biologie 2.1 Flashcards

(12 cards)

1
Q

ongeslachtelijke voortplanting

A

Nakomelingen onstaan uit één ouder, de nakomelingen zijn genetisch identiek aan de ouder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

klonen

A

Ongeslachtelijke voortplanting die op kunstmatige wijze plaastvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

chromosomen

A

Lange opgerolde strengen DNA. Bevatten genetische informatie voor cellulaire processen en het doorgeven van erfelijke eigenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

mitose

A

Type celdeling bij eukaryoten, waarbij nieuwe dochtercellen ontstaan die genetisch identiek zijn aan de moedercel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geslachtelijke voortplanting

A

Bij geslachtelijke voortplanting komt de genetische informatie van twee individuen samen. De nakomelingen verschillen genetisch van de ouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gameten

A

geslachtscellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bevruchting

A

het samensmelten van de kern van de gameet van het ene individu met de kern van de gameet van het andere individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

genetische variatie

A

Verschillen in genetisch materiaal tussen individuen van dezelfde soort. Zorgt ervoor dat organismen zich kunnen aanpassen aan veranderende omgevingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

haploïd

A

Cel of organisme met slechts één set chromosomen (n).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

n

A

het aantal verschillende chromosomen in een cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

diploïd

A

een cel met twee sets chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

polyploïd

A

een cel met meer dan twee sets chromosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly