A&O w5 Flashcards

1
Q

motivatie

A

betreft condities verantwoordelijk voor variaties in intensiteit, kwaliteit en richting van gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

intrinsieke motivatie

A

iets doen omdat je het van nature leuk vindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

extrinsieke motivatie

A

iets doen omdat het leidt tot een afscheidbaar resultaat; je krijgt er iets voor terug wat je leuk vindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

crowding out

A

wanneer extrinsieke beloningen de intrinsieke motivatie uithollen; intrinsiek wordt verminderd door extrinsiek
- bijv met bloed doneren: toen er een beloning werd gegeven voor bloed doneren, daalde het aantal cijfers juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe verliep motivatie theorie in het verleden?

A
  1. eerste theorien beschreven motivatie in termen van instinct (= gedragspatronen die aangeboren zijn, niet makkelijk controleerbaar) (Freud)
  2. ‘instinct’ werd geleidelijk vervangen door termen als behoefte, motief en drive (Maslow); we zijn geen dieren maar mensen, en wij worden gedreven door dingen
  3. behavioral approach: we worden gedreven door impulsen; straffen en beloningen (Skinner)
  4. Field theory: groepsdynamica; gedrag begrijpen alleen als je de context (omgeving) begrijpt (Behavior x environment) (Lewin)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de metaforen voor motivatie?

A
  1. person as machine
    • pushed by internal needs
    • pulled by environmental stimuli
  2. person as scientist
    • person as judge
    • person as intentional
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Person as Machine

A

gedrag en acties zijn relexief, onvrijwillig, zonder bewustzijn uitgevoerd
- pushed by internal needs: reageert op needs en drives
- pulled by environmental stimuli: reageert op externe stimuli en reinforcement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Person as Scientist

A

vrijwillige respons door individu en analyseert interne en externe info
- as judge: denkt over de foundation van events en acties van anderen
- as intentional: ontwikkelt doelen en plannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

formule performance

A

motivatie x ability - situationele beperkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

motivation & work-life balance

A

onderzoekt of iemands satisfaction op werk wordt beinvloed door de satisfaction in non-werk en vice versa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

motivation & attitudes

A

motivatie kan elke dag veranderen, attitudes blijven relatief stabiel (job satisfaction)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

motivation & personality

A

er bestaan consistente relaties tussen motivatie en persoonlijkheid
- neuroticisme = negatief gerelateerd aan motivatie
- conscientieusheid = positief gerelateerd aan motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn 8 motivatie theorieën?

A
  1. Maslow’s need theory
  2. Reinforcement theory
  3. Vroom’s VIE theory
  4. Dissonance theory
  5. Equity theory
  6. Goal-setting theory
  7. Control theory
  8. Self-efficacy theory
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Maslow’s need theory

A

Alle mensen hebben een basic set van needs die zich uiten over de life span van een individu, als interne ‘pushes’ of ‘drives’ (person as machine metafoor)
- werkgever moet weten op welk ‘need’-level werknemer werkzaam is
- individuele ‘need’-levels van werknemers kunnen verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de twee variaties op Maslow’s?

A
  1. Two factor theory = er zijn 2 basic needs, niet 5
    • hygiene (fysieke en veiligheid needs)
    • motivator needs (social, esteem & selfactualization)
  2. ERG theory = 3 basic needs, niet 5
    • Existence, Relatedness, Growth
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Reinforcement theory

A

gedrag hangt af van 3 componenten: stimulus, response, reward
- contingent reward: beloning hangt af van response
- intermittend & continious reward –> intermittent geven hogere performance levels

17
Q

Vroom’s VIE theory

A

Er zijn 3 elementen van motivatie:
- Valence: sterkte van iemands voorkeur op een bepaalde uitkomst; hoe graag iemand iets wilt
- Instrumentality: relatie tussen performance en eindniveau van een bepaalde uitkomst
- Expectancy: relatie tussen moeite en performance

18
Q

Dissonance theory

A

suggereert dat er spanning is als een individu incompatibele gedachtes hebben

19
Q

Equity theory

A

kijken naar de wereld in termen van inputs & outcomes
- mensen willen fair worden behandeld; ze vergelijken hun inputs en outcomes met anderen

20
Q

Goal-setting theory

A

doelen stellen = motivationele kracht
- onderscheid tussen doel-acceptatie en doel-commitment
- feedbackloop belangrijk tussen knowledge of results en intermittent stages

21
Q

Control theory

A

individuen vergelijken een standaard met werkelijk resultaat en passen hun gedrag aan om het resultaat te laten overeenkomen met de standaard

22
Q

Self-efficacy theory en door wat wordt het ontwikkeld en verhoogd?

A

belief van iemands capaciteit om een taak uit te voeren
- ontwikkeld en verhoogd door: mastery experiences, modeling, social persuastion, psychologische staten

23
Q

wat zijn moderne aanpakken van motivatie

A
  • intenties spelen een hoofdrol
  • feedback
  • element van ‘person as scientist’
  • element van self-assessment: kijken naar jezelf, wie je bent en bepalen hoe goed je bent
  • ook een non-cognitive element
24
Q

wat zijn 3 soorten motivationele interventies?

A

contingent rewards, job enrichment en productivity measurement & enhancement systems (proMES)

25
Q

contingent reward

A

motivation-based system that is used to reward those that meet their identified goals by providing positive reinforcement for a job well done; werk zelf kan motiverend zijn

26
Q

job enrichment

A

skill variety, task identity, task significance, autonomy, task feedback

27
Q

proMES

A

het werk veranderen zodat het interessanter wordt

28
Q

hoe helpt proMES de motivatie en performance te verhogen?

A

mbv goal setting, rewards en feedback