OZT 3,4,6,7 opvang trauma patient, traumatologie, robot en zorg bij oncologische ingrepen Flashcards

(69 cards)

1
Q

Benoem de definitie van triage bij de SEH

A

Snelle beoordeling van patient met urgentie bepaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het doel van triage op de SEH (3)

A
  1. juiste zorg op het juiste moment
  2. overbelasting SEH voorkomen
  3. patientenveiligheid waarborgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar staat ABCDE voor

A

A= airway, luchtweg vrij
B = breathing, ademhaling
C = Circulation, hartslag, bloeddruk, capillair refill, bloedingen
D = disability, bewustzijn
E= exposure, lichaam uiterlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar staat SBARR voor

A

S = situatie
B = achtergrond
A = assesment, beoordeling
R = recomodation, aanbeveling
R = Repeat, herhalen en bevestigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekend ATLS

A

Advanced trauma life support

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Benoem samengevat wat ATLS inhoud (5)

A
  1. systematisch en gestructureerd handelen
  2. ABCDE methode als basis voor eerste beoordeling
  3. Snelle herkenning van levensbedreigende letsels
  4. behandelen terwijl je evalueert
  5. multidisciplinaire aanpak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

benoem 8 aandachtspunten voor de omloop bij het beruik van de robot

A
  1. controles uitvoeren
  2. niet op snoeren en kabels gaan staan
  3. instellen apparatuur
  4. optiek
  5. gas
  6. levens van de instrumenten
  7. licht dimmen
  8. doorspuiten instrumenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke 5 controles voer je uit bij het gebruik van een robot

A
  1. juist aangesloten consoles
  2. lampjes branden de juiste kleur en beweging van de armen
  3. instrumenten levens controleren
  4. camerasysteem
  5. zelftest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

benoem 3 aandachtspunten voor de instrumenterende bij gebrik van de robot

A
  1. robot inrijden
  2. apparaat instellingen aanpassen
  3. aangeven benodigde materialen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat betekend adjuvante chirurgie

A

aanvullende chirurgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat betekend CT, MRI, PET scan

A

Computer tomografie röntgen scan in , PET Postrion Emissie Tomografiescan met behulp van
radioactieve stof lichaam in beeld brengen, MRI Magnetic resonance imaging, magnetisch veld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat betekend biopsie

A

wegnemen van cellen of een stukje weefsel voor onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat betekend brachytherapie

A

Lokale inwendige bestraling door plaatsen van radioactieve jodiumzaadjes in het te bestralen gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat betekend CAS, computer assisted surgery

A

Peroperatieve feedback door beeld met behulp van camera’s en computer op basis van eerder
gemaakte CT beelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat betekend chemotherapie regionaal of systemisch

A

Toedienen van cytosctatica lokaal of systemisch middels infuus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat betekend curatief

A

gericht op genezing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat betekend cytologie

A

pathologisch onderzoek van cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat betekend cytostatica

A

geneesmiddelen die de groei en deling van cellen remmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat betekend debulking chirurgie

A

Chirurgie waarbij gestreefd wordt alle tumorweefsel weg te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat betekend diagnostiek

A

vaststellen van aard en oorzaak van een ziekte of aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat betekend droog/vers

A

Zonder fixatiemiddelen behandeld, zoals het uitgenomen is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat betekend excisie biopt

A

het weg halen excideren van weefsel voor onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat betekend fluorescentie

A

lichtfrequentie, de stof licht op en wordt zichtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat betekend formaline

