Angststoornissen Flashcards

(44 cards)

1
Q

Angst

A

De fysiologische en emotionele reactie van het centrale zenuwstelsel op een serieuze dreiging voor de gezondheid van het organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Angstigheid

A

De fysiologische en emotionele reactie van het centrale zenustelsel op een vaag gevoel van dreiging voor de gezondheid van het organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gegeneraliseerde angststoornis

A

Een stoornis gekenmerkt door persistente en utigesproken gevoelens van angstigheid en zorgen over verschillende activteiten en situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gegeneraliseerde angststoornis
- checklist

A
  • > 6 maanden last van onevenredige, oncontroleerbare en voortdurende angst en zorgen voor verschillende zaken
  • volgende sympomen (3): gespanneheid, vermoeidheid, concentratieproblemen, geïrriteerdheid, spierspanning en slaapproblemen
  • significante subjectieve last of interferentie met dagelijkse leven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gegeneraliseerde angststoornis
- sociaal-cultureel persepctief

A
  • GAS ontwikkeld zich vaker bij mensen die zich bevinden in gevaarlijke sociale omstandigheden
  • verschillende vormen van sociale stress: armoede, discriminatie, onveiligheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Seperatie angst

A
  • vaakst voorkomende stoornis bij kinderen
  • in DSM-5 ook voor volwassenen
  • categorisatie als stoornis is controversieel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gegeneraliseerde angststoornis
- Psychodynamisch perspectief

A
  • volgens Freud ervaren alle kinderen angs
  • realistische angst, neurotische angst en morele angst
  • sommige kinderen ervaren hogere levels van angst en/of hun defensie mechanismen zijn inadequaat
  • psychodynamische therapieën: vrije associatie en therapeut interpretatie van transfer, resistentie en dromen
  • specifieke behandelingen voor GAS: freudianen focussen midner op angst en meer op de controle van de ID
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Realistische angst

A

Personen zijn effectief in gevaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Neurotische angst

A

Wanneer personen niet hun ID impulsen kunnen uiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Morele angst

A

Wanneer ze gestraft worden bij het uiten van hun ID impulsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gegeneraliseerde angststoornis
- humanistisch perspectief

A
  • GAS ontstaat wanneer mensen neit eerlijk en zelf-accepterend naar zichzelf toe zijn
    verklaring van Carl Rogers: ontbreken van onconditionele positieve waardering tijdens de kindertijd zorgt voor ‘conditions of worth’, bedreigende zelfbeoordelingen kunnen angst veroorzaken de ontwikkeling van GAS faciliteren
  • client-centered aanpak wordt gebruikt om onconditionele positieve waardering te uiten naar cliënten en empathie te tonen
    ondanks positieve case studies hebben gecontroleerde studies weinig evidentie gevonden voor deze aanpak
  • niet veel bewijs gevonden voor de verklaring van Rogers voor GAS en andere vormen van abnormaal gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gegeneraliseerde angststoornis
- Cognitief-gedrags perspectief

A
  • problematische gedragingen en dysfunctionele denkpatronen veroorzaken psychologische stoornissen
  • behandeling focust zich op het veranderen van gedragingen en cognities
  • vroege benaderin: maladaptieve of irrationele assumpties en stille assumpties
  • recente verklaringen: metacognitie/metazorgen, intolerantie van onzekerheid en vermijding
  • veranderen van maladapteive assumpties: Ellis’ rational-emotive therapy (RET)
  • tegen gaan van zorgen: mindfulness en acceptance/commitment terapieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gegeneraliseerde angststoornis
- biologisch perspectief

A
  • Gas wordt voornamelijk veroorzaakt door biologische factoren
  • angstreacties zijn gerelateerd aan bepaalde hersengebieden
  • GAS resulteert uit hyperactieve angst circuits: GABA belangrijk
  • Verschillende betrokken hersenstructuren: Prefrontale cortex, Anterieur cingulate cortex, Insula en Amygdale
  • Bed nucleus of stria terminals (BNST) speelt mogelijk een belangrijkere rol dan andere structuren
    behandeling en medicatie: barbituraten (1950-55), benzodiapines (1955), antidepressiva en antipsychotica medicatie (nu)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Fobieën

A
  • angst: normale en vaak voorkomende emotie
  • verschil tussen fobie en angst: intensere en persistentere angst, sterkere wens om het gevreesde object of situatie te mijden en zorgt voor stress dat interfereert met normaal functioneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Fobieën
- oorzaak

A
  • evidentie ondersteunt gedragsverklaringen: cognitieve gedragsteorie en gedrags-evolutionaire verklaringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fobieën
- cognitief gedrags perspectief

A
  • hoe worden angsten aangeleerd?: klassieke conditionering en modelering (nadoen)
  • angstreacties zijn niet altijd geconditioneerd: fobieën kunnen veroorzaakt worden door conditionering, maar worden neit in de regel veroorzaakt door conditonering of modelering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Fobieën
- gedrags-evolutionair perspectief

A
  • sommige fobieën komen veel vaker voor dan andeeren
  • soort-specifieke biologische voorbereidheid om bepaalde angsten te ontwikkelen: preparedness
  • verklaart waarom sommige fobieën veel vaker voorkomen
  • behandeling voor specifieke fobieën: direct contact met het gevreesde object/situatie (exposure therapie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Preparedness

A

Soort-specifieke biologische voorbereidheid om bepaalde angsten te ontwikkelen

19
Q

Exposure therapie

A

Direct contact met het gevreesde object of situatie is de sleutel tot succes bij alle vormen
- systematisch desensitiseren
- flooding
- modeling

20
Q

Specifieke fobieën

A
  • jaarlijks heeft ongeveer 10% van de bevolking hier last van
  • 14% krijgt hier last van in de loop van het leven
  • vaker bij vrouwen dan mannen 2:1
  • 32% zoekt hulp
21
Q

Specifieke fobieën
- checklist

A
  • uitgesporken, voortdurende en disproportionele angst voor een bepaald object of situatie; typisch voor langer dan 6 maanden
  • confrontatie met het object zorgt voor onmiddelijke angst
  • vermijding van de gevreesde situatie
  • significante last of interferentie met het dagelijks leven
22
Q

Agorafobie

A
  • jaarlijks heeft ongeveer 1.7% van de beolking hier last van
  • 2.6% krijgt hier in de loop van het leven last van
  • gender verschillen: meer vrouwen dan mannen
  • 46% zoekt hulp
23
Q

Agorafobie
- checklist

A
  • uitgesproken, disproportionele of herhaalde angst in tenminste twee afgebakende situaties
  • vermijding van de agorafobische situaties
  • symptomen blijven meestal > 6 maanden
  • significante last of interferentie met het dagelijkse leven
24
Q

