Politiserend werken Flashcards

(39 cards)

1
Q

de politieke opdracht

A
  1. Sociaal werk als normatieve professie
  2. Normatieve waarden zoals sociale rechtvaardigheid, gelijkheid, solidariteit en mensenrechten staan centraal.
  3. Van schijnbaar individuele problemen van kwetsbare mensen publieke kwesties maken.
  4. Erkend op de SW conferentie van 2018 als één van de vijf krachtlijnen van Sterk Sociaal Werk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

definitie politisering

A

“We spreken van politisering als het gaat om praktijken die bijdragen aan het publieke meningsverschil over hoe we de samenleving moeten inrichten.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is politisering niet?

A
  • Individuele belangenbehartiging vb. dossier van cliënt bepleiten op OCMW-raad
  • Individueel sociaal werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

depolitisering

A

maatschappelijke kwesties orden niet meet publiek besproken en mensen worden uitgesloten van het publieke debat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

habramans

A
  • Dialoogmodel/ consensusmodel
  • Streven naar rationele consensus over maatschappelijke thema’s
  • Ultieme doel = gemeenschappelijke grond vinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voorwaarden voor het consensus model

A
  • Iedereen moet dezelfde kans krijgen om te participeren aan de deliberatie
  • Buitenhouden van invloeden vanuit de markt of overheid
  • Vertrekken vanuit collectieve belangen en niet individueel
  • Deelnemers durven het eigen standpunt te herzien
    –>belangrijk om machtsongelijkheid in de vrije deliberatie te vermijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

mouffe

A
  • Gelooft niet in consensusverhaal – niet alle stemmen worden hierin gehoord, enkel de meest machtige.
  • Pleit voor tegenspraak binnen een democratische ruimte
  • Agonisme: we moeten de ideeën van tegenstanders bestrijden, maar we mogen nooit het recht van de ander om die mening te hebben, ontnemen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

agonisme

A

we moeten de ideeën van tegenstanders bestrijden, maar we mogen nooit het recht van de ander om die mening te hebben, ontnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

consensusmodel

A
  • Streven naar rationele consensus over maatschappelijke thema’s
  • Ultieme doel = gemeenschappelijke grond vinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

insiderstrategieën

A
  • Praktijken die worden opgezet met als doel: het beïnvloeden van beleidsmakers tijdens de verschillende fases in de beleidscyclus
  • Beleid inspireren door problemen aan te kaarten en nieuwe of alternatieve beleidsmaatregelen voor te stellen
  • Dialoog met beleidsmakers – traag proces
  • Vertrekt vanuit het bestaande kader en tracht daarin (kleine) veranderingen te bewerkstelligen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

doel insiderstrategieën

A

de bedoeling is om sleutelfiguren te voorzien van info en specifieke argumenten aan te reiken waarin een bepaalde visie naar boven komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

soorten outsiderstrategieën

A
  • niet-conflictueuze
  • conflitueuze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Niet-conflictueuze outsiderstrategieën

A
  • aanreiken van standpunten
  • Beleidsmakers niet rechtstreeks benaderen maar via publieke opinie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Conflictueuze strategieën

A

o Vormen van protest
o Juridische acties opzetten om beleidskeuzes aan te vechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

sub-politiek

A
  • Sturende instituties geven onvoldoende antwoord op de nieuwe risico’s in de samenleving
  • kracht en inbreng van reflexieve individuen (cfr. reflexieve modernisering)
  • verandering van onderuit: burgers, consumenten, actiegroepen,…
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beck

A

Sub-politiek
* Sturende instituties geven onvoldoende antwoord op de nieuwe risico’s in de samenleving
* kracht en inbreng van reflexieve individuen (cfr. reflexieve modernisering)
* verandering van onderuit: burgers, consumenten, actiegroepen,…

17
Q

prefiguratie politiek

A
  • Experimenten die anticiperen op een toekomstige samenleving die nog niet volledig kan worden gerealiseerd.
  • Strategie om de grote waarden van het SW van onderuit in vernieuwende sociale praktijken te realiseren.
  • Een nieuwe samenleving tonen in plaats van opeisen:
    o Vanuit kritiek op de huidige samenleving
    o Om concreet tegemoet te komen aan bestaande noden
    o Niet wachten op een antwoord van het beleid
18
Q

in de naam van burgers politiseren

A
  • SW’er heeft signaalfunctie
  • Klassieke belangenbehartiging
  • Case advocacy
  • Structural advocacy
19
Q

case advovacy

A

Een concrete case vertegenwoordigen bij bv OCMW. Als je dit wekelijks doet zou er wel een shift in het denken kunnen komen