A

Giftig ontsmettingsmiddel, conserveermiddel wat alle enzymprocessen stopt in levend weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
wat betekend fysiologisch zout
Oplossing van NaCl 0,9% met een osmotische waarde die overeenkomt met die van het menselijk lichaam. Isotone oplossing veilig te gebruiken in het lichaam.
24
wat betekend hickmann, powerline, getunnelde lijn
Wordt gebruikt om bloedafname en medicijn toediening te vergemakkelijken zonder de bloedvaten te beschadigen
25
wat betekend HIPEC (Hypertherme Intraperitoneale Chemotherapie)
Spoeling van van verwarmde cytostatica in de buikholte
26
wat betekend histologie
Onderzoek van cellen en de samenhang van weefsels
27
I.O.R.T. Intra Operatieve Radio Therapie
Tijdens de operatie wordt tumorplaats bestraald, lokaal mogelijk om hoger te doseren zonder daarbij omliggend weefsel te beschadigen
28
IGS (Image Guided Surgery)
Intraoperatieve beeldvorming verkrijgen mbv fluorescentie en speciale camera's tumoren worden beter zichtbaar, geeft een betere indruk van resectie marges
29
Immunotherapie
Behandeling tegen kanker op basis van het versterken en activeren van het eigen immuun systeem. Zodat het kankercellen kan aanvallen
30
Infusie: intra-arteriële
Toegang via de arterie
31
Inoperabel / niet operabel
Dermate uitbreiding van tumor dat een chirurgische behandeling niet mogelijk is
32
Intraperitoneaal
In de buikholte
33
Intrathecaal
Binnen de hersen en ruggemergvliezen
34
Intravesicaal
In de blaas
35
Jodiumbronlokalisatie
Techniek om tumor te markeren met een radioactief jodiumzaadje
36
Metastase
Uitzaaiingen van tumoren
37
Metastasechirurgie
Het opereren met als doel metastasen te verwijderen
38
MultiDisciplinair Oncologiebespreking (MDO)
Overleg tussen meerdere behandelaars uit verschillende disciplines om het meest ptimale zorgplan te maken
39
Natural Orifice Transluminal Endoscopic Surgery (NOTES)
een operatie die uitgevoerd word via de natuurlijke opening van het lichaam
40
navigatie
Op basis van preoperateive beeldvorming en live feedback van camera's kan men lokatie van het te opereren gebied in beeld brengen en veilig opereren
41
Neo adjuvant
Behandeling voorafgaande aan chirurgische behandeling dit kan chemo of radiatie of immuno therapie zijn of een combi met als doel de tumor te verkleinen.
42
Nucleaire isotoop
Door nucleaire geneeskunde gebruikte radioactieve stoffen voor diagnos en behandeling van ziektebeelden waaronder kanker
43
Operabel
Door chirurgiische behandeling te verhelpen
44
Palliatief
Het verhelpen of het verzachten van klachten, niet gericht op genezing
45
Patent blue
Blauwe kleurstof die gebruikt kan worden om bv. lymfebanen en klieren inzichtelijk te krijgen
46
Perfusie
Het doorstromen van een vloeistof door een orgaan of door de bloedsomloop
47
Port-à-cath
Getunneld centraal veneus toedienings systeem. Onderhuids liggend aanprikpunt met een catheter in het veneus systeem.
48
Probe (Gamma of 'Geigerteller')
Handvat voorzien van een detectie kop die in staat is radioactieve straling te detecteren. Ook bestaan er probes specifiek voor echo.
49
Profylactische chirurgie
Chirurgische behandeling ter voorkoming van. Denk aan het preventief verwijderen van de mamae vanwege een waarschijnlijkheids risico op borstkanker
50
Prognose infaust
Voorspelling van ziekteverloop met een ongunstige resultaat.
51
Radiatietherapie
Behandeling met ioniserende straling
52
Radioactieve stof
Stof die ioniserende straling bevat
53
Reconstructieve chirurgie
Chirurgie waarbij de anatomie weer hersteld wordt
54
Resectabel / Resectie
Chirurgisch technisch mogelijk om de afwijking weg te halen
55
RFA (Radiofrequente Ablatie)
Techniek waarbij met behulp van een naald, radiogolven gebruikt worden om weefsel / tumor weg te branden
56
Robotchirurgie
Chirurgie met ondersteuning van robotarmen
57
Röntgenlokalisatie
Het markeren van tumorweefsel met behulp van een röntgenlokalisatiedraad
58
Salvagechirurgie
chirurgie wanneer eerdere of andere behandelopties niet voldoende Zijn geweest
59
Schildwachterklier / Sentinel (lymf)node biopsie
Minimaal invasieve techniek om stadiëring te verkrijgen van het lymfklierstation waar naar alle waarschijnlijkheid kanker naar uitzaait
60
Spill
Verontreiniging van tumorweefsel in omliggend gebied. Dient voorkomen te worden
61
Stadiëring / Stagering
De mate van uitgebreidheid van de ziekte in kaart te brengen 'Stage' of 'Stadium' bepalen
62
TACE (Transarteriële Chemo-embolisatie)
Specifiek gerichte chemobehandeling door met cytostatica het bloedvat te behandelen die de tumor voedt
63
Technetium - nanocolloïd
Radioactieve isotoop die gebruikt wordt bij sentinel node procedure om de schilwachterklier op te sporen
64
Terminaal
Letterlijk einde of laatste fase. Terminale ziekte is een ziekte met dodelijke afloop
65
TNM (Tumor, Nodus, en Metastasen)
Stagering indeling op basis van Tumor, Nodus (lymfklier), Metastasen
66
Uitwendige bestraling (radiotherapie)
Radiotherapie waarbij de stralingsbron van buiten het lichaam gericht wordt op de doellokatie
67
Vriescoupe
Methode om snel diagnostiek te krijgen, weefsel wordt snel ingevroren en er worden hele dunne plakjes (coupes) de patholoog bepaalt de diagnose.