Casus 5: Mevrouw van Steenbruggen Flashcards

(64 cards)

1
Q

Structuur oog

A

De structuren binnen de oogbol zijn de lens, het kamervocht en het glaslichaam (corpus vitreum). In het oog zin 3 ruimte te onderscheiden, de voorste oogkamer (begrens door cornea en iris) de achterste oogkamer (tussen de iris en de lens) en het inwendige van de oogbol met het glaslichaam of corpus liteum. Blz 203, figuur 8.8. Er zijn 3 lagen weefsel in de wand van de oogbol (bulbus oculi)
o Een buitenlaag van bindweefsel: harde oogrok (sclera) en hoornvlies (cornea).
o Een vasculaire middenlaag of uvea, bestaande uit jet vaatvlies (choroidea), straatlichaam (corpus ciliare) en iris.
o Een binnenste zenuwweefsel laag: het netvlies (retina).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Maculadegeneratie: Epidemiologie

A

Treft ouderen. Komt vaker voor bij rokers en mensen met een lichte huidskleur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Maculadegeneratie: Symptomen

A

Het centrale gezichtsvermogen verslechtert langzaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Maculadegeneratie: Diagnose

A

Onderzoek met oftalmoscoop of een spleetlamp. Soms wordt fluoresceïneangiogrofie toegepast, dit is het inspuiten van een kleurstof in een ader.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Maculadegeneratie: Behandeling

A

Het natte type, laser behandeling, Fotodynamische therapie en Transpupilaire thermotherapie. Het droge type is niet te behandelen, patiënten kunnen baat hebben bij een hoge dosis anti-oxidanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Glaucoom: Epidemiologie

A

Het hoogste risico lopen mensen ouder dan 40 jaar, mensen van negroïde afkomst, mensen met aanleg door familie, mensen die ver of bijziend zijn, mensen met een oogverwonding, diabetes mellitus en lange gebruikers van corticosteroïden. Is wereldwijd de 3de oorzaak van blindheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Glaucoom: Symptomen

A

Een openkamerhoekglaucoom is pijnloos. Het belangrijkste symptoom is de ontwikkeling van blinde plekken. Kamerhoeksluitingsglaucoom hebben plotseling last van hevige oog en hoofdpijn, roodverkleuring, wazig zien, regenboogkleurige lichtkringen rondom lichten en plotselinge vermindering van het gezichtsvermogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Glaucoom: Diagnose

A

Oogonderzoek, hierbij wordt de druk in het oog, de veranderingen in de oogzenuw m.b.v spleetlamp, gezichtsveld onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Glaucoom: Behandeling

A

Verlaging van de oogdruk door oogdruppels en oogoperaties. Eenmaal verloren gezichtsvermogen kan niet terug worden gekregen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cataract (grijze staar): Epidemiologie

A

1 op de 5 mensen in de westerse wereld tussen de 65 en 74 krijgt hiermee te maken. en bijna de helft van de mensen boven de 75 heeft er last van. Belangrijkste oorzaak blindheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cataract (grijze staar): Symptomen

A

Wazig zien, schitteringen en licht kringen, dubbelzien, kleuren zijn geler of minder helder. Moeite met onderscheiden wit en zwart op een pagina.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cataract (grijze staar): Diagnose

A

Oftsalmoscoop, hiermee kan de binnenkant van het oog worden bekeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Cataract (grijze staar): Behandeling

A

Het dragen van een bril, contactlenzen of een zonnebril. Een operatie is de enige doeltreffen behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cataract (grijze staar): Preventie

A

Zonnebril dragen, niet roken, diabetes onder controle houden, voldoende vitamine A, C en carotenoïden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gehoorstoornissen: Conductieve gehoorbeschadiging.

