Bescherelle: Group 7 Flashcards
(46 cards)
1
Q
maken
A
faire
2
Q
maken
A
faire
3
Q
nadoen
A
contrefaire
4
Q
nabootsen
A
contrefaire
5
Q
namaken
A
contrefaire
6
Q
verslaan
A
défaire
7
Q
ongedaan maken
A
défaire
8
Q
losmaken
A
défaire
9
Q
demonteren
A
défaire
10
Q
uit elkaar nemen
A
défaire
11
Q
voltooien
A
parfaire
12
Q
afmaken
A
parfaire
13
Q
opnieuw maken
A
refaire
14
Q
tevreden stellen
A
satisfaire
15
Q
bevredigen
A
satisfaire
16
Q
verzwijgen
A
taire
17
Q
zwijgen
A
se taire
18
Q
aanstaan
A
plaire
19
Q
bevallen
A
plaire
20
Q
ergeren
A
déplaire
21
Q
(à) niet bevallen
A
déplaire
22
Q
denken
A
croire
23
Q
geloven
A
croire
24
Q
drinken
A
boire
25
besturen
conduire
26
rijden
conduire
27
bouwen
construire
28
stoven
cuire
29
bakken
cuire
30
koken
cuire
31
afleiden
déduire
32
in vermindering brengen
déduire
33
aftrekken
déduire
34
vernielen
détruire
35
vernietigen
détruire
36
produceren
produire
37
(à) herleiden tot
réduire
38
beperken
réduire
39
verminderen
réduire
40
verleiden
séduire
41
vertalen
traduire
42
lachen
rire
43
glimlachen
sourire
44
zeggen
dire
45
nazeggen
redire
46
herhalen
redire