Casus 1: Gezin Peek Flashcards

(44 cards)

1
Q

Arteriën en arteriolen

A

Deze bloedvaten vervoeren bloed vanuit het hart. Slagaderen hebben een dikkere wand dan aderen, zodat zij de hoge druk van arterieel bloed kunnen verdragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Arteriële Anastomosen

A

Dit zijn slagaderen die grote arteriën verbinden die een bepaald gebied verzorgen, bijv. de arteriële toevoer naar de handpalmen, voetzolen, hersenen, gewrichten en in beperkte mate de hartspier. Als een van deze aderen verstopt raakt, kan er nog bloed van de andere kant komen (collaterale circulatie). Vooral wanneer de occlusie zich geleidelijk voordoet, waardoor de anastomotische slagaderen zich verwijden, kan dat een adequate bloedtoevoer opleveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Eindarterie

A

Is een slagader die de enige bron van bloedtoevoer naar een weefsel is, zoals de vertakking van de circulus ateriosus cerebri (cirkel van Willis) of de centrale slagader naar de retina van het oog. Bij occlusie van een eindarterie sterft het betroffen weefsel af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cappillairwanden

A

Bestaan uit een laag endotheelcellen op een dun membraan, waar water en andere kleine moleculen doorheen passeren. De capillairen vormen een groot netwerk vaatjes die de kleinste arteriolen en venulen met elkaar verbinden. Hun diameter is ongeveer die van een erytrocyt (7 µm). Ze hebben geen Tunica media en geen tunica adventitia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sinusoïden

A

Dit zijn aanzienlijk verwijden capillairen die aanzienlijk wijder en meer doorlatend zijn als normaal. En omdat hun wanden onvolledig zijn, is hun lumen veel groter dan normaal. Bloed stroomt er langzamer er en onder minder druk doorheen en kan alleen direct contact maken met de cellen buiten de sinosoïdale wand. Hierdoor is een veel snellere uitwisseling van stoffen mogelijk tussen het bloed en de weefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Venen

A

Voeren bloed onder lage druk terug naar het hart. De wanden zijn dunner. De tunica media bevat minder spier/elastisch weefsel, omdat de druk in de aderen lager is. Sommige venen hebben kleppen die voorkomen dat het bloed terugstroomt, zodat het naar het hart blijft stromen. De kleppen bestaan uit plooien van de tunica intima, verstevigd met bindweefsel en hun klepbladen (slippen) zijn halvemaanvormige (semilunair), met de concave kant naar het hart. De venen in de ledematen hebben veel kleppen. De venen in de borst en buik bevatten er geen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Regulering diameter bloedvat

A

De gladde spiervezels in de tunica media van aders en slagaders worden geïnnerveerd door zenuwen van het autonoom zenuwstelsel. Deze zenuwen ontspringen aan het vasomotorisch centrum in de medulla oblongata en veranderen de diameter van de bloedvaten, zodat ze het bloedvolume bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Regulering diameter bloedvaten: De Weerstand

A

Die een buis uitoefent op de vloeistof die erdoorheen stroomt, wordt bepaald door 3 factoren, de diameter en de lengte van de buis, en de viscositeit (stroperigheid) van het vocht. Voor het bloed is de diameter van de weerstandvaten (de perifere weerstand), de belangrijkste. De lengte en de viscositeit dragen ook bij aan de perifere weerstand, maar bij een gezond persoon blijven deze onveranderlijk. De perifere weerstand is een van de voornaamste factoren bij de regeling van de bloeddruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Regulering diameter bloedvaten: Sympathische zenuwen

A

Innerveren de gladde spieren van de tunica media van bloedvaten. Er gaan geen parasympatische zenuwen naar de meeste bloedvaten, dus worden de tonus van het gladde spierweefsel en de diameter van het vat bepaald door de sympathische zenuwactiviteit.
Constante afstelling van de diameter van de bloedvaten helpt met de regeling van de perifere weerstand en de systematische bloeddruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Lokale regulatie van de bloedstroom: Autoregulatie

A

Het vermogen van een orgaan om de eigen bloedstoom aan de behoeften aan te passen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Lokale regulatie van de bloedstroom: Vasodilatatie