A

Hierbij is er een verminderde overdracht van geluidsgolven wanneer een afwijking buiten of middenoor de geleiding van geluidsgolven naar het foramen ovale belemmert. Lucht die al in de middenoorholte aanwezig is wordt geabsorbeerd, waarna een negatieve druk ontwikkelt. Eerst word het trommelvlies naar binnen getrokken, daarna loopt vloeistof uit de omringende bloedvaten de holte in. Er treedt geleidend gehoorverlies op. Wordt veroorzaakt door:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gehoorstoornissen: Conductieve gehoorbeschadiging. Otosclerose

A

Kan een of beide oren aantasten. Is meestal erfelijk, komt vaker voor bij mannen als vrouwen. Pathologisch bot ontwikkelt zich rond de voetplaat van de stijgbeugel en zet deze aan het ovale venster vast, hierdoor wordt het vermogen om geluidsgolven over te brengen naar de oorholte verminderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Gehoorstoornissen: Conductieve gehoorbeschadiging. Sereuze middenoorontsteking

A

Is een overmaat aan vloeistof (effusie) in de middenoorholte, ook wel bekend als lijmoor of secretoire middenoorontsteking. Wordt veroorzaakt door obstructie van gehoorgang, barotrauma en onbehandelde middenoorontsteking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Gehoorstoornissen: Sensorineurale gehoorbeschadiging.

A

Is het gevolg van een afwijking de zenuwen van het binnenoor of het centrale zenuwstelsel. Lawaai is hier een factor van door bijv. werk en sociale bezigheden. Risicofactoren zijn, familiegeschiedenis, blootstelling aan virussen tijdens de zwangerschap en acuut zuurstoftekort bij de geboorte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Gehoorstoornissen: Sensorineurale gehoorbeschadiging. Ziekte van ménière

A

Er hoopt endolymfe op, waardoor het vliezige labyrint oprekt. De toegenomen druk vernielt de zintuigcellen in ampulla en cochlea. De aandoening begint gewoonlijk eenzijdig, maar kan beide oren aantasten. Gaat gepaard met terugkerende aanvallen van invaliderende duizeligheid, misselijkheid en braken, wat een aantal uur kan duren. Er kun tussen de aanvallen sprake zijn van doorlopend suizen of piepen in het aangetaste oor (tinnitus).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Gehoorstoornissen: Sensorineurale gehoorbeschadiging.

Presbyacusis (ouderdomsslechthorendheid)

A

Degeneratieve veranderingen van de sensorische cellen in de basale windingen leiden tot een sensorineuraal gehoorverlies. Geluidsperceptie in hoge frequenties verslechtert eerst en daahttps://www.brainscape.com/decks/9854028/cards/quick?pack_id=17485642#rna worden de lage frequenties aangetast. Het onderscheiden van geluiden wordt moeilijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Otis media (acute middenoorontsteking): Oorzaak

A

Is een ontsteking van de middenoorholte. Meestal veroorzaakt door opwaartse verspreiding van bacteriën vanuit een bovenste luchtweginfectie via de buis van Eustachius.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Otis media (acute middenoorontsteking): Symptomen

A

Komt vaak voor bij kinderen. Gaat gepaard met ernstige oorpijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Otis media (acute middenoorontsteking): Complicaties

A

Het leidt tot ophoping van pus in het middenoor en het uitpuilen (bomberen) van het trommelvlies. Soms scheurt deze en wordt etter uit het middenoor afgescheiden (otorroe, loopoor). De infectie kan zich verspreiden en mastoïditis en labyrinthitis (binnenoorontsteking) veroorzaken. Omdat het pars petrosa van het os temporale erg dun is, kan de infectie zich door het been verspreiden en meningitis en hersenabces veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Structuur hypothalamus

