A1 LES 4 Flashcards
(40 cards)
1
Q
Afspraak
A
Appointment
2
Q
The centre
A
Het centrum
3
Q
Let’s see
A
Even kijken
4
Q
No problem
A
Geen probleem
5
Q
Good idea
A
Goed idee
6
Q
Good / delicious
A
Lekker
7
Q
To take
A
Nemen
8
Q
Nut
A
Noot
9
Q
Pear
A
Peer
10
Q
Fine
A
Prima
11
Q
Gym
A
Sportschool
12
Q
The little cake
A
Het taartje
13
Q
Too late
A
Te laat
14
Q
By the way
A
Trouwens
15
Q
To wait for
A
Wachten op
16
Q
To wait
A
Wachten
17
Q
Want
A
Willen
18
Q
To start / begin
A
Beginnen
19
Q
To do grocery shopping
A
Boodschappen doen
20
Q
To shower
A
Douchen
21
Q
To eat lunch
A
Lunchen
22
Q
To go to bed
A
Naar bed gaan
23
Q
To eat breakfast
A
Ontbijten
24
Q
To wake up
A
Opstaan
25
To exercise
Sporten
26
To brush teeth
Tanden poetsen
27
Eraser
Gum
28
The pencil
Het potlood
29
Sharpener
Puntenslijper
30
The notebook
Het schrift
31
The sheet of paper
Het blad papier
32
The dictionary
Het woordenboek
33
Flower
Bloem
34
The egg
Het ei
35
Bottle
Fles
36
The watch
Het horloge
37
Clock
Klok
38
The cookie
Het koekje
39
Key
Sleutel
40
Alarm clock
Wekker
