Adaptive immunity Flashcards

(36 cards)

1
Q

Noem 3 mechanismen die bijdragen aan de diversiteit van T-celreceptoren

A
  • combinatiediversiteit (alpha en beta keten OF gamma en delta keten)
  • VDJ recombinatie
  • junctiondiversiteit (random inserties en deleties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de eigenschappen van genoom-gecodeerde receptoren?

A
  • niet-klonale respons
  • snelle reactie
  • altijd in alle individuen
  • geen (antigeen-specifiek) geheugen
  • herken groepen pathogenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de eigenschappen van herschikte receptoren?

A
  • klonale respons
  • heeft tijd nodig
  • verschillend per individu
  • toename door antigeen-specifiek geheugen
  • specifieke herkenning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de functie van een DC voorafgaand aan activatie?

A

tolerantie
++ endocytose
+/- opp. MHC-II
+/- costimulatie (CD80/86)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waardoor kan een DC geactiveerd worden?

A
  • CD40L
  • microbiële factoren (TLR-ligand)
  • inflammatoire cytokines
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van een geactiveerde, rijpe DC?

A

immuniteit (APC)
+/- endocytose
++ opp. MHC II
++ costimulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Benoem per HLA-klasse de HLA-genen

A

HLA klasse I: HLA-A, HLA-B, HLA-C
HLA klasse II: HLA-DQ, HLA-DR, HLA-DP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen de verschillende HLA’s?

A

De HLA’s verschillen vooral in de groeve waarin ze peptiden binden, en dus in wat ze kunnen presenteren?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf de cris-cross activatie bij antigeenpresentatie van een APC aan een Th-cel.

A

TCR herkent en bindt HLA-II + gebonden peptidefragment. Dit geeft het activatiesignaal.
CD40L van de T-cel bindt vervolgens aan CD40 op de APC, en hiermee wordt de APC gestimuleerd.
CD80/86 van de APC bindt vervolgens aan CD28 van de T-cel, wat zorgt voor co-stimulatie: survival en proliferatie.
Ten slotte produceren beide cellen cytokinen, wat de richting van hun differentiatie bepaalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de functie van CD4 en CD8?

A

Het stabiliseert de binding tussen de TCR en HLA-eiwit met gebonden peptide-fragment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke manieren kan een geactiveerde naïeve B-cel co-stimulatie krijgen?

A

Via de Th-cel (CD40L/CD40) voor peptide antigenen

Via PAMPs (PRR/antigeen-clustervorming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de functies van het variabele domein van antistoffen?

A
  • antigeenbinding/herkenning
  • neutralisatie (hechting verhinderen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de functies van het constante domein van antistoffen? (Fc-domein)

A
  • opsonisatie
  • complement eiwit binding (lysis, fagocytose, ontsteking)
  • sensitisatie van NK-cellen, macrofagen, mestcellen, eo-/baso-/neutrofiele granulocyten (ADCC en degranulatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke delen van antistoffen herkennen en binden antigenen?

A

complementary determing regions (CDRs). Daarvan zijn er 3 van IgH en 3 van IgL. Er zijn dus 6 bindingsplaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat veroorzaakt de diversiteit van BCR?

A
  • VDJ herschikking IgH en VJ herschikking IgL
  • junctiediversiteit
  • combinatiediversiteit (verschillende typen IgH en verschillende typen IgL samen)

Bij BCR en vooral het immunoglobuline wordt ook diversiteit veroorzaakt door verschillende constante domeinen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk eiwit is belangrijk voor V(D)J herschikkingen?

A

Het RAG-eiwit. Deze herkent sequenties naast V/D/J segmenten en kan daar een knip in maken.

17
Q

In hoeveel procent van de gevallen lukt het om een goede receptor te maken?

A

Ongeveer 30%. 2/3 raakt out-of-frame en in 1/20 ontstaat er een stopcodon na herschikking.

18
Q

Waarom kunnen er meerdere pogingen gedaan worden voor herschikking van kappa en lambda?

A

In het algemeen wordt er eerst bij twee kappa allelen een herschikking gedaan, en als dat niet lukt bij de lambda allelen.

Daarnaast, bij lichte ketens is er geen D-segment, en bij V naar J herschikking heb je dus meerdere pogingen om een goede receptor te krijgen. (1-staps herschikking)

19
Q

Wat is junctie-diversiteit?

A

Diversiteit in receptoren die ontstaat door random inserties en deleties bij repair/aan elkaar zetten van de V, D en J segmenten.

VDJ variatie zit vooral in CDR, net het antigeen bindende domein.

20
Q

Wat is de volgorde van herschikking (en welke herschikkingen) van de TCR?

A

1: delta (VDJ)
2: gamma (VJ)
3: beta (VDJ)
4: alpha (VJ)

21
Q

In welk deel en welke selectie van de TCR vindt plaats in de thymus?

A

Positieve selectie (herkent het MHC) in de cortex (cTEC)
Negatieve selectie (herkent het lichaamseigen antigeen) in de medulla. (mTEC)

22
Q

Welk eiwit speelt een belangrijke rol bij tolerantie-inductie in de thymus?

23
Q

Wat is de functie van AIRE?

A

Autoimmune regulator is een transcriptiefactor die de expressie van perifere weefselantigenen in de thymus stimuleert.

24
Q

Welke cellen hopen op bij een kiemcentrumreactie?

A

B-cellen, folliculaire DCs, en Th-cellen

25
Wat wordt gepresenteerd door folliculaire dendritische cellen?
Gehele antigenen. Ze spelen een rol bij B-celactivatie en affiniteitsmaturatie. Presentatie via Fc receptoren en Complement 3 receptoren en C3b
26
Welk enzym reguleert affiniteitsmaturatie van immunoglobulinen?
AID enzym
27
Wanneer komt AID tot expressie?
Bij CD40/CD40L interactie van de B-cel met een Th-cel
28
Wat is de functie van AID?
affiniteitsmaturatie, door: * class switch recombination * somatische hypermutatie
29
Wat is de belangrijke functie van IgM?
activatie van het complementsysteem
30
Wat is de belangrijke functie van IgG1?
opsonisatie
31
Wat is de belangrijkste functie van IgG2?
neutralisatie
32
Wat is de belangrijkste functie van IgG3?
activatie van het complementsysteem
33
Wat is de belangrijkste functie van IgG4?
neutralisatie
34
Wat is de belangrijkste functie van IgA?
neutralisatie
35
Wat is de belangrijkste functie van IgE?
sensitisatie van mestcellen (en blijkbaar bindt het ook aan basofiele granulo's)
36