Q

article

A

het artikel

elk artikel
dit of dat artikel
deze of die artikels/artikelen
ons artikel
een lang artikel

Ik moest vandaag een lang artikel lezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

instrument

A

het instrument

elk instrument
dit of dat instrument
deze of die instrumenten
ons instrument
een ingewikkeld instrument

Volgens mij is cello een ingewikkeld instrument.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ear

A

het oor

elk oor
dit of dat oor
deze of die oren
ons oor
een bloedend oor

Oh kijk, hij heeft nu een bloedend oor!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

total / sum

A

het totaal

elk totaal
dit of dat totaal
deze of die
ons totaal

Dat is 12 procent van het totaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

a part

A

het deel

elk deel
dit of dat deel
deze of die delen
ons deel
een belangrijk deel

Een belangrijk deel van mijn baan is praten met mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

misunderstanding

A

het misverstand

elk misverstand
dit of dat misverstand
deze of die misverstanden
ons misverstand
een onvergetelijk misverstand

Tja, dat was inderdaad een onvergetelijk misverstand van mij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

victim

A

het slachtoffer

elk slachtoffer
dit of dat slachtoffer
deze of die slachtoffers
ons slachtoffer
een boos slachtoffer

Een boos slachtoffer wil dat hij een compensatie van de regering krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

word

A

het woord

elk woord
dit of dat woord
deze of die woorden
ons woord
een lelijk woord

Wat is volgens jou een lelijk woord?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

party

A

het feest

elk feest
dit of dat feest
deze of die feestjes
ons feest
een gemist feest

Oud en nieuw zou dit jaar echt een gemist feest zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

insight

A

het inzicht

elk inzicht
dit of dat inzicht
deze of die inzichten
ons inzicht
een goed inzicht

Als psycholoog moet je wel een goed inzicht hebben in de gevoelens van je cliënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

judgment

A

het oordeel

elk oordeel
dit of dat oordeel
deze of die oordelen
ons oordeel
een onterecht oordeel

Hij kreeg een onterecht oordeel van zijn partner.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

grass

A

het gras

elk gras
dit of dat gras
deze of die
ons gras

Loop niet op ons gras, godverdomme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

abuse

A

het misbruik

elk misbruik
dit of dat misbruik
deze of die
ons misbruik

Er heeft in de vereniging veel misbruik plaats gevonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

season

A

het seizoen

elk seizoen
dit of dat seizoen
deze of die seizoenen
ons seizoen
een fijn seizoen

Na een fijn seizoen is de speler naar een buitenlandse club vertrokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wonder / miracle

A

het wonder

elk wonder
dit of dat wonder
deze of die wonderen
ons wonder
een onvergetelijk wonder

De geboorte van ons kind is zeker een onvergetelijk wonder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bath

A

het bad

elk bad
dit of dat bad
deze of die baden
ons bad
een fijn bad

Wat een fijn bad heb je hier, jongen!

17
Q

fact

A

het feit

elk feit
dit of dat feit
deze of die feiten
ons feit
een grappig feit

Dat mensen vanaf hun 16e eerder in Nederland konden drinken is inderdaad een grappig feit.

18
Q

east

A

het oosten

elk oosten
dit of dat oosten
deze of die
ons oosten

In de toekomst zou ik wel meer van het oosten willen ontdekken.

19
Q

hour

A

het uur

elk uur
dit of dat uur
deze of die uren
ons uur
een lang uur

De bijeenkomst zal wel een lang uur duren.

20
Q

valley

A

het dal

elk dal
dit of dat dal
deze of die dalen
ons dal
een diep dal

De Diependal is eigenlijk niet een diep dal, hé.

21
Q

ministry

A

het ministerie

elk ministerie
dit of dat ministerie
deze of die ministeries
ons ministerie
een belangrijk ministerie

Het ministerie van sociale zaken is natuurlijk een belangrijk ministerie.

22
Q

shot

A

het schot

elk schot
dit of dat schot
deze of die schoten
ons schot
een hard schot

Het was een hard schot op doel, maar toch kon de doelman een redding maken.

23
Q

being / creature

A

het wezen

elk wezen
dit of dat wezen
deze of die wezens
ons wezen
een onbekend wezen

Wat is dat?! Een helemaal onbekend wezen voor mij.