20
Q

structural advocacy

A

Cases bundelen en in naam van de burgers naar het beleid stappen

21
Q

samen met burgers politiseren

A
  • Bewustwording verhogen – cultuur van het zwijgen doorbreken
    o Mensen die onderdrukt worden gaan hun situatie als evident of normaal gaan beschouwen
  • Emanciperen – verinnerlijkt individueel schuldmodel doorbreken
    o Minderheidsgroepen denken geen invloed te kunnen uitvoeren
    o culturele acties om het bewustwordingsproces op gang te trekken
  • Anti-oppressive social work (Dominelli)
  • Uitgaan van gelijke intelligentie – iedereen heeft het recht om de SL te ordenen (Rancière, 2007)
22
Q

politiseren op micro

A
  • Case advocacy of cliëntgerichte beleidspraktijk
  • Op het individuele cliëntniveau
  • Om rechten van individuen, families of cliënten te realiseren of take up van sociale rechten van
    o Intern: in de eigen organisatie
    o Extern: in andere organisaties
  • Om beleid te veranderen
23
Q

politiseren op meso

A
  • Binnen organisaties of sectoren
  • “Politisering op mesoniveau gebeurt op die momenten en in die processen waar de dominante logica’s binnen een individuele organisatie, instelling of vereniging in vraag worden gesteld.”
  • Aanleiding: concrete cases of reflecties van praktijkwerkers of leidinggevenden.
    –>kritisch kijken naar je eigen organisaties en collega’s kan moeilijk zijn omdat je bang bent voor hun reacties
24
Q

politiseren op macro

A
  • Alle vormen van communicatie en interactie tussen middenveldorganisaties en de traditionele publieke actoren zoals politici, kabinetten, politieke partijen, ambtenaren, vertegenwoordigers in commissies,…
  • Middenveldactoren breken in op de agenda van beleidsmakers of wegen op de voorbereiding, implementatie of evaluatie van delen van het overheidsbeleid.
  • Middenveldspelers stellen ook de dominante normen en opvattingen in de samenleving in vraag.
  • Middenveld in zijn advocacy-rol – kritische waakhond
25
randvoorwaarden politiseren
* kansen in de omgeving * kansen in de organisatie * individuele kenmerken van de sociaal werker
26
kansen in het politieke systeem
Momentum zien aankomen en aangrijpen om ideeën te lanceren: * Crisis * Voorbereiding van nieuwe regelgeving * Debat in de media of in een sector * …
27
kansen in de omgeving
kansen in het politieke systeem kansen binnen de directe omgeving benutten bredere maatschappelijke context inschatten
28
bredere maatschappelijke context inschatten
* Dominante logica’s begrijpen * Welk draagvlak is er (nog) voor solidariteit? * Debat stimuleren en aangaan
29
kansen in de organisatie
* Pijler ‘facilitation’ in model van Weiss-Gal & Gal * Missie organisatie versus reële uitvoering o Leg de missie en de vies maast wat ze zeggen om af te toetsen of het klopt wat ze zeggen  goede manier om kansen te zien waarvoor je je kan inzetten * Loutere dienstverlening of ook signalering? * Bewegingsruimte praktijkwerkers? o Het gevoel hebben dat je dingen kunt aankaarten en dingen in vraag kunt stellen * Afhankelijkheidspositie? (vb. subsidies krijgen) o Hoe afhankelijker je bent van subsidies, hoe moeilijker het wordt om te politiseren * Middenveld, overheid of markt?
30
individuele kenmerken van de sociaal werker
persoonlijke betrokkenheid skills kennis
31
persoonlijke betrokkenheid van de sociaal werk
* Persoonlijkheid * Geschiedenis en persoonlijke ervaringen (vb. generationele trauma-overdracht) o Trauma’s kunnen vuur aanwakkeren om ongelijkheid tegen te gaan bv pesten * Maatschappelijk engagement
32
skills van de sociaal werker
* Competenties om te kunnen politiseren (vb. cijfers in kaart brengen, strategieën kennen, media bespelen,…)
33
kennis van de sociaal werker
* Over beleid, inzicht in maatschappelijke problemen o Het is belangrijk om een zekere kennis te hebben over het onderwerp dat je wilt politiseren
34
handelingskader politiseren Afweging 1:
is er een kwestie? Elke kwestie vertrek vanuit de individuele sfeer Afvragen wat de nood en wat het ideaal is
35
handelingskader politiseren afweging 2
wat hebben wij met deze kwestie te maken? * in welke mate zijn we al betrokken? * in welke mate zullen we ons op onze kwestie betrekken?
36
handelingskader politiseren afweging 3
gaan we publiek met deze kwestie? Zorgvuldige afweging! Kiezen om politiek te handelen door lobbywerk, expertinbreng, signalering, cliënt advocacy, discretionaire ruimte inzetten
37
redenen om te kiezen om niet te politiseren
* Nadelen voor betrokkenen (vb. mensen zonder papieren) * Kwestie is (nog) niet helder * Relatie met beleid goed houden * Samenleving is er (nog) niet rijp voor o Niet het juiste moment
38
handelingskader politiseren afweging 4
hoe gaan we de kwestie politiseren?
39
handelingskader politiseren afweging 5
wat betekent 'succes' in politiserend werk?