Voc T4 Flashcards
(59 cards)
1
Q
de knutselaar, de doe-het-zelver
A
le bricoleur
2
Q
de energie
A
l’énergie (f)
3
Q
de werking
A
le functionnement
4
Q
de uitvinder
de uitvindster
A
l’inventeur (m)
l’inventrice (f)
5
Q
de uitvinding
A
l’invention (f)
6
Q
het voorwerp
A
l’objet (m)
7
Q
het product
A
le produit
8
Q
het systeem
A
le système
9
Q
aanpassen
A
adapter
10
Q
knutselen, doe-het-zelven
A
bricoler
11
Q
ontwikkelen
A
développer
12
Q
gebruiken
A
employer
13
Q
uitvinden
A
inventer
14
Q
dienen tot/voor
A
servir à
15
Q
gebruiken
A
utiliser
16
Q
veranderen
A
changer
17
Q
creëren
ontwikkelen
A
créer
18
Q
wegnemen
verwijderen
A
enlever
19
Q
fabriceren
A
fabriquer
20
Q
moeten
men moet / er is nodig
A
falloir
il faut
21
Q
meten
A
mesurer
22
Q
wegen
A
peser
23
Q
produceren
A
produire
24
Q
gebruikmaken van
A
se servir de
25
het doel
le but
26
kiezen
choisir
27
voorstellen om te
proposer de
28
het voordeel
l'avantage (m)
29
ecologisch
écologique
30
efficiënt
efficace
31
innoverend
innovant(e)
32
nutteloos
inutile
33
origineel
original(e)
34
praktisch
handig
pratique
35
herlaadbaar
rechargeable
36
herbruikbaar
réutilisable
37
zonne-
solaire
38
nuttig
utile
39
de adapter
l'adaptateur (m)
40
de knop
le bouton
41
het gebruik
l'emploi (m)
42
activeren
inschakelen
activer
43
drukken op
appuyer sur
44
aansluiten
brancher
45
uitschakkelen
désactiver
46
insteken
insérer
47
programmeren
programmer
48
bevestigen
valider
49
met behulp van
à l'aide de
50
het toestel
l'appareil (m)
51
het scherm
l'écran (m)
52
de elektriciteit
l'électricité (f)
53
het werktuig
het gereedschap
l'outil (m)
54
de afmeting
de omvang
la dimension
55
de vorm
la forme
56
het gewicht
le poids
57
de maat
de grootte
la taille
58
simpel
eenvoudig
simple
59
duurzaam
durable