A

De hypothalamus bestaat uit meer dan tien afzonderlijke kernen en heeft nauwe verbindingen met het limbisch systeem en de hersenschors van de grote hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Invloed hypothalamus
Controleert de secretie van hormonen van zowel de voor als de achterkwab van de hypofyse. Zorgt voor handhaven van het interne milieu (homeostase). Door de aansturing van het autonome zenuwstelsel en indirect door het organisme te motiveren bepaald gedrag te vertonen. Besturing hormonale systeem door de aanmaak van de hormonen en via de bloedbaan door beïnvloeding van de hypofyse. Speelt een hoofdrol bij het reguleren van het autonome zenuwstelsel, het klaarmaken voor actie en aan het herstel tijdens de rust. Regelt ook gevoelens van honger, dorst en verzadiging en de energiehuishouding. De hypothalamus bevat de biologische klok via de nucleus suprachiasmaticus
26
Invloed hypofyse:
Is opgebouwd uit drie kwabben. Het zit vast aan de hypofyse-steel en regelt de uitscheiding van de endocriene of hormoonproducerende klieren in het lichaam. En staat onder invloed van de hypothalamus. De hypofyse vormt de schakel tussen het centrale zenuwstelsel en het hormoonstelsel. De activiteit van de hypofyse wordt afgeremd door negatieve feedback. Als een klier een hoeveelheid hormoon heeft afgescheiden, stijgt de concentratie in het bloed en dit is voor de hypofyse een teken om de betreffende klier minder te gaan stimuleren.
27
Hypofyse voorkwab: Groeihormoon
Maakt Groeihormoon in de grootste hoeveelheden aan. Het stimuleer de groei en deling van de meeste lichaamscellen, vooral die van het bot en de skeletspieren. Het zorgt voor de lichaamsgroei in de kindertijd en de adolescentie, daarna reguleert het de massa van botten en skeletspieren. Reguleert voor een deel ook de stofwisseling van veel organen, bijv. de lever, darmen en de alvleesklier. Het stimuleert de eiwitsynthese, vooral weefselgroei en herstel, de afbraak van vetten en verhoogt de bloedsuikerspiegel.
28
Hypofyse voorkwab: TSH
Scheidt Thyroïdstimulerend hormoon (TSH) af door stimulering van TRH uit de hypothalamus. Het stimuleert de groei en de activiteit van de schilklier. De productie is aan het begin van de avond het laagst en `s nachts het hoogst. Dit wordt gereguleerd door een mechanisme van negatieve feedback, wanneer de bloedspiegel van schildklierhormoon te hoog is, neemt de secretie van TSH af en omgekeerd.
29
Hypofyse voorkwab: Prolactine
Geeft Prolactine vrij tijdens de zwangerschap. Onmiddellijk na de geboorte stimuleert de borstvoeding de prolactine vorming en de lactatie. Prolactine is samen met oestrogeen, corticosteroïden, insuline en thyroxine betrokken bij het aanzetten en op gang houden van lactatie. Vlak voor de puberteit scheidt de hypofyse voorkwab in respons op LHRH 2 geslachthormonen af. De stijging van de geslachthormonen bevordert de rijping van de geslachtorganen. Bij mannen en vrouwen zijn dit de hormonen FSH en LH.
30
Hypofyse voorkwab: Adrenocorticotroop hormoon (ACTH of corticotropine)
Wordt bevordert door corticotropine-releasing hormoon uit de hypothalamus. Dit verhoogt de concentratie cholesterol en steroïden in de bijnierschors en de secretie van steroïdhormonen.
31
Werking hormonen achterste hypofysekwab:
De hormonen van deze kwab worden in de cellichamen gevormd, door axonen getransporteerd en opgeslagen in blaasjes aan de uiteinden van de axonen in de achterkwab. Zenuwprikkels van de hypothalamus produceert exocytose van de blaasjes, waardoor hun hormonen in de bloedstroom worden afgescheiden. De hormonen die worden afgescheiden vanuit de axonuiteinden. Deze hormonen werken rechtstreeks op niet-endocrien weefsel.
32
Werking hormonen achterste hypofysekwab: Oxytocine
Stimuleert 2 doelweefsels tijdens en na de bevalling, het gladde spierweefsel van de baarmoeder en de spiercellen va de lacterende borsten.
33
Werking hormonen achterste hypofysekwab: ADH
Het belangrijkste effect is het verminderen van de urineproductie.
34
Werking schildklierhormonen: Thyroxine en tri-jodothyronine
Jodium is essentieel voor de vorming hiervan. Het vrijmaken van deze hormonen in het bloed wordt gestimuleerd door het schildklierstimulerend hormoon(TSH) uit de hypofyse voorkwab. Schildklierhormonen dringen de celkern binnen en reguleren de genexpressie, dit wil zeggen dat ze de eiwitsynthese verhogen of verlagen. Ze versterken het effect van andere hormonen, zoals adrenaline en noradrenaline. Ook zijn ze essentieel bij de groei en ontwikkeling, vooral van het skelet en het zenuwstelsel.
35
Werking schildklierhormonen: Calcitonine
Wordt afgescheiden door de parafolliculaire of C-cellen van de schilklier. Calcitonine verlaagt het calcium gehalte als de bloedspiegel hiervan is gestegen. Dit gebeurd door invloed uit te oefenen op de cellen van botten en de niertubuli die de reabsorptie van calcium remmen.
36
Regulering bloedspiegels T3 en T4
De vrijmaking van T3 en T4 in het bloed wordt gestimuleerd door het schildklierstimulerend hormoon (TSH) uit de hypofysevoorkwab. De secretie van TSH wordt gestimuleerd door TRH uit de hypothalamus en de secretie van TRH door inspanning, stress, ondervoeding, lage bloedsuikerspiegel en slapen. De TSH productie hangt af van de bloedspiegels van T3 en T4 omdat deze hormonen de gevoeligheid van de hypofysevoorkwab voor TRH controleren. Dit negatieve feedbackmechanisme zorgt ervoor dat de TSH productie stijgt bij dalende T3 en T4 spiegels en omgekeerd. Een tekort aan jodium verhoogt de TSH secretie aanzienlijk, waardoor de schildkliercellen zich beginnen te vermeerderen en de klier groter wordt. Het schilklierhormoon T4 is in een grote hoeveelheid aanwezig. Het heeft echter een snellere uitwerking als T3. Het meeste T4 wordt omgezet in T3.
37
Hyperthyreoïdie:
Ontstaat als de weefsels blootstaan aan te hoge T3 en T4 spiegels.
38
Hyperthyreoïdie: Oorzaken
Ziekte van Graves, Toxische nodulair struma en toxische adenoom.
39
Hyperthyreoïdie: Symptomen
Versnelde stofwisseling, gewichtsverlies, nervositeit, fysieke rusteloosheid, opgewondenheid, haaruitval, Tachycardie, hartkloppingen, atriumfibrilleren, warme zweterige huid, warmte intolerantie, diarree, Uitpuilende ogen bij de ziekte van Graves.
40
Hyperthyreoïdie: Diagnose
Bloedonderzoek
41
Hypothyreoïdie:
Gebrek aan T3 en T4
42
Hypothyreoïdie: Oorzaak
Auto immuunthyreoïditis, ernstig jodium gebrek en gezondheidsinterventies, zoals schildklierremmers, operatieve verwijdering van schildklierweefsel of ioniserende straling.
43
Hypothyreoïdie: Symptomen
Een abnormaal trage stofwisseling, gewichtstoename, depressie, psychose, geestelijke traagheid, sloomheid. Droge huid, bros haar, droge koele huid, obstipatie en gevoelig voor onderkoeling.
44
Hypothyreoïdie: Diagnose
Bloedonderzoek
45
Endocriene pancreas: Insuline
De belangrijkste functie is het verlagen van een verhoogd gehalte aan voedingstoffen in het bloed, glucose aminozuren en vetzuren. Deze effecten worden anabolische genoemd, ofwel ze stimuleren de opslag van voedingstoffen. De secretie van insuline wordt gestimuleerd door een verhoogde bloedsuikerspiegel.
