8 Flashcards

1
Q

gift / present

A

het cadeau

elk cadeau
dit of dat cadeau
deze of die cadeau
ons cadeau
een leuk cadeau

Een boek vind ik altijd een leuk cadeau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

violence

A

het geweld

elk geweld
dit of dat geweld
ons geweld
(een) nodeloos geweld

Nodeloos geweld brak uit tussen de drukte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

meal

A

het maal

elk maal
dit of dat maal
deze of die malen
ons maal
een groot maal

We hebben een groot maal gehad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

report

A

het rapport

elk rapport
dit of dat rapport
deze of die rapporten
ons rapport
een zaai rapport

Goed gedaan jongens, we hebben weer een zaai rapport geschreven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

proposal

A

het voorstel

elk voorstel
dit of dat voorstel
deze of die voorstellen
ons voorstel
een intrigerend voorstel

Ik heb een intrigerend voorstel voor jullie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

understanding

A

het begrip

elk begrip
dit of dat begrip
ons begrip
een onverwacht begrip

De vijanden ontwikkelden een onverwacht begrip tussen elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lack

A

het gebrek

elk gebrek
dit of dat gebrek
deze of die gebreken
ons gebrek
een terugkerend gebrek

We zien een terugkerend gebrek van water!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kid

A

het kind

elk kind
dit of dat kind
deze of die kinderen
ons kind
een jammerend kind

Een jammerend kind heeft de show verpest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bundle / package / suit / load

A

het pak

elk pak
dit of dat pak
deze of die pakken
ons pak
een groot pak

Zij heeft een groot pak van modder in haar gezicht gegooid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

desire

A

het verlangen

elk verlangen
dit of dat verlangen
deze of die verlangen
ons verlangen
een onweerstaanbaar verlangen

Ik heb vaak een onweerstaanbaar verlangen naar chocolade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

following / consequence

A

het gevolg

elk gevolg
dit of dat gevolg
deze of die gevolgen
ons gevolg
een vertrouwend gevolg

Trump heeft een vertrouwend gevolg verzameld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

window

A

het raam

elk raam
dit of dat raam
deze of die ramen
ons raam
een groot raam

Ik vind het heel fijn dat we een groot raam in onze slaapkamer hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

spring

A

het voorjaar

elk voorjaar
dit of dat voorjaar
deze of die voorjaren
ons voorjaar
een langverwacht voorjaar

Het voorjaar van 2021 zal wel een langverwacht voorjaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

importance / interest (rate)

A

het belang

elk belang
dit of dat belang
deze of die belangen
ons belang
een raar belang

Die gekke man verzamelde een raar belang voor de volk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

use

A

het gebruik

elk gebruik
dit of dat gebruik
deze of die gebruiken (gewoontes)
ons gebruik

Zijn gebruik van techniek is prachtig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

climate

A

het klimaat

elk klimaat
dit of dat klimaat
deze of die klimaten
ons klimaat
een verwarmend klimaat

We zijn nu duidelijke voorbeelden van een verwarmend klimaat.

17
Q

palace

A

het paleis

elk paleis
dit of dat paleis
deze of die paleizen
ons paleis
een onthutsend paleis

Ze gaan een onthutsend paleis bouwen voor zichzelf.

18
Q

past

A

het verleden

elk verleden
dit of dat verleden
deze of die verledens
ons verleden
een donker verleden

Ondanks een donker verleden werd hij onze beste medewerker.

19
Q

bureau

A

het bureau

elk bureau
dit of dat bureau
deze of die bureaus
ons bureau
een handig bureau

Ik heb een handig bureau verkocht waarmee ik makkelijk de hoogte kan veranderen.

20
Q

feeling (about something)

A

het gevoelen

elk gevoelen
dit of dat gevoelen
deze of die gevoelens
ons gevoelen
een vreemd gevoelen

Ik krijg een vreemd gevoelen toen ik de trappen afliep.

21
Q

salary

A

het loon

elk loon
dit of dat loon
deze of die lonen
ons loon
een eerlijk loon

Ik krijg zeker een eerlijk loon voor mijn baan.

22
Q

benefit / advantage

A

het voordeel

elk voordeel
dit of dat voordeel
deze of die voordelen
ons voordeel
een belangrijk voordeel

Een belangrijk voordeel van deze bank is de kleur.

23
Q

policy / tact

A

het beleid

elk beleid
dit of dat beleid
ons beleid
een geavanceerd loonsbeleid

De leiding heeft een geavanceerd loonsbeleid bedacht.

24
Q

part / section

A

het gedeelte

elk gedeelte
dit of dat gedeelte
deze of die gedeelten / gedeeltes
ons gedeelte
een groot gedeelte

Een groot gedeelte van het bedrijf vond het niet zo geavanceerd.

25
Q

crossing / intersection

A

het kruispunt

elk kruispunt
dit of dat kruispunt
deze of die kruispunten
ons kruispunt
een verwarrend kruispunt

Ja, dit is wel een verwarrend kruispunt.

26
Q

paper

A

het papier

elk papier
dit of dat papier
deze of die papieren
ons papier
een goed papier

We hebben een goed papier geschreven.

27
Q

loss

A

het verlies

elk verlies
dit of dat verlies
deze of die verliezen
ons verlies
een hartverscheurend verlies

Het omkomen van Nicolas was een hartverscheurend verlies voor ons gezin.