Botgenezing en infectie, pathogenese artrose en prothesiologie Flashcards

1
Q

Functies van botten

A

Bescherming
Aanmaak bloed en andere cellen (hematopoiese)
Mobiliteit
Stabiliteit
Opslagplaats voor mineralen (Ca en fosfor)
Aanhecht plaats voor pezen en ligamenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Botmatrix

A

Bevat 2 elementen: Calciumfosfaten en collageen. Deze zijn door elkaar gemixt om de goede eigenschappen ervan te combineren.
Calciumfosfaten zorgen ervoor dat het bot goed tegen compressie kan.
Collageen zorgen voor trek- en buigsterkte van het bot.
Bevat ook eiwitten voor fractuurgenezing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Andere kenmerkende eigenschappen van bot

A

Eromheen zit bindweefselvel, periost. Zorgt voor stevige verbinding van bot met omgeving. Bevat bloedvaten en (pijn)zenuwen. Binnenste laag bevat stamcellen (osteoblastvoorlopers)
Aan binnenkant van bot zit bindweefsellaag: endost. Bevat ook stamcellen en van belang bij botgenezing. Reservoir voor osteoblasten en osteoclasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Greenstick fractuur en pathologische fractuur

A

Greenstick: komt vooral voor bij kinderen, op moment dat er zoveel energie in bot komt dat de moleculen dit niet meer aankunnen.
Pathologische fractuur: als bot te weinig sterkte heeft en vervolgens breekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verschillende soorten fracturen

A

Simpele fractuur: bot is door, maar geen delen verplaatst
Communitieve fractuur: sprake van meerdere breuken multifragmentair
Open fractuur: gecompliceerde breuk. Bot is naar buiten geduwd of bot komt open te liggen door klap van buitenaf. Grote kans op infectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Indeling maken op basis van locatie van fractuur

A

Diafysair fractuur: breuk zit in midden van bot (diafyse)
Metafysair fractuur: breuk in spongieuze deel van bot, een van de uiteinden (metafyse)
Intra-articulair fractuur: breuk in gewricht (epifysair)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Botgenezing

A

Primair: geen kraakbeen nodig bij fractuur tussen betrokken delen. De 2 delen staan nog met elkaar in contact of worden chirurgisch bij elkaar gebracht. Osteoclasten maken gangetjes zodat osteoblasten nieuw bot vormen–> creeping substitution.
Secundair: kraakbeen vormt eerst tussen de 2 delen. Omliggende weefsel gaat ontsteken en wordt opgeruimd. Kraakbeen wordt omgezet in bot, wat meedoet in regeneratie en normaal bot ontstaat–> enchondrale genezing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Fractuurbehandeling

A

Pen plaatsen in pijpbeenderen, bij diafysaire breuken.
Bot vast zetten als fractuur uit verschillende stukjes bestaat. Bij metafysaire breuken
Schroeven bij intra-articulaire gewrichten. Bot is als het ware geëxplodeerd door grote hoeveelheid energie die erop komt te staan.
Botgraft: stukje bot uit bekken en in gebroken deel plaatsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Genezingsvoorwaarden

A

Vascularisatie: soms kan kop heup niet goed doorbloedt worden
Mechanische stabiliteit: er moeten geen trekkrachten zijn, anders ontstaat kraakbeen.
Weke delen: bij open breuk kijken of zenuwen nog intact zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verschillende soorten infecties

A

Hematogene infecties: via bloed komen ziekteverwekkers op bepaalde plek terecht
Traumatisch: ziekteverwekkers komen direct in open wond (tijdens ongeluk of operatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Artrose

A

Meest voorkomende gewrichtsaandoening waarbij afwijkingen ontstaan in verschillende structuren en weefsels rondom gewricht. Is niet te genezen. Behandeling is nu gericht op symptoombestrijding. Diagnose via röntgenfoto.
Aandoening is grotendeels te wijten aan slijtage.
Artosis deformans: vergevorderd stadium van artrose. Osteoartrose: bot is betrokken bij gewrichtsslijtage. En osteoartritis: ontsteking van bot en het gewricht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kraakbeen