A

Verhoogd. Bij verlaagde zenuwstimulatie ontspant de gladde spier, hierdoor wordt de wand dunner en de lumen groter. Hierbij neemt de vaatweerstand af en de bloedstroom toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lokale regulatie van de bloedstroom: Vasoconstrictie

A

Verlaagd. De sympathische zenuwactiviteit trekt het gladde spierweefsel van het bloedvat samen zodat het vat vernauwt. Dit vergroot de druk aan de binnenkant. De zenuwactiviteit heeft in rust een constant basis niveau in de vaatwand en voorkomt dat de druk te ver zakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Capillaire uitwisseling

A

Gassen: Interne respiratie is het proces waarbij gassen worden uitgewisseld tussen capillair bloed en lokale lichaamscellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Capillaire uitwisseling: Zuurstof

A

Wordt gebonden aan hemoglobine van de longen naar de weefsels vervoerd als oxyhemoglobine. Zuurstof diffundeert volgens de drukgradiënt van het zuurstofrijke arteriële bloed naar de weefsels die minder zuurstof bevatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Capillaire uitwisseling: Koolstofdioxide

A

Is een van de afvalproducten van het celmetabolisme en diffundeert op basis van de drukgradiënt aan het veneuze einde van het capillair naar het bloed. Bloed vervoert CO2 voor excretie op 3 manieren; opgelost in het water van het bloedplasma (7%), in chemische combinatie met Na in de vorm van natriumcarbonaat (70%) en als restant in combinatie met hemoglobine (23%).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Capillaire uitwisseling: Andere stoffen

A

Alle lichaamscellen hebben voedingstoffen nodig, zoals glucose, aminozuren, vetzuren, vitaminen en minerale zouten, die door het lichaam via het bloedplasma getransporteerd worden. Zij diffunderen door de semipermeabele capillairwand naar de weefsels. Water wisselt vrij van het plasma en weefselvloeistof door osmose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hydrostatische (bloeddruk) en Osmotische druk:

A

De hydrostatische druk perst vocht uit de bloedbaan. En osmotische druk trekt vocht aan en wordt in stand gehouden door de aanwezige plasma eiwitten in het bijzonder albumine. Aan het arteriële uiteinden van een capillair is de hydrostatische druk ongeveer 5 kPa (3 mmHg) en is de osmotische tegendruk 3 kPa (25 mmHg). Per saldo wordt aan het arteriële uiteinde dus vocht uit de capillair de weefselruimten in gedreven.

Aan het veneuze uiteinde van de capillair is de bloedstroom trager omdat de hydrostatische druk is gedaald en slechts 2 kPa (15 mmHg). De osmotische druk is gelijk gebleven. Deze is nu dus hoger als de hydrostatische druk en er stroomt vocht terug de capillaire in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Positie van het hart

A

Het hart ligt in de thoraxholte in het mediastinum (de ruimte tussen de longen). Het ligt schuin, iets links van het midden en bestaat uit een basis aan de bovenkant en een apex (hartpunt) aan de onderkant. De hartpunt ligt ongeveer 9 cm links van de middellijn, ter hoogte van de 5de intercostale ruimte, dat wil zeggen iets onder de tepel en iets naar de middellijn toe. De basis ligt evenwijdig aan de 2de rib.

19
Q

Structuur van het hart: Pericard

A

Is de buitenste laag en bestaat uit 2 zakjes. De buitenste zak (pericardium fibrosum) bestaat uit een stevige bindweefsellaag en de binnenste uit een dubbelbladige sereuze laag (pericardium serosum). Pericardium fibrosum is een voortzetting van de tunica adventitia van de grote bloedvaten erboven en is gedeeltelijk vergroeid met het eronder gelegen diafragma. Door zijn bindweefselige en niet-elastische samenstelling voorkomt deze zak overdistensie van het hart. De buiten laag van de sereuze pericard (partiële pericard) bekleedt de binnen zijde van het pericardium fibrosum. De binnenlaag (viscerale pericard) is een voortzetting van het partiële pericard en bekleedt de buitenlaag van het myocard. De sereuze membraan bestaat uit een laag platte epitheelcellen. Deze scheidt vocht af (pericardiaal vocht) in de ruimte tussen de viscerale en partiële laag, die hierdoor soepel over elkaar schuiven wanneer het hart klopt.

20
Q

Structuur van het hart: Myocard

A

Bestaat uit gespecialiseerd dwarsgestreept hartspierweefsel. Elke vezel (cel) heeft een nucleus en een of meer vertakkingen. De uiteinden van de cellen en vertakkingen staan in nauw contact met de uiteinden en vertakkingen van omliggende cellen. Omdat deze vezels in elkaar overlopen heeft niet elke vezel een eigen zenuwtoevoer nodig. Een impuls verspreidt zich van cel naar cel via de vertakkingen en de intercalaire schijven over het hele ‘blad` van spierweefsel en doet dit samentrekken. Door het myocard strekt zich ook het netwerk van gespecialiseerde geleidende vezels uit die verantwoordelijk zijn voor de transmissie van de elektrische signalen van het hart. \

21
Q

Structuur van het hart: Endocard

A

Deze dunne, gladde membraan bedekt de kamers en kleppen van het hart en maakt een soepele doorstroming van het bloed mogelijk. Het bestaat uit platte endotheelcellen en is een voortzetting van het endotheel in bloedvaten.

22
Q

Bloedtoevoer door het hart

A

De 2 grootte vene, de vena cava superior(bovenste holle ader) en inferior (onderste holle ader) monden uit in het rechteratrium. Dit bloed stroomt via de tricuspedalisklep (valva atrioventricularis dextra) naar het rechtventrikel en wordt verder gepompt naar de truncus pulmonalis (de enige slagader die zuurstofarm bloed vervoert). De opening van deze slagader wordt beschermd door de valva trunci pulmonalis (pulmonalisklep) die wordt gevormd door 3 halvemaanvormige klepbladen.
Vanuit het hart vertakt de truncus pulmonalis zich in de arteria pulmonalis dextra en sinistra, die het zuurstofarme bloed naar de longen vervoeren. Daar vindt de gasuitwisseling plaats.
2 venae pulmonales per long vervoeren zuurstofrijk bloed terug naar het linkeratrium. Vervolgens loopt het bloed door de mitralisklep (valva atrioventricularis sinistra) naar de linkerventrikel en deze pompt het de aorta in, de 1ste slagader van de lichaamscirculatie. De aorta-opening wordt beschermd door de aortaklep. Beide atria trekken gelijktijdig samen en daarna trekken beide ventrikels gelijktijdig samen.

23
Q

Bloedtoevoer naar het hart: Arteriële toevoer

A

Het hart wordt van arterieel bloed voorzien door de rechter en linker kransslagader (arteria coronaria dextra en sinistra) die zich vanuit de aorta direct distaal van de aortaklep vertakken. De kransslagaderen ontvangen ongeveer 10% van het bloed uit het hart.

24
Q

Bloedtoevoer naar het hart: Veneuze toevoer

A

Het veneuze bloed van het hart wordt grotendeels verzameld in divers hartvenen die bijeenkomen in de sinus coronarius, die in het rechteratrium uitmondt. De rest stroomt door kleine veneuze kanalen direct naar de hartkamers.

25
Functie placenta: Uitwisseling van voedings-afvalstoffen
Zuurstofarm bloed van de foetus stroomt door de navelslagaders naar de placenta en stroomt door het netwerk van foetale capillairen de placenta in. Omdat deze capillairen omringd worden door het bloed van de moeder, vindt uitwisseling plaats van voedingsmiddelen en gassen.
26
Functie placenta: Beschermen foetus
Tijdelijke passieve immuniteit die een paar maanden duurt, wordt geleverd door moederlijke antilichamen. Indirecte uitwisseling tussen de foetale en moederlijke bloedsomloop zorgt voor een barrière tegen schadelijke stoffen. Elke stof die een afwijkende foetale ontwikkeling veroorzaakt wordt teratogen genoemd.
27
Functie placenta: Handhaving van de zwangerschap
``` De placenta heeft een essentiële endocriene functie en zij produceert hormonen die de zwangerschap in stand houden: Humaan choriongonadotrofine (HCG): Dit hormoon wordt in het begin van de zwangerschap gevormd met een piek rond 8 of 9 weken en daarna kleinere hoeveelheden. HCG stimuleert het corpus luteum om door te gaan met de secretie van progesteron en oestrogeen, die de menstruatie voorkomen en het endometrium van de baarmoeder onderhouden, waardoor de 1ste weken de zwangerschap in stand blijft. Progesteron en oestrogeen: Naarmate de zwangerschap vorder, neemt de placenta de productie van deze hormonen over van het corpus luteum. Dat na ongeveer 12 weken degenereert. Vanaf 12 weken tot de bevalling produceert de placenta steeds meer oestrogeen en progesteron. Deze hormonen zijn essentieel voor het handhaven van de zwangerschap. ```
28
De foetale bloedsomloop: Ductus venosus
Dit is een voortzetting van de navelader die het bloed direct in de inferieure vena cava van de foetus doet stromen. Het meeste bloed stroomt dus langs de niet functionerende foetale lever.
29
De foetale bloedsomloop: Ductus arteriosus
Dit kleine bloedvat verbindt de longslagader naar de dalende thoracale aorta en laat meer bloed naar de systematische circulatie stromen, zodat heel weinig bloed door de foetale longen stroomt.
30
De foetale bloedsomloop: Foramen ovale
Dit vormt een klepachtige opening waardoor bloed tussen de rechter en linker atria stroomt, zodat het meeste bloed langs de niet-functionerende foetale longen stroomt.
31
Veranderingen bij de geboorte
Wanneer de zuigeling voor het eerst ademhaalt worden de longen opgepompt, waardoor de bloedstroom door de longen toeneemt. Het bloed dat uit de longen terugkeert verhoogd de druk in het linkeratrium, waardoor de flap over het foramen ovale zich sluit en er geen bloed meer van het een atrium naar het andere kan stromen. Bloed uit het rechter atrium komt nu via de rechter ventrikel en de arteriae pulmonales in de kleine circulatie terecht. Naarmate de longcirculatie op gang komt neemt het zuurstofgehalte van het bloed toe en daardoor wordt de ductus arteriosus nauwer en sluit zich uiteindelijk. De restanten vormen het ligamentum arteriosum.
32
Varices (spataderen):
Een grote hoeveelheid bloed rekt de vene uit en beschadigt de bloedvatwanden. Hierdoor verliest de vene zijn elasticiteit, ze rekt op en kronkelt. Vooral oppervlakkige vene met weinig steun zijn betrokken. De kleppen kunnen niet goed meer sluiten omdat de vene uitgezet is en meer bloed hoopt zich op. Het veneuze terugstromen wordt gehandhaafd, omdat oppervlakkige venen met een netwerk van diepere venen verbonden zijn, welke door omringende weefsel beter
33
Oedeem
Is een zwelling die ontstaat door in het weefsel opgehoopt vocht. Het kan zowel in oppervlakkige weefsels als in dieper liggende organen optreden.
34
Oorzaak oedeem: Verhoogde veneuze hydrostatische druk:
Bij een congestie in de veneuze bloedsomloop wordt de veneuze hydrostatische druk hoger en dit vermindert het effect van osmotische druk die vocht aan het veneuze eind terug de capillairen in zuigt. Er blijft dan te veel vocht in de weefsels achter. Dit kan worden veroorzaakt door hartinsufficiëntie, nierziekten of knelling van een ledemaat door langdurig zitten of door nauwe kleding.
35
Oorzaak oedeem: Verminderde osmotisch druk
Als het plasma eiwitten niveau daalt, keert er aan het veneuze eind van het capillaire bed minder vocht terug in de bloedsomloop. Oorzaken van een verlaagd plasma-eiwitgehalte zijn bijv. overmatig eiwitverlies bij nierziekten, leverinsufficiëntie of een eiwitarm dieet
