Beleidsvorming Flashcards

(41 cards)

1
Q

Politiek probleem

A

een probleem dat eerst op individueel niveau werd ervaren. Nadien word gemerkt dat het een maatschappelijk probleem is. Als het op de politieke agenda komt is het een politiek probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beleid

A
  • Iets doen of iets niet doen
  • Keuzes maken en schaarse middel
  • en inzetten op een bepaald spoor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beleidscyclus

A
  1. Probleem(her)kenning, selectie en agendavorming
  2. Beleidsvoorbereiding
  3. Beslissing of de formele besluitvorming
  4. Beleidsuitvoering (of implementatie)
  5. Evaluaties (van toestand, beleid, resultaat)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Agendavorming

A

Het start bij een probleem dat je wil oplossen. Een toestand die onwenselijk is maar vatbaar voor verbetering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

3 soorten agenda’s

A

publieke agenda
politieke agenda
beleidsagenda
–> kunnen overlappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

publieke agenda

A

wat volgens het volk politieke aandacht moet krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

politieke agenda

A

onderwerpen die van politici en bestuurders aandacht moet krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beleidsagenda

A

onderwerpen waar beleidsactoren mee bezig zijn om maatregelen voor te zoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tamme problemen

A

Kunnen technisch complexe problemen zijn maar er is een consensus over aanpak
Bv naar de maan willen: technisch heel complex maar iedereen is het er over eens hoe dit aangepakt moet worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wicked problems - weerbarstige problemen

A

Er is geen eenduidige definitie van wat het probleem is (vb. klimaatontkenners versus klimaatactivisten) elke ideologie ziet zit anders. Het gaat om complexe problemen met verschillende gevolgen, de oplossing is dus ook niet eenduidig.
Bv druggebruik in parken: inrichten van gebruikersruimte, gevolg: zou een omgekeerd effect kunnen hebben en net voor meer druggebruik kunnen zorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Symptoom bestrijdend ingrijpen

A
  • Heel laat in de keten van het probleem ingrijpen
  • =curatief
    Vb. daklozen in de winter: slaapplaatsen voorzien (CAW, Victor)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fundamenteel ingrijpen

A
  • Heel vroeg in de ontwikkeling van het probleem ingrijpen
  • =preventief, voordat het probleem zich voordoet
    Vb. ervoor zorgen dat mensen niet dakloos worden door een betere jeugdzorg te organiseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Politics of needs interpretation

A

Fraser
Sommige schijnbaar individuele problemen komen niet op de politieke agenda, anderen wel.
* INDIVIDUELE NODEN → RUNAWAY NEEDS → NEEDS CLAIMS → POLITIEK PROBLEEM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Runaway needs

A

de noden gaan uit de privé sfeer naar de samenleving. De samenleving voelt aan dat er meer moet gebeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Need claims

A

groepen die zich inzetten voor de runaway needs en deze gaan politiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Thin needs

A

noden die inherent vanzelfsprekend worden ingevuld door de overheid, grondrechten waar niet over te discussiëren valt
Vb. Ik heb onderdak nodig in de winter’ -> ‘Ik heb een inkomen nodig om een dak boven mijn hoofd te hebben’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Thick needs

A

een ketting van om te noden. Om dit te bereiken heb je dit nodig. De overheid moet hierin keuzes maken welke dingen uit de ketting belangrijk genoeg zijn om op in te zetten. Hier zijn veel onenigheden over
Bv: ik heb een passende opleiding nodig om aan werk te geraken’ -> ‘ik heb opvang voor mijn kinderen nodig om naar de opleiding te kunnen gaan’ -> ik heb geld nodig om de opvang te kunnen betalen’, ‘ik heb vertrouwen nodig in de kinderopvang’,…

18
Q

in-order-to relations

A

om een thin need te hebben moet er ook een thick need zijn

19
Q

Politiek-kritisch nodendiscours

A
  1. Strijd om een nood politieke status te geven;
  2. Strijd om de interpretatie van de nood;
  3. Strijd om het antwoord op de nood.
20
Q

3 selectiemechanismen bij agendasetting

A

top-dowm
bottom-up
culturele selctie

21
Q

Top-down agendasetting

A

Politieke actoren zetten eigen thema’s neer m.b.v. experten, wetenschappers, denktanks,…
o Bv virologen die politiekers rechtstreeks aanspreken

22
Q

Bottom-up agendasetting

A

Maatschappelijke problemen worden gepolitiseerd door groepen in de samenleving m.b.v. grote publieke steun

23
Q

Culturele selectie agendasetting

A

: Hangt af van meerderheden en ideologieën (varieert doorheen tijd en in verschillende samenlevingen). Soms wordt iets pas als een probleem gezien als de ideologie van de politiek erbij aansluit
o Bv nu is er meer geld voor gezondheid  minister van Vooruit
o Cf. Radicalisering en aanslagen: militairen op straat

24
Q

Iets op de agenda krijgen

A

publieke steun
goede strategie
toeval

25
Beleidsvorming
Formulering hoe de zaak aangepakt zou kunnen worden, wie er verder bij het proces moet betrokken worden en welke alternatieve oplossingen denkbaar en haalbaar zijn
26
Middenveld bij bedeleidsvorming
* Stel alternatieven voor * signaleren * Zoek steun, partners, bondgenootschappen
27
Beleidsbeslissing
er worden knopen doorgehakt op basis van verschillende actoren en overwegingen, dit word formeel vastgelegd
28
Non-decisions
niet alle problemen van de agenda halen de beslissingsfase * Niet haalbaar, te weinig steun - kiezen om iets niet te doen is ook een beleidskeuze
29
Beslissing als politieke strijd
invloed van politieke ideologie over de “juiste” keuze, het oordeel wordt vastgelegd
30
Formeel politiek besluit
wetteksten, decreten, gemeenteraadsbesluiten, besluiten schepencollege, etc.
31
Beleidsuitvoering
* Oplossing voor het beleidsprobleem omzetten in bestuurlijk optreden en concrete, praktische maatregelen * Inzetten van middelen om beslissing uit te voeren; budgetten, ambtenaren, subsidies, etc.
32
Voorwaarden succesvolle beleidsvoering
weten willen kunnen moeten
33
Geografische context
De ruimtelijke situatie van een te besturen territorium
34
Demografische en maatschappelijke context
... en ... kenmerken van de maatschappij: bevolkingsgrootte- en samenstelling, migratie, vergrijzing, levensbeschouwelijke opvattingen, etc.
35
Technologische context
Tweeslachtigheid van technologische innovatie (vooruitgang): kansen en bedreigingen
36
Economische context
De economische omstandigheden Zeer belangrijke factor in beleidsbeslissingen!
37
Juridische context
Juridische context begrenst de macht van de staat t.o.v. de burger en geeft de burger machtsmiddelen t.o.v. de overheid
38
Bevoegdheidsverdeling
federaal, regionaal, gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk beleidsniveau * Gelaagdheid: met alle lagen rekening houden * Men kan op het ene beleidsniveau niet beslissen als de bevoegdheid op een ander niveau ligt (kan onderlinge fricties opleveren!)
39
Internationale druk
rol van EU wordt steeds groter * 80% van onze wetten zijn afkomstig uit EU richtlijnen. Europa is dus duidelijk aanwezig
40
Politieke context
Geheel van politieke visies, opvattingen en machtsverhoudingen
41
Situationele context
Externe omstandigheden en ontwikkelingen waar de overheid geen vat op heeft en op moet inspelen