B Flashcards
1
Q
de baby
A
le bébé
2
Q
het bad
A
le bain
3
Q
de bagage
A
les bagages
4
Q
bakken
A
cuire
5
Q
de balpen
A
le styllo à bille
6
Q
bang zijn
A
avoir peur
7
Q
het bed
A
le lit
8
Q
beginnen
A
commencer
9
Q
begrijpen
A
comprendre
10
Q
de bel
A
la sonnette
11
Q
bellen
A
sonner, appeler
12
Q
belachelijk
A
ridicule
13
Q
belangrijk
A
important
14
Q
beleefd
A
poli
15
Q
de berg
A
la montagne
16
Q
beschrijven
A
décrire
17
Q
beslissen
A
décider
18
Q
bestellen
A
commander
19
Q
betalen
A
payer
20
Q
betekenen
A
signifier / vouloir dire
21
Q
de beurt
A
le tour
22
Q
bewegen
A
bouger
23
Q
de bezem
A
le balai
24
Q
bezig
A
occupé
25
bezoeken
visiter
26
de bibliotheek
la bibliothèque
27
de bij
l'abeille
28
binnengaan
entrer
29
de bioscoop
le cinéma
30
het blad - de bladen (papier)
la feuille
31
het blad - de bladeren (arbre)
la feuille
32
de bladzijde
la page
33
blazen
souffler
34
blij
content
35
blijven
rester
36
blind
aveugle
37
het bloed
le sang
38
de bloem
une fleur - de la farine
39
boeiend
passionnant
40
het boek
le livre
41
de boerderij
la ferme
42
boodschappen doen
faire des courses
43
de boom
l'arbre
44
boos
en colère
45
het bord
l'assiette
46
de borstel
la brosse
47
het bos
le bois
48
bouwen
construire
49
boven
en haut / à l'étage
50
braken
vomir
51
de brand
l'incendie
52
breken
casser
53
brengen
apporter
54
de brief
la lettre
55
de bril
les lunnettes
56
de brug
le pont
57
de buil
la bosse (je suis tombé, j'ai une bosse
58
de buurman / buurvrouw
le voisin / la voisine
59
beneden
en bas
60
bij
près de
61
bijna
presque
62
binnen
à l'intérieur
63
binnenkort
bientôt
64
boven
en haut
65
buiten
à l'exterieur
66
le bébé
de baby
67
le bain
het bad
68
les bagages
de bagage
69
cuire
bakken
70
le stylo à bille
de balpen
71
avoir peur
bang zijn
72
le lit
het bed
73
commencer
beginnen
74
comprendre
begrijpen
75
la sonnette
de bel
76
sonner, appeler
bellen
77
ridicule
belachelijk
78
important
belangrijk
79
poli
beleefd
80
de berg
la montagne
81
décrire
beschrijven
82
décider
beslissen
83
commander
bestellen
84
payer
betalen
85
signifier / vouloir dire
betekenen
86
le tour
de beurt
87
bouger
bewegen
88
le balai
de bezem
89
occupé
bezig
90
visiter
bezoeken
91
la bibliothèque
de bibliotheek
92
l'abeille
debij
93
entrer
binnengaan
94
le cinéma
de bioscoop
95
la feuille
het blad
96
la page
de bladzijde
97
souflfer
blazen
98
conten
blij
99
rester
blijven
100
le sang
het bloed
101
la fleur
de bloem
102
la farine
de bloem
103
passionnant
boeiend
104
le livre
het boek
105
la ferme
de boerderij
106
faire des courses
boodschappen doen
107
l'arbre
de boom
108
colère
boos
109
l'assiette
het bord
110
la brosse
de borstel
111
le bois
het bos
112
construire
bouwen
113
en haut / à l'étage
boven
114
braken
vomir
115
de brand
l'incendie
116
casser
breken
117
apporter
brengen
118
la lettre
de brief
119
les lunettes
de bril
120
le pont
de brug
121
la bosse
de buil
122
le voisin / la voisine
de buurman / de buurvrouw
123
en bas
beneden
124
près de
bij
125
presque
bijna
126
à l'intérieur
binnen
127
bientôt
binnenkort
128
en haut
boven
129
à l'extérieur
buiten
130
beloven
croire
131
croire
beloven