Consequenties van de immuunrespons Flashcards

(40 cards)

1
Q

Wat zijn de onderdelen van humorale innate immuunrespons?

A

complement
pentraxines
collectines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de onderdelen van humorale adaptieve immuunrespons?

A

immunoglobulinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de onderdelen van cellulaire innate respons?

A

activatie weefselcellen
granulocyten
mononucleaire fagocyten
mestcellen
innate lymphoid cells (ILC)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de onderdelen van cellulaire adaptieve immuunrespons?

A

T-cellen en B-cellen (en plasmacellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een belangrijke reactie bij complementactivatie?

A

C3 -> C3a + C3b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk onderdeel van het complement is verantwoordelijk voor de inflammatiefunctie?

A

C3a, C5a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welk onderdeel van het complement is verantwoordelijk voor fagocytose?

A

C3b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk onderdeel van het complement is verantwoordelijk voor lysis?

A

MAC (C9, na cascade)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke cellen spelen bij bijna alle infecties een rol in de adaptieve afweer?

A

CD4+ T-cellen (soms in de achtergrond)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke onderdelen van de adaptieve afweer spelen de belangrijkste rol bij een infectie met een virus?

A

CD8+ T-cellen en antistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij welke infecties activeren CD4+ T-cellen macrofagen?

A

Intracellulaire bacteriën
Schimmels
Protozoa
Wormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat vormt de belangrijkste vorm van adaptieve afweer tegen toxines?

A

antistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk onderdeel van de adaptieve afweer speelt/spelen de belangrijkste rol bij een infectie met intracellulaire bacteriën?

A

CD8+ T-cellen en CD4+ T-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk onderdeel van de adaptieve afweer speelt/spelen de belangrijkste rol bij een infectie met extracellulaire bacteriën?

A

antistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk onderdeel van de adaptieve afweer speelt/spelen de belangrijkste rol bij een infectie met protozoa?

A

antistoffen (en CD4+ T-cellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk onderdeel van de adaptieve afweer speelt/spelen de belangrijkste rol bij een infectie met schimmels?

A

antistoffen en CD4+ T-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk onderdeel van de adaptieve afweer speelt/spelen de belangrijkste rol bij een infectie met wormen?

A

IgE en CD4+ T-cellen

17
Q

Beschrijf de T-cel afhankelijke afweer tegen extracellulaire bacteriën?

A

Klassieke B-cel respons, waarbij eiwitantigeen BCR stimuleert en de Th cel zorgt voor costimulatie.

18
Q

Beschrijf de T-cel onafhankelijke afweer tegen extracellulaire bacteriën?

A

1: PRR (algemene vreemde structuren)
2: BCR crosslinking (repetitieve antigenen)

Dit zorgt voor de costimulatie.

19
Q

Wat is het nadeel van een T-cel onafhankelijke respons bij afweer tegen extracellulaire bacteriën?

A

Er vindt geen kiemcentrumreactie plaats, en hierdoor minder SHM en CSR.

20
Q

Bij welk type extracellulaire bacteriën treedt vooral de T-celonafhankelijke respons op?

A

gekapselde bacteriën (Haemophilus, Streptococcus)

21
Q

Hoe kan je de vaccinatierespons voor gekapselde bacteriën verbeteren?

A

Eiwit aan de polysaccharide binden.

22
Q

Waarvoor dienen marginale zone B-cellen?

A

afweer tegen bacteriële antigenen, inclusief polysaccharide kapsels, waar geen T-cel hulp voor nodig is.

23
Q

Waarvan krijgen marginale zone B-cellen hun co-stimulatie?

A

crosslinking van BCR en/of TLR signalen

24
Welk gen speelt een belangrijke rol in de signalering tijdens de large cycling stadium van de B-cel ontwikkeling om door te kunnen ontwikkelen?
BTK-gen
25
Wat is de behandeling van een antilichaamdefiëntie?
IVIg infuus
26
Wat is het gevolg van BTK germline mutaties?
B-cellen ontwikkelen zich niet meer door in het beenmerg
27
Wat is "Swiss type of Agammaglobulinemia"?
combined cellular and humoral immunodeficiency, waardoor er geen circulerende T-cellen zijn (en hierdoor geen circulerende B-cellen)
28
Wat is "X-linked Severe Combined Immunodeficiency"? (X-linked SCID)
een ernstige immunodeficiëntie met opportunistische infecties, diarree en failure to thrive, waarbij er geen T-cellen en geen NK-cellen zijn. Het komt door een mutatie in IL2RG, wat codeert voor de gamma-c keten van cytokine receptoren.
29
Welke cellen ontbreken bij een IL7R alpha defect?
T-cellen
30
Welke cellen ontbreken bij een RAG-mutatie?
T-cellen en B-cellen (maar je hebt wel NK-cellen)
31
Wat zijn kenmerken van een B-cel defect?
(luchtweg)infecties: viraal en bacterieel (m.n. extracellulair en gekapseld)
32
Wat zijn kenmerken van een T-cel defect?
algemeen, afh. van specifieke defect: viraal, bacterieel (intra en extracellulair), schimmels, protozoa, en helminthen
33
Wat zijn kenmerken van een fagocyten defect?
infecties met bacteriën en fungi (CGD bv), en problemen met wondherstel; MHC-defect -> T-cel defect
34
Wat zijn kenmerken van een complement defect?
pyogene bacteriële infecties, en AIZ
35
Wat is het probleem bij hemofagocytaire lymfohistiocytose (HLH)?
perforinedefect, waardoor stoffen (granzymes) niet de targetcel in kunnen. Je krijgt hierdoor een cytokinestorm.
36
Wat is SIRS?
Systemic Inflammatory Response Syndrome
37
Wat zijn de kenmerken van SIRS?
hyper/hypothermie, tachycardie, hyperventilatie, leukocytose, en excessieve productie van pro-inflammatoire mediatoren
38
Wat is CARS?
Compensatory Anti-inflammatory Response Syndrome
39
Wat zijn de kenmerken van CARS?
productie van anti-inflammatoire cytokinen, verminderde leukocyt respons, immuunsuppressie/paralyse