C1 - Normale & Afwijkende Ontwikkeling Flashcards

(23 cards)

1
Q

Wat is ‘Pathologie’?

A

= ziektes diagnosticeren, verloop van ziektes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is ‘Psychopathologie’?

A

geestelijke stoornissen, deelgebied van psychologie en psychiatrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is ‘Ontwikkelingspsychopathologie’?

A

kinderen die tegen problemen aanlopen (specifiek jeugdigen die in ontwikkeling zijn, want deze kunnen nog groeien en gestimuleerd worden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een ‘stoornis’?

A

= er is sprake van een lichamelijke afwijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een ‘beperking’?

A

= als iemand iets niet kan door deze stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een ‘handicap’?

A

= een maatschappelijke rolvervulling wordt beïnvloed door de beperking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een ‘psychiater’?

A

= diagnosticeren en behandelen van mensen met psychische symptomen  gaat gepaard met lijden  wel een arts en mag wel medicatie voorschrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat valt er onder ‘Klassieke psychoanalyse’?

A

Conflicten id, ego, superego

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn ‘stage salient issues’?

A

de ontwikkelingstaken in normale ontwikkeling per periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is ‘Equifinaliteit’?

A

= verschillende ontwikkelingspaden kunnen tot dezelfde uitkomst leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is ‘Multifinaliteit’?

A

= een bepaalde risicofactor kan tot verschillende ontwikkelingsuitkomsten leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is weerbaarheid?

A

= ondanks heel veel risicofactoren geen psychopathologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is Protectieve factor?

A

= vermindert de impact van een risicofactor/ verkleint de kans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke stage salient issues zijn er? (7)

A
  1. baby
  2. peuter
  3. voorschool
  4. school
  5. vroege adolescentie
  6. adolescentie
  7. late adolescentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is assimilatie?

A

nieuwe informatie in bestaande cognitieve structuren opnemen (TOEVOEGEN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is accommodatie?

A

Veranderingen in de bestaande cognitieve structuren om nieuw leren
mogelijk te maken (AANPASSEN)

17
Q

Wat is Self-constancy?

A

🧠 Het besef dat je eenzelfde persoon blijft, zelfs als je uiterlijk, gevoelens of omstandigheden veranderen

18
Q

Wat zijn kwantitatieve ontwikkelingsbelemmeringen? (3)

A
  • vertraging
  • terugval
  • Niet synchroon verloop (asynchrony)
19
Q

Wat past bij Empirisch-statistisch? (3 en een voorbeeld)

A
  • Stoornissen kennen gradaties.
  • Bottom-up benadering.
  • Dimensioneel.
    Bijv. ASEBA
20
Q

Wat zijn kwalitatieve ontwikkelingsbelemmeringen? (2)

A
  • afwijkende ontwikkeling
  • falen in de aanpassing
21
Q

Wat zijn 4 analyse niveaus van psychopathologie bij een kind (volgens het Model van Pennington)?

A
  1. Etiologie (gezondheid)
  2. Hersenontwikkeling
  3. Neuropsychologie
  4. Gedrag
22
Q

Wat past bij Klinisch-psychiatrisch? (3 en een voorbeeld)

A
  • Alles of niets opvatting over stoornissen.
  • Top-down benadering
  • Categorisch.
    Bijv. DSM-V
23
Q

Wat is het probleem van categorische benadering?

A

er moet geoperationaliseerd worden
Maar er wordt onvoldoende rekening gehouden met de complexiteit, gradaties en individuele verschillen — terwijl dat juist cruciaal is in de praktijk van gedrag en ontwikkeling.