B2 schritt 7 Flashcards
(58 cards)
1
Q
Vertrekken
A
Abfahren
2
Q
Ik heb geen idee
A
Ich habe keine Ahnung
3
Q
De exercursie
A
Der Ausflug
4
Q
De exurcies
A
Die Ausflüge
5
Q
De boom
A
Der Baum
6
Q
De bomen
A
Die Bäume
7
Q
Mee eens
A
Einverstanden
8
Q
Ik ben het er mee eens
A
Ich bin einverstanden
9
Q
De inwoner
A
Der Einwohner
10
Q
De inwoners
A
Die Einwohner
11
Q
De vakantie
A
Die Ferien
12
Q
De vakantie duurt maar kort
A
Die Ferien dauern nur kurz
13
Q
In de vakantie
A
In den Ferien
14
Q
De rivier
A
Der Fluss
15
Q
De rivieren
A
Die Flüsse
16
Q
Lelijk
A
hässlich
17
Q
De hoofdstad
A
Die Hauptstadt
18
Q
Het vaderland
A
Die Heimat
19
Q
In mijn vaderland
A
In meiner Heimat
20
Q
Het land
A
Das Land
21
Q
De landen
A
Die Länder
22
Q
Het landschap
A
Die Landschaft
23
Q
Leven
A
Leben
24
Q
De mensen
A
Die Leute
25
De zee
Das Meer
26
Aan de zee
Am Meer
27
De buurman
Der Nachbar
28
De buurmannen, de buren
Die Nachbarn
29
Vriendelijk
Freundlich
30
De buurvrouwen
Die nachbarinnen
31
De buurvrouw
Die Nachbarin
32
Nederland is mooi
Die Niederlande sind schön
33
In Nederland
In den Niederlanden
34
De Nederlander
Der Niederlander
35
De Nederlandse
Die Niederländerin
36
De Nederlanders
Die Niederländer
37
Nederlands
Niederländisch
38
Het meer
Der See
39
Bij het meer
Am See
40
De bezienswaardigheid
Die Sehenswürdigkeit
41
De bezienswaardigheden
Die Sehenswürdigkeiten
42
Sinds
Seit
43
De stad
die Stadt
44
De steden
Die städte
45
De plattegrond van een stad
Der Stadtplan
46
Leuk
toll
47
Verschillend
Verschieden
48
Welkom
Willkommen
49
Het noorden
Der Norden
50
In het noorden
Im Norden
51
Het oosten
der Osten
52
In het oosten
Im Osten
53
Het zuiden
Der Süden
54
In het zuiden
Im Süden
55
Het westen
Der Westen
56
In het westen
Im Westen
57
Geliefd, populair
Beliebt
58
De bloem
Die Blume