A

Bestaat voornamelijk uit extracellulaire matrix. En bestaat uit 1 celtype; de chondrocyt. Bevat geen bloed- of lymfevaten en geen zenuwen of pijnreceptoren.
ECM bestaat uit collageen type II-vezels, proteoglycanen en eiwitten.
Kan reageren op chemische en biomechanische factoren en zich hieraan aanpassen. Triggers zijn groeifactoren, cytokinen en enzymen. Cytokinen zijn nodig voor normale turnover van kraakbeen en groeifactoren voor aanmaak van kraakbeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bot rond het gewricht tijdens artrose

A

Subchondrale plaat verdikt. Ook is er sprake van osteofytvorming. Ook subchondrale trabeculaire bot verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Synovium

A

Functie: smeren van gewricht, opruimen afvalstoffen en aanvoeren voedingsstoffen aan kraakbeen.
Bevat nociceptoren dus ontsteking en verdikking hiervan dragen bij aan pijn bij artrose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

AGE’s/advanced glycation endproducts

A

Ontstaan wanneer een eiwit bindt met 2 suikers, is crosslinking.
Geeft problemen in weefsels met lage turnover omdat de AGE’s dan niet snel verwijderd kunnen worden.
Aanwezigheid van AGE’s is voorspellend voor het ontwikkelen van artrose. Op hogere leeftijd komen steeds meer AGE’s voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een ander mechanisme welke bijdraagt aan het ontstaan van artrose

A

Gedeeltelijke afbraak van matrixmoleculen.
Als matrix veroudert in combinatie met veroudering van chondrocyten, is reden dat leeftijd belangrijke risicofactor is.

17
Q

Behandeling artrose

A

Vervangen van gewricht of gewrichtsdistractie

18
Q

Kraakbeen

A

Hyaline: in gewrichten. Elastisch: geeft steun aan oorschelp en neusvleugels. En fibreus: in tussenwervelschijven.

19
Q

Oorzaken artrose

A
  • Mechanische overbelasting
  • Metabole oorzaken
  • Ontwikkelingsstoornis
  • Genetisch
  • Extra-articulaire standsafwijkingen
  • Trauma
  • Inflammatoir (door reuma of infectie).
20
Q

Symptomen artrose

A

Pijn, zwelling, stijfheid, crepitaties en functieverlies

21
Q

Behandeling

A

Leefstijlveranderingen, pijnstillers (paracetamol of NSAID’s), mogelijk voedingssupplementen (glucosamine) of injecties met pijnstillers, corticosteroïden of hyaluronzuur.
Operatief: gewrichtsvervanging, vastzetten van gewricht of gewrichtsverwijdering

22
Q

Congenitale heupdysplasie

A

Kop van heup zit niet goed in de kom, kom kan dan niet goed ontwikkelen. Behandelen met spreidbroek (baby’s), triple osteotomie (kop beter bedekken door de kom) of pandakplastiek (kommetje wordt uitgebreid)

23
Q

Behandeling avasculaire necrose

A

Opboren van laesie in beginfase (bloedvoorziening stimuleren), botplastiek met gevasculariseerd bottransplantaat en soms totale heupprothese nodig

24
Q

Lichamelijk en aanvullend onderzoek coxartrose

A

Looppatroon beoordelen, proef van Trendelenburg, proef van Thomas en kijken naar drukpijn. Ook passief en actief BO en spiertesten
AO: röntgenfoto met mogelijk versmalde gewrichtsspleet, osteofytvorming, cystevorming en sclerose

25
Q

Behandeling coxartrose

A

Conservatief: gewichtsreductie, fysiotherapie en medicatie als paracetamol
Operatief: osteotomie of pandakcorrectie (kinderen). Ook mogelijk totale heupprothese (gecementeerd of ongecementeerd).

26
Q

Mogelijke complicaties na operatie

A

Zenuw- of vaatletsel, Luxatie, Infectie, Fractuur of loslating en DVT

27
Q

Behandeling gonartrose

A

Conservatief: afvallen (bij knie van belang), fysiotherapie, kruk, pijnstilling en corticosteroïdeninjectie
Operatief: microfracturing, kraakbeentransplantatie, mosaïcplastiek, osteotomie of totale knieprothese