C4 - Internaliserend gedrag & Emotieregulatie (angst en depressie) Flashcards

(22 cards)

1
Q

Via welke 2 routes verwerk je angst?

A
  • Onbewust - naar amygdala
  • Bewust - naar cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 3 soorten angst zijn er?

A
  1. Aangeboren angst
  2. Angst voor vreemden
  3. Scheidingsangst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen fear en anxiety?

A

Fear = meer over het nu (de directe reactie op gevaar)
Anxiety = je maakt je zorgen over de toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer wordt angst problematisch?

A

Angst wordt problematisch als kind, ouders, gezin en omgeving er last van krijgen
Dit is niet hetzelfde als een stoornis!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar kijk je bij een kind naar om de problematiek van angst vast te stellen? (4)

A
  1. Vraagt het kind veelvuldig om geruststelling?
  2. Vermijdt het kind belangrijke situaties?
  3. Heeft het kind veel hoofdpijn, buikpijn, nachtmerries?
    (pesters zijn vaak te meest bange kinderen in de klas)
  4. Ontwikkelt het kind dwangmatige routines?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer wordt angst wel een stoornis?

A

Angst wordt een stoornis als het de ontwikkeling/functioneren verstoort
Vaak is er dan sprake van een ernstige belemmering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe “check” je of angst een stoornis is? (3)

A

o Niet bij de leeftijd passend is
o Langer of intenser is dan normaal
o Leidt tot ernstig lijden en/of het vermijden van gedragsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is temperament?

A

= aangeboren persoonlijkheidstrekken die invloed hebben op gedrag en emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is inhibitie? (2)

A

= geremdheid
= een specifieke temperamenteigenschap waarbij iemand terughoudend reageert op nieuwe situaties, mensen of objecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat past bij een ‘extreem geremd temperament’? (4)

A
  • kan al bij kinderen jonger dan 2 jaar
  • GEEN gevolg van trauma
  • aangeboren
  • minder exploreren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een ‘Separatie-angststoornis’?

A

= extreme angst wanneer zij niet bij hun hechtingsfiguren zijn
= grote zorgen over de veiligheid en gezondheid van hun hechtingsfiguren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een ‘Sociale Angststoornis’? (6)

A

= aanhoudende angst om tekort te schieten in sociale situaties
= angst om bekeken, belachelijk gemaakt, vernederd of in verlegenheid te worden gebracht
= angst dat angst zichtbaar is
= extreem verlegen
= dwars gedrag
= plankenkoorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een ‘Paniekstoornis’?

A

= herhaaldelijk spontane, onverwachte paniekaanvallen zonder duidelijke oorzaak
= voortdurende bezorgdheid over krijgen van paniekaanvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is ‘Agorafobie’?

A

= specifieke angst voor drukke situaties
= vermijding van plaatsen, omdat je daar niet kunt ontsnappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een ‘Gegeneraliseerde angststoornis’?

A

= overmatig piekeren over wat dan ook
= onvoldoende controle over excessieve zorgen
= snel geïrriteerd, slaapproblemen, gespannen, perfectionisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welke 3 manieren bestaat ‘depressie’?

A
  1. Als symptoom (je somber/ellendig voelen door een gebeurtenis)
  2. Als syndroom (groep symptomen die vaker dan toevallig voorkomen)
  3. Als stoornis (ernstige vormen van symptomen & gevolgen voor dagelijks functioneren)
17
Q

Wat is een ‘Persisterende depressieve stoornis’?

A

o Dysthyme stoornis of dysthymie (DSM-5)
o Chronisch, maar minder symptomen

18
Q

Wat is een ‘Disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis’? (4)

A

o Ernstige recidiverende driftbuien
o Zowel verbaal en in gedrag disproportioneel zijn t.a.v. de situatie of aanleiding
o Gemiddeld 3 keer per week of vaker
o Stemming tussen de driftbuien: prikkelbaar & boos

19
Q

Wat is ‘ruminatie’?

A

= blijven hangen in verdrietige gedachten & gevoelens

20
Q

Uit welke episodes bestaat een Bipolaire Stoornis (BS)?

A
  • Depressieve periode
  • Hypomane (energieke) periode
  • Manische periode
21
Q

Welke typen BS zijn er?

A
  • Bipolair I = depressieve & manische periodes
  • Bipolair II = depressieve & hypomanische periodes
  • Cyclothymie = milde depressieve & hypomanische periodes (min. 1 jaar bij kinderen)
22
Q

Wat is Selectief mutisme?

A

Consequent niet spreken in sociale situaties