biologie 2.2 Flashcards
(9 cards)
somatische cel
elke cel in het lichaam van een meercellig organisme, behalve de geslachtscellen (zaadcellen en eicellen) en hun voorlopers.
meiose (reductiedeling)
Het proces waarbij het aantal chromosomen van een cel wordt gehalveerd voor de vorming van de gameten.
primaire oöcyten
onrijpe eicellen die aanwezig zijn vanaf de geboorte. Hieruit ontwikkelen zich de eicellen (oöcyten).
follikel
een kleine, met vocht gevulde structuur waarin een eicel rijpt. De follikel barst open tijdens de ovulatie.
zygote
een bevruchte eicel.
hormoon
Een chemische stof die door hormoonklieren wordt afgegeven aan het bloed. Reguleren en coördineren verschillende lichaamsfuncties.
geslachtshormonen
testosteron en oestrogeen, regelen verschillende aspecten van de voortplanting
negatieve terugkoppeling (negatieve feedback)
een regulatiemechanisme waarbij een verhoging van het resultaat een remming van het proces veroorzaakt. Hierdoor onstaat een stabiele toestand.
menstruatiecyclus
Een maandelijkse cyclus waarbij vrouwen zich voorbereiden op een mogelijke zwangerschap.