Agorafobie
- behandeling

A
  • oudere aanpakken zijn minder succesvol
  • nieuwere therapieën: support groepen en zelf-hulp programma’s
  • succesvol voor ongeveer 70% van de patiënten
  • terugval kan voorkomen, zeker wanneer de patiënt ook last heeft van paniek stoornis
25
Sociale angststoornis
- jaarlijks heeft ongeveer 8% van de bevolking - 13% krijgt heir last van in de loop van het leven - begint vaak in de late kindertijd of late adolescentie en begin volwassenen - 40% zoekt hulp
26
Sociale angststoornis - checklist
- uitgesproken, disproportionele en herhaalde angst over sociale situaties waarbij de patiënt zou kunnen blootgesteld worden aan het oordeel van anderen; meestal > 6 maanden of langer last - angst om negatief geëvalueerd te worden of om anderen te beledigen blootstelling aan de sociale situatie zorgt bijna altijd voor angstigheid - vermijding van de gevreesde situatie - significante last of interferentie met het dagelijkse leven
27
Sociale angststoornis - cognitief-gedrags perspectief
- meest belangrijke verklaring voor deze stoornis; focus op cognitieve en gedragsfactoren - Oorzaak: aantal van dysfunctionele overtuigingen en verwachtingen over sociale interacties - anticipatie van sociale afwijzingen en vrees voor sociale situaties - vermijding- en veiligheids-gedragingen om afwijzingen en sociale situaties te vermijden
28
Sociale angststoornis - behandelingen
- voornamelijk sociale angst: aanpakken met exposure therapie - cognitieve gedragstherpapei: exposure en veranderen van cognities via gesprek/discussie - beperkte sociale skills: sociale skills en assertiviteitstraining
29
Paniekstoornis
- plotse korte aanvallen van paniek die plaatsvinden binnen enkele minuten en daarna weer verdwijnen - ten minste 4 van de volgende symptomen: hartkloppingen, tintelingen in de handen en voeten, ademnood, zweten, hitte en koude aanvallen, beven, pijn op de borst, gevoel van stikken, flauwte, duizeligheid en derealisatie - jaarlijks ongeveer 3.1% van de bevolking >5% zoekt hulp - begint in de late adolescentie of begin volwassenheid - kan samengaan met agorafobie
30
Paniekstoornis - checklist
- verschillende onverwachte paniekaanvallen - een of meerdere aanvallen worden gevolgd door een of beide van de volgende symptomen: minstens een maand van aanhoudende zorgen over toekomstige aanvallen of minstens een maand van dysfunctionele gedragsveranderingen die verband houden met toekomstife aanvallen
31
Paniekstoornis - biologisch perspectief
- initiële theorie: paniekaanvallen worden veroorzaakt door abnormale activiteit van norepinefrine in locus coeruleus - meer recente inzichten: andere hersengebieden en de amygdala vormen ook deel van het probleem en mogelijk deels overerfbare abnormaliteiten in deze hersengebieden - wordt veroorzaakt door hyperactief paniek circuit: amygdala, hippocampus, ventromediale nucleus of hypothalamus, centrale grijze stof en locus coeruleus
32
Paniekstoonis - medicatie
- verschillende antidepressiva leiden tot verbetering bij meer dan 2/3e van de patiënten - hebben invloed op norepinefrine receptoren in het paniek-hersencircuit - aanhoudende verbetering vereisen het inneme van de medicatie sommige bezodiazepines helpen ook (xanax)
33
Paniekstoornis - cognitief-gedrags perspectief
- biologische factoren zijn enkel een deel van de oorzaak van paniekaanvallen - lichamelijke sensaties worden mis geinterpreteerd als tekenen van ernstige ziekten en worden gecontroleerd door vermijdings- en veiligheidsgedragingen - anxiety sensitivity
34
Anxiety sensitivity
de neiging om te focussen op lichaamssensaties en deze mis te in interpreteren
35
Paniekstoornis - Biologische challange test
een procedure om paniekaanvallen uit te lokken en paniekstoornis te evalueren/behandelen
36
Paniekstoornis - cognitieve therapie
- probeert om patiënten hun misinterpretaties van lichaamssensaties te corrigeren - educatoe over wat een paniek aanval is - aanleren van manieren om lichaamssensaties beter te interpreteren - skills aanleren om om te gaan emt angst, oa gebruik van biologische challenge test
37
Obsessies
Persistente gedachten, ideeën, neigingen of beelden die onvrijwillig opduiken in het bewustzijn - eigenschappen: gedachten die extern en intrusief aanvoelen en pgingen om hen te negeren of tegen te gaan lokken angst uit - veel voorkomende thema's: besmetting, angressie en geweld, ordelijkheid, religie en seksualiteit
38
Compulsies
Repetitieve en rigide gedragingen of mentale gedachten waarvan mensen voelen dat ze deze moeten uitvoeren om hun angst te vermijden of reduceren - eigenschappen: verschillende vormen van vrijwillige gedragingen of mentale gedachten, voelt verplicht/onontkoombaar, de meeste menen beseffen dat hun gedragingen onredelijk zijn, compulsies uitvoeren verminderd angst voor een korte tijd en gedragingen worden vaak rituelen - thema's: schoonmaken, checken, orde en balans, aanrakingen, verbalisaties en/of tellen
39
Obsessief-compulsieve stoornis
- obsessies en compulsies - gerelateerd aan de andere angststoornissen in eigenschappen, oorzaken en therapie responsiviteit - komt bij 1-2% van de wereldbevolking voor - begint in de kindertijd of jonge volwassenheid; kan fluctueren in intensiteit - komt even vaak voor bij mannen als bij vrouwen - 40% zoekt hulp
40
Obsessief-compulsieve stoornis - checklist
- last hebben van obsessies, compulsies of beide - deze obsessies of compulsies nemen aanzienlijk veel tijd in beslag - significante last of interferentie met het dagelijkse leven
41
Obsessief-compulsieve stoornis - psychodynamisch perspectief
- Theorie: gevecht tussen eht ID en EGO verdedigingsmechanismen verminderen angst via gedragingen en acties. Freus: OCS is fixatie in de anale fase van de ontwikkeling - behandleing: klassieke technieken --> vrije associatie en interpretaties door therapeut; weinig onderzoek ondersteuning - korte termijn psychodynamische behandelingen zijn meer direct en actie-georiënteerd
42
Obsessief-compulsieve stoornis - cognitief-gedragstherapie
- stoornis ontstaat ui de normale menselijke eigenschappen om ongewilde en onaangename gedachtes te hebben - om negatieve gevolgen te voorkomen probere patiënten hun gedachtes te neutraliseren met gedragingen - focus op cognitie processen die bijdragen aan eht ontstaan en onderhouden van obsessieve gedachten en compulsieve behandelingen - gebruik van exposure en repsonse prevention oefeningen (ERP) - ERP: modeling, 50-70% verbeterd met ERP
43
Obsessief-compulsieve stoornis - biologisch perspectief
- vroeg onderzoek: familie-histotie en tweelingstudies - recent onderzoek: abnormale serotonine activiteit, abnormale hersenstructuren en functioneren en cortico-stratio-thalamo-corticale circuit
44
Obsessief-compulsieve stoornis - behandeling
- serotonine-gebaseerde antidepressiva: clomipramine en gelijkwaardige medicatie, verbetering bij 50-80% van de patiënten emt OCD en herval wanneer stoppen met medicatie - onderzoek siggereert dat combinatie met therpaieën het meest effectief is