Bescherelle: Group 8 Flashcards
(44 cards)
1
Q
lezen
A
lire
2
Q
verkiezen
A
élire
3
Q
stemmen
A
élire
4
Q
herlezen
A
relire
5
Q
nalezen
A
relire
6
Q
schrijven
A
écrire
7
Q
beschrijven
A
décrire
8
Q
(zich) inschrijven
A
(s’) inscrire
9
Q
voorschrijven
A
prescrire
10
Q
bepalen
A
prescrire
11
Q
ondertekenen
A
souscrire
12
Q
intekenen
A
souscrire
13
Q
volstaan
A
suffire
14
Q
voldoen
A
suffire
15
Q
teruggeven
A
rendre
16
Q
wachten
A
attendre
17
Q
verwachten
A
attendre
18
Q
verwarren
A
confondre
19
Q
afdalen
A
descendre
20
Q
naar beneden gaan
A
descendre
21
Q
bijten
A
mordre
22
Q
verbrijzelen
A
mordre
23
Q
verliezen
A
perdre
24
Q
antwoorden
A
répondre
25
beantwoorden
répondre
26
verkopen
vendre
27
nemen
prendre
28
pakken
prendre
29
leren
apprendre
30
aanleren
apprendre
31
begrijpen
comprendre
32
verstaan
comprendre
33
ondernemen
entreprendre
34
schilderen
peindre
35
verven
peindre
36
bereiken
atteindre
37
behalen
atteindre
38
blussen
éteindre
39
doven
éteindre
40
uitdoen
éteindre
41
vrezen
craindre
42
bang zijn voor
craindre
43
beklagen
plaindre
44
medelijden hebben
plaindre