46
Endocriene pancreas: Glucagon
Verhoogt de bloedsuikerspiegel door de stimulering van, gluconeogenese en de omzetting van glycogeen in glucose in de lever en skeletspieren. De glucagonproductie wordt gestimuleerd door lage bloedsuikerspiegels en inspanning en wordt geremd door somatostatine en insuline.
47
Endocriene pancreas: Somatostatine
Dit hormoon dat ook door de hypothalamus wordt gevormd, remt de secretie van insuline en glucagon, naast het remmen van de secretie van groeihormoon door de hypofysevoorkwab.
48
Diabetes mellitus:
Is een stoornis in de stofwisseling, deze wordt veroorzaakt door een absoluut of relatief gebrek aan insuline en wordt gekenmerkt door een chronisch verhoogd bloedglucosegehalte.
49
Diabetes mellitus: Symptomen
Veel plassen, Dorst, Afvallen, Acetonadem, Misselijkheid en moeheid
50
Diabetes mellitus: Diagnose
Lichamelijk onderzoek, Anamnese, symptomen, bloedonderzoek/bloedsuiker meten.
51
Diabetes type 1: Oorzaak
Is niet bekend. Er wordt verwacht dat het komt door aanleg, vervolgens raken de cellen die insuline aanmaken uit evenwicht, waardoor het lichaam deze cellen gaat aanvallen. Ze verwachten dat het te maken zou kunnen hebben met gluten, koemelk of een virus.
52
Diabetes type 1: Behandeling
Het is een auto-immuunziekte. Het lichaam stopt met insuline maken. Vanaf dat moment moeten mensen zelf insuline spuiten, of een pompje dragen.
53
Diabetes type 1: Prognose
Is niet te genezen. Kan onder controle worden gehouden door een pomp of het inspuiten van insuline en het bijhouden van de voeding.
54
Diabetes type 2: Oorzaak
Soms is de oorzaak niet bekent. De kans op diabetes wordt vergroot door weinig lichaamsbeweging, overgewicht, ongezond eten, roken, ouder worden en erfelijkheid.
55
Diabetes type 2: Behandeling
Gezond eten, veel bewegen en vaak ook medicijnen voor bloedsuiker, bloeddruk en cholesterol. En soms ook met insuline spuiten bij jezelf.
56
Diabetes type 2: Prognose
Is vaak goed onder controle te houden door een goed dieet, voldoende beweging en het spuiten van insuline.
57
Hypoglykemie:
Een te laag bloedglucose gehalte.
58
Hypoglykemie: Oorzaken
Komt vooral voor bij mensen met diabetes. Kan komen door te laat eten, het overslaan van een maaltijd, te weinig koolhydraten eten of drinken, extra beweging, het gebruik van alcohol of het gebruik van te veel insuline of andere bloedglucose-verlagende medicatie (bij mensen met diabetes).
59
Hypoglykemie: Symptomen
Trillen, zweten, hartkloppingen, geeuwen en in het ergste geval bewusteloosheid.
60
Hypoglykemie: Behandeling
Direct iets eten. Glucosetabletten of gels met druivensuiker/dextrose werken het snelst. Gezond eten helpt het te voorkomen.
61
Hyperglykemie:
Is een te hoog bloedglucose gehalte.
62
Hyperglykemie: Oorzaken
Komt voor bij mensen met diabetes. Kan worden veroorzaakt door te veel suikers of koolhydraten, te laat je medicatie innemen, Minder lichaamsbeweging dan normaal, Stress, Ziek zijn met koorts, braken of diarree en het gebruik van medicijnen die het suikergehalte in je bloed verhogen.
63
Hyperglykemie: Symptomen
Dorst, veel plassen, droge mond, vermoeidheid, jeuk, erg zwaar ademen, toenemende zwakte, sufheid, uitdroging en een naar aceton ruikende adem.
64
Hyperglykemie: Behandeling
Is er op gericht de bloedsuikerspiegel weer te normaliseren. Dit kan door middel van het toedienen van de juiste hoeveelheid insuline. Daarnaast moet worden voorkomen dat je weer een hyperglykemie krijgt en zal het onderliggende probleem aangepakt moeten worden.