Artikelen Flashcards
(12 cards)
Beschrijf de studie van Arildskov over ADHD en Quality of Life.
Verminderde QoL is een gerelateerde uitkomst aan ADHD. In dit onderzoek wordt de relatie tussen ADHD en QoL gebruikt om na te gaan of ADHD een categorische of dimensionele aanpak nodig heeft.
- Pediatric Quality of Life Inventory
- ADHD rating scale-IV
- strengths & difficulties questionnaire
- geen abrupte verandering, of non-lineaire associatie. Dit ondersteunt het dimensionele model van ADHD.
- QoL nam geleidelijk en linearir wanneer levels van ADHD toenamen.
- Hoge ADHD levels zijn niet kwalitatief anders dan lage ADHD levels voor QoL. Dit support een dimensioneel model van ADHD.
Beschrijf de study van Vasileva over prevalentie en comorbiditeit 1-7 jaar.
Deze studie had als doel een betrouwbaarder overzicht creëren van prevalentie en comorbiditeit in de leeftijdsgroep 1-7 jaar.
1. gaan problemen over (fase)
2. verschillen in ontwikkeling of psychopathologie.
3. psychopathologie of dysfunctionele ouder-kind relatie?
1/5 kinderen heeft een mentale stoornis
1/3 voldoet een criteria voor psychische diagnosis
prevalentie van stoornissen bij zowel ouders als kinderen
limitaties:
- 3 maanden vs 6 maanden follow-up
- alle symptomen worden gemeten door ouders
- veel jongeren komen vanzelf terug op normale ontwikkeling
prevalentie laad zien dat vroege interventie noodzakelijk is
Beschrijf de studie van Cuijpers over psychologische behandeling van depressie onder adolescenten.
Studies rapporteren effect sizes, dit zegt niks over respons of remissie.
Gemeten variabelen:
1. behandeling respons
2. depressie
3. post-test respons test
4. reliable change index
respons heeft een gemiddeld resultaat, met 60% geen respons. Dit zijn kleinere effecten dan bij volwassenen.
Risico voor bias, en subgroepen (zoals jongeren aan antidepressiva) niet onderzocht
Beschrijf de studie van Steinsbekk over de prevalentie van angststoornissen.
Wanneer ontwikkelen angststoornissen zich en kan daar met interventies op ingespeeld worden?
1. stabiliteit relatief aan de groep.
2. stabiliteit van het individu, eigenwaarde
3. stabiliteit in de persoon, veranderingen daarvan
- Preschool Age Psychiatric Assessment PAPA
- Childhood Adolescent Psychiatric Assessment CAPA
- specifieke fobie en GAD meest voorkomend
- geen continuïteit vroege jeugd en adolescentie
- pesten risicofactor voor angststoornis
- grotere kans op angst met vermijding als coping strategie
midden-kindertijd cruciaal voor interventie
Beschrijf het artikel van Sonuga-Barke over ADHD perspectieven en ontwikkeling.
- ADHD kan late onset hebben
- symptomen kunnen fluctueren door tijd
- gender ratio komt door de tijd in balans
bijkomende problemen
1. emotie regulatie problemen
2. traag cognitief tempo
3. slaap problemen
Hersenfactoren
- catecholamines (in)direct voor ADHD
- verminderd hersenvolume
- amygdala, putamen, anterior cingulate cortex
Cross-cutting thema’s
1. continue variabelen ipv categorisch
2. heterogeniteit in genen en omgeving
3. late onset en neuro-ontwikkeling?
4. genderverschillen in prestatie niet in prevalentie
5. neurodivergentie of dysfunctie in persoon
Beschrijf het artikel van Frick over callous-unemotionel traits.
- temperament
- gewetensontwikkeling
- CU kenmerken
Invloeden op stabiliteit van CU
Cu kenmerken kunnen leiden tot CD
Beschrijf het artikel van Mandy over omgevingsfactoren bij ASD.
- maternal/paternal leeftijd
- valproaat
- SSRI
- giftige stoffen
- foliumzuur
- immuunsysteem moeder
- hypoxie
- opvoeding
- sociale achterstand
- metabolische factoren moeder
Beschrijf het artikel van Berk-Smeekens over Pivotal Respons Training.
Interventie voor het verbeteren van communicatie skills bij ASD.
Pivotale gebieden
1. motivatie voor deelname aan sociale interactie
2. reactievermogen voor sociale interactie
3. zelf-initiatie
4. zelfmanagement
Effectiviteit van robots
1. bijdrage aan motivatie van sociale interactie
2. kinderen kunnen meer aandacht aan robots geven
3. intolerantie voor onzekerheid in sociale situaties
- grootste verschil na 3 maanden follow-up
- geen significant verschil bij alle groepen CGI-I.
- kinderen met PRT+R hadden afname in ADOS-2 criteria.
Beschrijf de studie van Douma over het zelfbeeld tussen onderwijstypes.
- regulier onderwijs
- beroepsonderwijs
- intellectuele handicap
- emotionele problemen
- alle groepen even positief over fysiek uiterlijk
- alle groepen zouden graag hechtere banden hebben dan dat ze nu hebben
- ID positievere scores voor fysiek uiterlijke en school competentie
- acceptatie is een betere voorspeller voor zelfbeeld
- individu is belangrijker dan participatie aan de groep
- onvolledig netwerk - causaliteit
Beschrijf het artikel van Rutter over ouderschapsstress en ontwikkelingsstoornissen.
In onderzoek wordt DD vaak samengevoegd met DS. Er wordt weinig onderzoek gedaan naar het verschil tussen TD en DS.
vermoeden voor ‘DS advantage’.
- opvoedingsstress TD < DS
- angst: effect moeders, niet vaders
- incidentie psychische aandoeningen
- invloed van positieve opvoeding: hogere levenstevredenheid TS < DS, gedragsproblemen, SES
- aanwijzingen voor verhoogde stres DS
- verhoogde stress en gelijke ouderschapsbeloning
Beschrijf het artikel van Tilanus over respons voor dyslexie interventies.
Maakt het tijdstip van interventie uit voor de uitkomst?
Cognitieve voorspellers leren lezen:
- fonologisch bewustzijn
- rapid automized naming
- verbaal werkgeheugen
interventie = 48x 45 minuten
T1 pre-test, T2 na 12 sessies, T3 post-test
- tijdstip diagnose lijkt niet uit te maken
- beide groepen verbeteren met interventie
- geen controle groep
- beginscores belangrijk voor eindresultaat
Beschrijf het artikel van Slenslog-Sluster over relevantie van emotionele mishandeling.
- Is EM verantoordelijke voor variatie in diagnostische uitkomsten?
- Is het effect in ontwikkeling onmiddenlijk of vertraagd?
- globale mishandeling zonder subtype
- onderscheid mishandeling en verwaarlozing
- onderscheid mishandeling, verwaarlozing met Em en verwaarlozing zonder EM
- onderscheid mishandeling, verwaarlozing en EM
EM heeft een sterker effect op internaliserende stoornissen bij jongere kinderen en externaliserende kinderen bij oudere kinderen.
data suggereert EM als onafhankelijke dimensie.