Begrippen Hoofdstuk 3: anatomie Flashcards

(84 cards)

1
Q

complete zenuwstelsel

A

het elektriciteitssysteem van het lichaam. Op te delen in het centrale en perifere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ruggenmerg

A

zenuwbaan binnen in de ruggengraat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

spinale ganglia

A

clusters van cellichamen van sensorische neuronen die zich buiten het ruggenmerg bevinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hersenzenuwen

A

12 zenuwen direct uit het brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

afferente zenuwen

A

sturen informatie naar het brein vanuit zintuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

efferente zenuwen

A

sturen informatie van het brein naar het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

somatische zenuwstelsel

A

sensor motorfuncties; intentionele bewegingen en waarnemingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

autonoom zenuwstelsel

A

automatische processen connecties met het hart, darmen en andere organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

parasympatische zenuwstel

A

ondersteunt vegetatieve, minder dringende processen (craniosacrale systeem)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sympathisch zenuwstelsel

A

bereid je voor op activiteit (fight/flight) response

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

lamina

A

een laag van cellichamen gescheiden van andere cellichamen door een laag axonen en dendrieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

column

A

verzameling cellen, loodrecht ten opzichte van de oppervlakte van de cortex, met gelijksoortige eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

tract (witte stof baan)

A

een bundel axonen in het centrale zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

nerve

A

een bundel axonen in het perifere zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

nucleus

A

cluster van cellichamen in het centrale zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ganglion

A

een cluster van cellichamen, meestal buiten het CSZ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gyrus

A

een uitstulping op het oppervlak van het brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

sulcus

A

een vouw of groef tussen twee gyrus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

grijze stof

A

cellichamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

witte stof

A

axonen met myeline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

dorsaal

A

richting de rug, weg van de ventrale buikzijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

ventraal

A

richting de buik, weg van de dorsale rugzijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

anterieur

A

naar de voorkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

posterior

A

naar de achterkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
superieur
boven iets anders
26
inferieur
onder iets anders
27
lateraal
naar de zijkant, weg van het midden
28
mediaal
naar het midden, weg van de zijkant
29
proximaal
dichtbij iets anders
30
distaal
verder weg van iets anders
31
ipsilateraal
aan dezelfde kant van het lichaam
32
contralateraal
aan de andere kant van het lichaam
33
coronaal/frontaal vlak
perspectief van voren of achter
34
saggitaal vlak
perspectief vanaf de zijkant
35
horizontaal/transversaal vlak
perspectief van boven of onder
36
medulla oblongata
verdikte extensie van het ruggenmerg, verbindt de hersenstam met het ruggenmerg. Draagt bij aan vitale reflexen
37
pons
verdikking vlak boven de medulla
38
cerebellum
kleine hersenen. Belangrijk voor de controle van beweging, balans, coördinatie, aandacht, visuele en auditieve stimuli en timing
39
inferieure colliculi
draagt bij aan het gehoor
40
superieure colliculi
draagt bij aan het zicht
41
tegmenten
bevat de kernen van de derde en vierde hersenzenuw en gedeeltes van de reticulaire formatie
42
substantia nigra
draagt bij aan het opstarten van bewegingen
43
olfactory zenuw
reukvermogen
44
optische zenuw
visie
45
oculomotor zenuw
controle van oogbewegingen en samentrekking van de pupillen
46
trocholear zenuw
controle van de oogbewegingen
47
trigeminal zenuw
gevoel in het gezicht en controle over de kaakspieren
48
abducens zenuw
controle van oogbewegingen
49
faciaal zenuw
smaak op twee derde van de tong, controle van gezichtsuitdrukkingen, huilen, speeksel en verdunning in de bloedvaten van het hoofd
50
statoaucoustisch zenuw
gehoor en evenwicht
51
glossopharyngeal zenuw
smaak en andere sensaties in de keel, controle over slikken, speeksel en keelbewegingen tijdens het praten
52
vagus zenuw
gevoel in de nek, controle van de keel en zenuwen die naar andere organen lopen
53
accessory zenuw
controle van nek en schouderbewegingen
54
hypoglossaal zenuw
controle van de tongspieren
55
corpus callosum
verbinding tussen de twee hersenhemisferen
56
thalamus
verzameling van kleine kernen met sensorische bewegingsdelen
57
hypothalamus
belangrijk voor gedragsregulatie. stuurt informatie naar de hypofyse
58
hypofyse
hormoonproducerende klier
59
basale ganglia
putamen, nucleus caudatus en globus pallidus
60
basale ganglia
primaire een motorfunctie, betrokken bij starten beweging. betrokken in leren van motor sequenties. tijdgevoel en ritmegevoel
61
hippocampus
belangrijk voor geheugen en herinneringen
62
ziekte van Huntington
verslechterde beweging, depressie en tekortkomingen in geheugen, redeneren en aandacht
63
cerebrospinale vloeistof
beschermt het brein tegen plotselinge schokken. Zorgt voor een zekere veerkracht waardoor het gewicht van de hersenen makkelijker te dragen is
64
ventrikels
vier met vloeistof gevulde kanalen in de hersenen die in verbinding staan met het centrale kanaal in het ruggenmerg
65
meniges
membranen die de hersenen en het ruggenmerg omgeven met pijnreceptoren
66
primaire sensorische gebieden
informatie van specifieke zintuigen wordt verwerking in primaire gebieden
67
occipitalkwab
belangrijk bij het verwerken van visuele informatie
68
parietaalkwab
integreert lichaamsinformatie met visuele informatie
69
somatosensorische homunculus
lichaamsrepresentatie op de somatosensorische strip in partiële cortex: somatotopie
70
temporaalkwab
begrijpen van gesproken taal
71
kluver-bucy syndroom
afstomping van emoties, het verliezen van angst en neiging om alles in je mond te stoppen
72
frontaalkwab
precentrale gyrus en prefrontale cortex
73
prefrontale cortex
ondersteunt het werkgeheugen, planning, responsinhibitie, beweging en maken van beslissingen
74
prefrontal lobotomie
een chirurgische operatie waarbij de connectie tussen de prefrontale cortex en de rest van de hersenen (bijna helemaal) verbroken wordt
75
ablatie
het verwijderen van een hersengebied
76
leasies
beschadiging van een hersengebied
77
transcraniele magnetische stimulatie
interfereert met de activiteit van een specifiek gebiedje: stimuleert een leasie
78
elektro-encefalografie (EEG)
elektrodes in een scalp, meten kleine elektronische stroompjes op de hoofdhuid
79
megnetoencephalographie (MEG)
meet magnetische velden gerelateerd aan diezelfde actiepotentialen
80
positron-Emission Tomografie (PET)
meet verval van geïnjecteerde radioactieve stof, laat zien waar het bloed heengaat
81
Functionele Magnetic Resonance Imagery (fMRI)
meet veranderingen in zuurstofniveau als gebieden actief worden
82
Computerized Axial Tomography (CT of CAT)
toont hersenstructuur d.m.v. Rontgenstralen en een geïnjecteerde contrastvloeistof
83
Magnetic Resonance Imagery (MRI)
maakt hoog-resolutie 3d beelden van de hersenen
84
frenologie
het gedrag relateren aan schedelanatomie