36
Oorzaak oedeem: Verstoorde lymfeafvoer
Een deel van het vocht keert door het lymfestelsel terug naar de bloedsomloop. Wanneer deze stroom wordt verstoord ontwikkelt zich een oedeem. Tot de oorzaken behoren kwaadaardige tumoren, operatieve verwijdering van lymfeklieren of een chronische ontsteking die de lymfeklieren aantast.
37
Oorzaak oedeem: Verhoogde permeabiliteit van kleine vaten
Bij ontsteking verhogen bepaalde stoffen de permeabiliteit van de kleine vaten in het aangedane gebied. Plasma-eiwitten verlaten daardoor de bloedsomloop en verhogen de osmotische druk in het weefsel, zodat er meer intercellulair vocht is en een zwelling ontstaat. Dit soort oedeem treedt ook op bij allergische reacties, bijv. bij anafylaxie, astma en hooikoorts.
38
De oorzaken en gevolgen van overmatig vocht in de lichaamsholten:
Abnormale ophoping van overtollige vloeistof in de lichaamsruimten, bijv. de pericardiale holte of een gewrichtsholte, wordt vaak in verband gebracht met ontsteking, infecties of blokkeringen en wordt vaak een effusie genoemd.
39
De oorzaken en gevolgen van overmatig vocht in de lichaamsholten: Pleurale effusie
Dit is een overmaat van sereus vocht in de pleuraholte. Dit komt gewoonlijk door infectie of ontsteking van de pleurae of door linkszijdige hartinsufficiëntie, de druk in de longcirculatie neemt toe doordat de linker ventrikel niet al het bloed dat uit e longen kamt kan rondpompen.
40
De oorzaken en gevolgen van overmatig vocht in de lichaamsholten: Ascites
Dit is een ophoping van vocht in de peritoneale holte. De meest voorkomende oorzaken zijn leverinsufficiëntie (wanneer de synthese van plasma-eiwitten is verminderd), obstructie van de lymfeklieren die de afvoer uit de peritoneumholte verzorgen en ontstekingen. Tot die laatste rekent men ook kwaadaardige tumoren, want vele daarvan scheiden ontstekingsmediatoren af.
41
Aangeboren hartafwijkingen: Open ductus arteriosus (botalli)
Bij de foetus omzeilt de ductus arteriosus de niet-functionele longen. Bij de geboorte hoort de ductus arteriosus zich volledig te sluiten. Als hij open blijft loopt het bloed uit de aorta terug de arteria pulmonalis in, waardoor het volume dat de lichaamscirculatie in gaat kleiner wordt en dat van de longcirculatie groter. Dit leidt tot pulmonale congestie en uiteindelijk tot hartinsufficiëntie.
42
Aangeboren hartafwijkingen: Atrium en ventrikelseptumdefect
Dit wordt wel een gaatje in het hart genoemd. Na de geboorte wanneer de longcirculatie in gang is gezet en de druk in het linkeratrium hoger is dan in het rechteratrium, sluit het tussenschot (arteriale septum) zich. Later wordt deze afsluiting blijvend door fibrose. Als de vliezen van het arteriale septum elkaar niet overlappen, blijft er na de geboorte een opening tussen de atria aanwezig. In veel gevallenis deze te klein om vroeg in het leven problemen te geven, maar dat kan later alsnog gebeuren. In ernstige gevallen stroomt het bloed uit het linkeratrium terug naar het rechteratrium. Dit verhoogt de druk in het rechterventrikel en de longen, wat hypertrofie veroorzaakt. Als de druk in het rechteratrium stijgt, kan de bloedstroom door he defect worden omgekeerd, maar dit is geen verbetering, omdat er dan zuurstofarm bloed in de lichaamscirculatie terechtkomt.
43
Aangeboren hartafwijkingen: Coarctatio aortae
De plaats waar coarctatie (vernauwing) van de aorta het meest voorkomt, is tussen de linker arteria subclavia en de ductus aerteriosus. Dit leidt tot hypertensie in het bovenlichaam (dat wordt voorzien van door arteriën die proximaal van de vernauwing ontspringen), want het hart heeft meer kracht nodig om het bloed door de vernauwing te persen. In de onderste lichaamshelft kan hypotensie optreden.
44
Aangeboren hartafwijkingen: Tertralogie van Fallot
Dit is een combinatie van 4 aangeboren hartafwijkingen, die bij baby’s en jonge kinderen cyanose, een groeiachterstand en het onvermogen om zich in te spannen veroorzaken. Pulmonalisstenose wat de rechtventrikel zwaarder belast, ventrikelseptumdefect, gat tussen de 2 ventrikels, vlak onder de mitralis en de tricuspedalisklep, dextrapositie van de aorta, deze zit te veel naar rechts en wel vlak boven het septumdefect en hypertrofie van de rechterventrikel ter compensatie van de pulmonalisstenose.