AFP 4 Tumoren Flashcards

(15 cards)

1
Q

wat betekenen
histologie
cytologie
histopathologie
oncologie

A
  1. onderzoek van weefsel cellen
  2. onderzoek van losse cellen
  3. zieke cellen in het weefsel
  4. kwaadaardige tumoren ontdekken, behandelen en voorkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een tumor (3)

A
  1. Gezwel/zwelling
  2. ongeremde celdeling
  3. neoplasie = nieuwgroei
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat voor soort tumor hoort bij
macroscopisch = groeit bolvormig, omgeven door kapsel, verdringt omliggend weefsel, groeit traag
microscopisch = cellen blijven op hun plaats, cellen lijken op hun oude cellen en zijn dus goed gedifferentieerd

A

Benigne tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat voor soort tumor hoort bij
macroscopisch = onregelmatige vorm, groeit infiltratief, dwars door omliggende structuren, groeit snel
microscopisch = cellen laten los of brokkelen af = metastasering, cellen blijven onrijp, lijken niet op hun oude cellen, zijn atypisch en slecht gedifferentieerd

A

maligne tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke tumor hoort bij de volgende symptomen
soms zichtbaar of palpabel, afsluiting van holtes verdrukking van omliggend weefsel

A

benigne tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke tumor hoort bij de volgende symptomen
tumor soms zichtbaar of palpabel, functieverstoring, bloedverlies, algehele mailaise

A

maligne tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar ontstaan vaak tumoren (2)

A
  1. weefsel met veel celdeling bijv. beenmerg
  2. weefsel aan oppervlakte bijv. huid en slijmvliezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke metastasering hoort bij
tumorcellen gaan met de lymfestroom mee naar de 1ste lymfeklier in de buurt = schildwachterklier, daarna gaan metastasen verder

A

lymfogene metastasering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke metastasering hoort bij
via veneus bloed naar volgend orgaan

A

hematogene metastasering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke metastasering hoort bij
cellen zweven door lichaam holten

A

cavitaire metastasering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke metastasering hoort bij
door punctie of operatie = entmetastasen

A

iatrogene metastasering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

benoem diagnostiek opties bij tumoren (3)

A
  1. lab
  2. beeldvorming
  3. biopsie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar staat de stadiering TNM/G systeem voor

A

T= tumorgrootte
N = Nodus = lymfeklier in de buurt aangetast
M = metastasen op afstand
G= gradering van mate van agressiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat betekenen in de TNMG systeem de X en de O

A

X = niet te beoordelen
O = niet aantoonbaar of aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Benoem 4 oncolytica

A
  1. radiotherapie
  2. chemotherapie met cytostatica
  3. hormonale therapie
  4. immunotherapie met targeted therapie = immuunsysteem opkrikken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly