Casus 3: Johan Flashcards

(61 cards)

1
Q

Anatomische onderdelen zenuwstelsel: Het centrale zenuwstelsel

A

Bestaat uit de hersenen, hersenstam en het ruggenmerg.
Ontvangt sensorische informatie over de inwendige en uitwendige omgeving van de afferente zenuwen. Het centrale zenuwstelsel integreert en verwerkt deze input en reageert met het zenden van zenuwimpulsen langs motorische zenuwen naar de effectorganen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Anatomische onderdelen zenuwstelsel: Het perifere zenuwstelsel

A

Bestaat uit de zenuwen buiten de hersenen en het ruggenmerg. De gepaarde zenuwen (nervi craniales) en ruggenmergzenuwen (nervi spinales). Sommige zijn sensorisch (afferent) en zenden impulsen uit naar het centrale zenuwstelsel. Sommige zijn motorisch (efferent) en zenden impulsen uit van het centrale zenuwstelsel, andere zijn gemengd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Anatomische onderdelen zenuwstelsel: Het perifere zenuwstelsel. Sensorisch

A

Hersenen en ruggenmerg krijgen input vanuit de zintuigen en het interne milieu. Gespecialiseerde uiteinden van sensorische neuronen reageren verschillende prikkels binnen en buiten het lichaam:
Zintuigen in de huid: Deze nemen pijn, aanraking, warmte en kou waar. Sensorische zenuwuiteinden in de huid bestaan uit fijn vertakte vezels zonder myelineschede.
Proprioceptie: Deze vindt plaats in de spieren en gewrichten. Prikkels die naar de hersenen zijn gestuurd stellen in staat om de houding van het lichaam en delen in de ruimte te bepalen om in evenwicht te blijven.
Speciale zintuigen: Dit zijn het gezichtsvermogen, het gehoor, het evenwichtsgevoel, de smaak en de reuk.
Erente zenuwen: Deze ontspringen uit de inwendige organen, klieren en weefsels, zoals baroreceptoren die betrokken zijn bij de regeling van de bloeddruk en chemoreceptoren die betrokken zijn bij de regeling van de ademhaling en hebben te maken met de regulering van onwillekeurige bewegingen en viscerale pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Anatomische onderdelen zenuwstelsel: Het perifere zenuwstelsel. Motorisch

A

Krijgen het signaal vanuit de hersenen. Het bestaat uit 2 soorten:
Somatische zenuwstelsel: Bestuurt de willekeurige bewegingen van de skeletspieren.
Autonome zenuwstelsel: Bestuurt onwillekeurige processen, zoals de hartslag, peristaltiek en de glandulaire activiteit. Het autonome zenuwstelsel bestaat uit 2 divisies, het orthosympatische zenuwstelsel en het parasympatische zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Anatomische onderdelen zenuwstelsel: Het perifere zenuwstelsel. Sympathisch

A

Als je actief bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Anatomische onderdelen zenuwstelsel: Het perifere zenuwstelsel. Parasympatisch

A

Rust en verteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Neuronen:

A

Bestaat uit een cellichaam met zijn uitlopers, een axon en vele dendrieten. Een bundel axonen heet een zenuw. Neuronen delen zich bijna nooit en moeten voortdurend zuurstof en glucose krijgen om te overleven. Neuronen produceren en sturen elektrische impulsen die actiepotentialen heten. De actiepotentiaal die die door de zenuwaxon passeert is een elektrisch signaal. Maar aangezien zenuwen geen direct contact maken, is het signaal tussen de ene zenuwcel en de volgende cel bijna altijd chemisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Neuronen: Cellichamen

A

Vormen de grijze stof van het zenuwstelsel en worden aangetroffen in de periferie van de hersenen (hersenschors of cortex) en in het centrale gedeelte van het ruggenmerg, rond het centrale kanaal (canalis centralis). Groepen cellichamen heten kernen (nuclei) in het centrale zenuwstelsel en ganglia in het perifere zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Neuronen: Axonen

A

Zijn uitlopers van cellichamen, ze vormen de witte stof van het zenuwstelsel. Een zenuwcel heeft slechts een axon, dat begint bij een taps toelopend deel van het cellichaam, de axon-heuvel. Ze voeren zenuwprikkels van de cel af en zijn meestal langer dan dendrieten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Neuronen: Dendrieten

A

Zijn de vele korte uitlopers die prikkels ontvangen en naar het cellichaam sturen. Ze hebben dezelfde structuur als axonen, maar zijn meestal korter en vertakken zich. Bij motorische neuronen maken ze deel uit van de synapsen en bij sensorische neuronen vormen ze sensorische receptoren die op specifieke stimuli reageren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Neuronen: Gemyeliniseerde neuronen. Structuur

A

Grote axonen en axonen van het perifere zenuwen worden omgeven door een myelineschede. Deze bestaat uit een reeks Schwann-cellen die over de hele lengte van het axon zijn gewikkeld. Het axon is bedekt met een aantal concentrische lagen membraan van Schwann-cellen. Deze lagen bevatten een vetachtige stof myeline. De buitenste laag worde neurilemma genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Neuronen: Gemyeliniseerde neuronen. Functie

A

Bij de overgang tussen de Schwann-cellen is de myeline schede onderbroken en ligt het axolemma bloot. De knopen van Ranvier bevorderen de snelle overdracht van zenuwprikkels in gemyeliniseerde neuronen (saltatoire geleiding). De oligodendrocyt is de myeline vormende cel van het centrale zenuwstelsel, vormt een myeline schede rond meerdere axonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Neuronen: Niet gemyeliniseerde neuronen

A

Postganglionaire vezels en enkele kleine vezels in het centrale zenuwstelsel zijn niet gemyeliniseerd. Bij dit type is een aantal axonen ingebed in het cytoplasma van 1 Schwann-cel. De axonen liggen daarbij meestal volledig ingebed in het cytoplasma van de Schwann-cel. De snelheid van de prikkeloverdracht in ongemyeliniseerde vezels is aanzienlijk lager.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Neuronen: Synaps

A

Het punt waar de zenuwprikkels van het ene presynaptische neuron naar het post-synaptische neuron gaan. Aan zijn vrije uiteinden is het axon van het presynaptische neuron fijn vertakt en eindigt elk takje in een synaptische knop. Deze knoppen bevinden zich dicht bij de dendrieten en het cellichaam van het post-synaptische neuron. De ruimte tussen de synaptisch knop en het post-synaptische neuron heet de synaptische spleet. In de synaptische knop bevinden zich celmembraan-gebonden synaptische blaasjes, die een neurotransmitter bevatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Neuronen: Neurotransmitter

A

Worden geproduceerd door zenuwcellichamen, actief getransporteerd over de axonen en opgeslagen in de synaptische blaasjes. Ze worden vrijgemaakt door exocytose in respons op de actiepotentiaal en diffunderen over de synaptische spleet.
- Ze werken in op bepaalde receptorplaatsen op de post-synaptische membranen. Dit gaat zeer snel, want meteen nadat ze het post-synaptische cel, zoals een spiervezel, hebben gestimuleerd, worden ze geïnactiveerd of weer opgenomen door de synaptische knop. Sommige medicijnen bootsen hun effect na, neutraliseren of verlengen. Meestal hebben neurotransmitters een stimulerend effect op de post-synaptische receptoren, maar soms werken ze remmend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Neuronen: Algemene neurotransmitters

A

Noradrenaline/norepinefrine -> Sympathisch
Acetylcholine -> Parasympatisch, neuromusculaire overgang
Glutamaat -> Stemming, leren, geheugen
Dopamine -> Aansturen bewegingen, stemming, psychotisch gedrag
Serotonine -> Impulscontrole, stemming, slaap
GABA (gamma-aminoboterzuur) -> Inhiberende werking bij angstregulatie, rol bij aansturen bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Neuronen: Astrcoyten. Bouw

A

Ze zijn stervormig met fijn vertakte uitlopers en ze liggen ingebed in mucopolysachariden. Aan het vrije eind van sommige uitlopers bevinden zich kleine zwellingen, perivasculaire ‘voetjes’. Ze bevinden zich in grote aantallen bij bloedvaten en omhullen deze met hun ‘voetjes’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Neuronen: Astrocyten. Functie

A

Deze cellen vormen het belangrijkste steunweefsel van het centrale zenuwstelsel. De wanden van de haarvaten en de laag perivasculaire voetjes scheiden het bloed van de zenuwcellen en vormen de bloed-hersen-barriere. Deze beschermt de hersenen tegen giftige stoffen en chemische schommelingen in het bloed, bijv. na het eten. O2, CO2, alcohol, glucose en andere lipide oplosbare stoffen gaan makkelijk door de barrière. Sommige grote moleculen, een groot aantal medicijnen, anorganische stoffen en aminozuren passeren de barrière langzamer of helemaal niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Neuronen: Oligodendrocyten. Bouw

A

Deze cellen zijn kleiner dan astrocyten en worden gevonden in groepen rond zenuwcellichamen in de grijze stof, waar ze waarschijnlijk een steunfunctie hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Neuronen: Oligodendrocyten. Functie

A

Vormen en onderhouden het myeline zoals de Schwann-cellen bij de perifere zenuwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Respons van zenuwweefsel op verwonding

A

Neuronen zijn binnen enkele weken na de geboorte volgroeid en kunnen niet vervangen worden. Schade aan de neuronen kan leiden tot snelle necrose met acute functionele uitval of langzame astrofie met geleidelijk toenemend disfunctioneren. Deze schade kan het gevolg zijn van, hypoxie en anoxie, gebrek aan voedingsstoffen, vergif bijv. organisch lood, verwonding, infectie, ouder worden en hypoglycemie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Respons van zenuwweefsel op verwonding: Perifere regeneratie van zenuwen.

A

Kunnen zich soms herstellen als het cellichaam intact blijft. Distaal van de schade vallen het axon en de myelineschede uiteen en worden verwijderd door macrofagen. De spier die bediend wordt door de beschadigde zenuwvezel atrofieert door het uitblijven van zenuwstimulatie. Het neurilemma regenereert vanuit de plaats van de beschadiging in de richting van de effector via zijn oorspronkelijke route. Nieuwe Schwann-cellen ontwikkelen zich binnen het neurilemma en vormen een pad waarin het axon kan regenereren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Perifere regeneratie van zenuwen. Traumatische neuroom

A

Als het neurilemma niet op de goede plek ligt of is vernietigd vormen het groeiende axon en de Schwann-cellen een tumorachtige groep cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Respons van zenuwweefsel op verwonding: Neuroglia beschadiging. Astrocyten

A

Wanneer deze cellen beschadigd zijn, vermenigvuldigen ze en vormen een maas of litteken wat vermoedelijk een hergroei van de beschadigde neuronen van het centrale zenuwstelsel verhinderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Respons van zenuwweefsel op verwonding: Neuroglia beschadiging. Oligodendrocyten
Deze cellen nemen in aantal toe rond aftakelende neuronen en worden vernietigd bij aandoeningen van de myelineschede, zoals multiple sclerose.
26
Respons van zenuwweefsel op verwonding: Neuroglia beschadiging. Microgliacellen
Bij ontsteking en zelfvernietiging groeien microgliacellen en worden ze fagocytotisch.
27
Hersenvliezen: Structuur.
De hersenen en het ruggenmerg worden volledig omgeven door 3 vliezen, die tussen de schedel en de hersenen liggen en tussen de wervelopeningen en het ruggenmerg van buiten naar binnen zijn dat de:
28
Hersenvliezen: Structuur. Dura mater (harde hersenvlies)
Bestaat uit 2 lagendicht bindweefsel. De buitenste laag op het binnensteoppervlak van de schedel de plaats in van het periost en de binnenste laag biedt bescherming aan de hersenen.
29
Hersenvliezen: Structuur. Arachnoidea (spinnenwebvlies)
Een laag bindweefsel tussen de dura mater en de pia mater. Het wordt van de pia mater gescheiden door een potentiële subdurale ruimte, waarin een kleine hoeveelheid sereus vocht is te vinden en van de pia mater door de subarachnoïdale ruimte, die cerebrospinaal vocht bevat.
30
Hersenvliezen: Structuur. Pia mater
Is een laag bindweefsel waardoor veel kleine bloedvaatjes lopen. Het kleeft aan de hersenen, bedekt alle windingen en duikt in de spleten ertussen. Verder omlaag omgeeft het ook de ruggenmerg. Aan het eind daarvan loopt zij verder als het filum terminale, doorklieft de arachnoidea en gaat verder samen met de dura mater, waarna beide zich met het periost van het staartbeen verenigen.
31
Hersenvliezen: Ligging
De dura mater en de arachnoidea zijn gescheiden door een potentiële ruimte, de subdurale ruimte. Tussen de arachnoidea en de pia mater ligt de subarachnoïdale ruimte, die cerebrospinaal vocht bevat.
32
Cerebrospinale vocht: Stroom
- Wordt geproduceerd in de ventrikels van de hersenen door de plexus choroidei. Dit zijn gebieden in de bekleding van de ventrikelwanden die rijk zijn aan bloedvaten en omringd worden door ependymcellen. Het CSV keert terug in het bloed ter hoogte van de sinus sagittalis superior door kleine uitstulpingen van de arachnoidea. De stroming van de subarachnoïdale ruimte naar de veneuze sinussen is afhankelijk van het drukverschil tussen de binnen en de buitenzijde van de arachnoïdale villi, die als kleppen fungeren. Als de druk van het CSV groter is, zakken de arachnoïdale villi in zodat er geen bloedbestanddelen in de CSV komen. Ook de wanden van de ventrikels kunnen enig CSV opnemen. Van de bovenkant van de 4de ventrikel stroomt CSV door de openingen naar de subarachnoïdale ruimte, zodat het de hersenen en het ruggenmerg volledig omgeeft. Er is geen apart systeem voor de circulatie van CSV, maar het wordt in beweging gehouden door puslerende bloedvaten, de ademhaling, houdingverandering en door de continue productie.
33
Cerebrospinale vocht: Functie
Beschermt de hersenen en het ruggenmerg door een uniforme druk rond deze essentiële structuren te handhaven en te functioneren als stootkussen of schokbreker tussen de hersenen en de schedel. Het houdt de hersenen en het ruggenmerg vocht en kan voeding en afvalstoffen uitwisselen met het interstitiële vocht van de hersenen.
34
Hersenkwabben
Frontaalkwab of lobus frontalis (voorhoofdskwab). Partiële kwab of lobus partietalis (wandbeenkwab). Temporale kwab of lobus temporalis (slaapkwab). Occipitale kwab of lobus occipitalis (acherhoofdskwab).
35
Thalamus
Bevindt zich in de tussenhersenen (Diëncefalon). Sensorische receptoren in de huid en de ingewanden sturen informatie over aanraking, pijn, tempratuur en invoer van speciale zintuiten naar de thalamus. Hier worden de signalen herkend.
36
Hypothalamus
Ligt in de tussenhersenen onder en voor de thalamus, vlak boven de hypofyse. Het is door zenuwvezels met de hypofyse-achterkwab verbonden (neurohypofyse) verbonden met de voorkwab (adenohypofyse) door een complex bloedvatenstelsel (poortaderstelsel). Door deze verbindingen regelt de hypothalamus de secretie van hormonen uit beide kwabben van de hypofyse. Overige functies zijn het besturen van; het autonome zenuwstelsel, honger en verzadiging, dorst en waterhuishouding, lichaamstempratuur, gevoelens zoals genot, angst en woede, seksueel gedrag/ kinderen groot brengen en de slaap-waakcylus.
37
Middenhersenen
Bevind zich in de hersenstam. Is het gebied rond de aqueductus cerebri tussen de grote hersenen (cerebrum) en de pons (brug). Ze bestaan uit kernen en zenuwvezels die de grote hersenen en de lagere delen van de hersenen en het ruggenmerg verbinden. De kernen werken als schakelstations voor de opstijgende en afdalende zenuwvezels en hebben een belangrijke rol bij auditieve en visuele reflexen.
38
De Pons
Bevindt zich in de hersenstam. Ligt voor de kleine hersenen (cerebellum) onder de middenhersenen en boven het verlengde merg. Bestaat uit zenuwvezels (witte stof) die een brug tussen de 2 hersenhelften vormen en uit vezels die tussen de hogere niveaus van de hersenen en het ruggenmerg lopen. In de pons bevinden zich kernen die als schakelstations fungeren, sommige hiervan zijn geassocieerd met de hersenzenuwen. Ander vormen de pneumotactische en apneustische centra die samenwerken met het ademhalingscentrum in het verlengde merg om de ademhaling te controleren.
39
Het verlengde merg
Is het onderste deel van de hersenstam. Het loopt door tot aan de pons en vormt een verbinding met het ruggenmerg. Sommige cellen vormen schakelstations voor sensorische zenuwen die van het ruggenmerg naar de grote hersenen loopt. De vitale centra die bestaan uit cellichamen (kernen) die geassocieerd zijn met autonome reflexen, liggen in de diepere structuur. Dit zijn het cardiovasculair centrum, het ademhalingscentrum en de reflexcentra betrokken bij overgeven, hoesten, niezen en slikken.
40
Reticulair activerend systeem:
De formatio reticularis is een verzameling neuronen in de kern van de hersenstam. Het is betrokken bij de coördinatie van de activiteiten van de skeletspieren, coördinatie van de activiteiten die worden geregeld door het autonome zenuwstelsel en het selectieve bewustzijn dat wordt geregeld door het reticulair activerend systeem.
41
Kleine hersenen (cerebellum):
Ze houden zich bezig met het coördinatie van de willekeurige spierbewegingen, de houding en het evenwicht. Ze coördineren de bewegingen van verschillende spiergroepen zodanig dat de handelingen soepel en nauwkeurig plaatsvinden.
42
Ruggenmerg: Globale structuur.
Is het lange, bijna cilindrische deel van het centrale zenuwstelsel dat zich voortzet vanuit het verlengde merg (medulla oblongata) en dat loopt van de bovenrand van de atlas (de 1ste nekwervel) tot de onderrand van de 1ste lendenwervel. Met uitzondering van de hersenzenuwen, vormt het de rest van het lichaam.
43
Ruggenmerg: Sensorische zenuwbanen.
Neuronen die prikkels naar de hersenen transporteren heten sensorisch afferent of opstijgend. Er zijn 2 hoofdbronnen van waaruit zintuigelijke waarneming via het ruggenmerg naar de hersenen worden getransporteerd:
44
Ruggenmerg: Sensorische zenuwbanen. De huid
Sensorische receptoren in de huid worden geprikkeld door pijn, warmte, kou en druk. De zenuwprikkels worden door 3 neuronen naar het sensorische gebied in de tegenovergestelde hersenhelft geleid, waar het gevoel en de plaats ervan wordt waargenomen. De kruising (decussatio) vindt plaats op de plek waar de zenuw het ruggenmerg binnentreedt of in het verlengde merg.
45
Ruggenmerg: Sensorische zenuwbanen. Pezen, spieren en gewrichten:
De gespecialiseerde zenuwuiteinden in deze structuren worden proprioceptoren genoemd en wordt gestimuleerd door uitrekking. Samen met prikkels uit de ogen en oren zijn ze betrokken bij het bewaren van het evenwicht, de houding en de waarneming van de positie van het lichaam in de ruimte. Deze prikkels hebben 2 bestemmingen:  Via een systeem met 3 neuronen bereiken de prikkels het sensorische gebied van de tegenovergestelde hersenhelft.  Via een systeem net 2 neuronen bereiken de prikkels de hersenhelft aan dezelfde zijn.
46
Ruggenmerg: Motorische zenuwbanen.
Neuronen die zenuwprikkels van de hersenen af transporteren heten motorische efferent of dalend. Stimulering van motorische neuronen leidt tot
47
Ruggenmerg: Motorische zenuwbanen. Contractie (willekeurig) van skeletspieren:
De prikkels tot samentrekken wordt in het bewustzijn, dus in de grote hersenen opgewekt. De activiteit van skeletspieren wordt geregeld door signalen vanuit de middenhersenen, de hersenstam of de kleine hersenen.
48
Ruggenmerg: Motorische zenuwbanen. Contractie (onwillekeurig)
Van gladde spieren, de hartspier ende secretie van klieren die geregeld wordt door het autonome zenuwstelsel.
49
Ruggenmerg: Plexussen. Functie
Zenuwvezels worden hier opnieuw gegroepeerd en gerangschikt voor ze verder naar huid, botten, spieren en gewrichten van een bepaald gebied. Daardoor hebben deze structuren meer dan een verzorgende ruggenmergzenuw en leidt beschadiging van een ervan niet tot functieverlies van het hele gebied.
50
Ruggenmerg: Plexussen. Locatie
In de cervicale, lumbale en sacrale gebieden verenigen de voorste rami zich bij hun oorsprong en vormen ze grote zenuwvlechten (plexussen). Ze liggen diep in het lichaam vaak onder grote spieren en zijn daarom goed beschermd tegen letsels.
51
Ruggenmergzenuwen
31 paar ruggenmergzenuwen verlaten het wervelkanaal door de tussenwervelgelaten (foramina transversaria) die door boven elkaar liggende wervels worden gevormd. Ze worden genoemd naar de wervels waarmee ze geassocieerd zijn. 8 paar cervicale zenuwen, 12 paar thoracale zenuwen, 5 paar lumbale zenuwen, 5 sacrale zenuwen en een paar coccygeale zenuwen.
52
Perifere zenuwstelsel
Bestaat uit: o 31 paar ruggenmergzenuwen. o 12 paar hersenzenuwen. o En het autonome zenuwstelsel: Bestuurt de onwillekeurige functies. Bestaat uit orthsympatische en parasympatische zenuwen
53
Hersenzenuwen: Nervus olfactorius -> Sensorisch.
Dit zijn de zenuwen van het reukvermogen. Hun sensorische receptoren en zenuwvezels liggen in het bovenste deel van het slijmvlies van de neusholte (het reukslijmvlies).
54
Hersenzenuwen:
- Nervusopticus -> Sensorisch. o Dit zijn de zenuwen van het gezichtsvermogen. Deze vezels ontspringen in het netvlies van de ogen en vormen gezamenlijk de nervus opticus.
55
Hersenzenuwen: Nervus trigeminus -> Gemengd.
Deze zenuwen bevatten motorische en sensorische vezels en behoren tot de grootste hersenzenuwen. Het zijn de belangrijkste sensorische zenuwen voor het gezicht en het hoofd (onder andere de mond en neusholte en de tanden en kiezen). Die sensorische prikkels bijv. voor pijn, warmte en aanraking geleiden. De motorische vezels stimuleren de kauwspieren (masticatie).
56
Hersenzenuwen: Nervus Faciali -> Gemengd.
Deze zenuwen bestaan uit motorische en sensorische vezels en ontspringen in het onderste deel van de pons. De motorische vezels besturen de spieren voor de gelaatsuitdrukking. De sensorische dragen prikkels over van de smaakpupillen in het voorste twee derde deel van de tong maar het smaakgebied in de hersenschors.
57
Hersenzenuwen: Nervus vagus -> Gemengd.
Vormt een belangrijk deel van het parasympatische zenuwstelsel en bestrijkt een groter gebied dan de andere hersenzenuwen. De motorische vezels ontspringen uit kernen in het verlengde merg en verzorgen gladde spieren en secretoire klieren van de keelholte, het strottenhoofd, de slokdarm, de luchtpijp, de bronchi, het hart, de darmen enz. De sensorische vezels transporteren prikkels van de vliezen van voornoemde organen naar de hersenen.
58
Reflexboog
Een reflex is een onwillekeurige onmiddellijke motorische respons op een sensorische prikkel. Veel schakelneuronen en motorische neuronen kunnen worden geprikkeld door afferente prikkels uit een klein gebied van de huid. De prikkels worden door sensorische vezels in gemengde zenuwen naar het ruggenmerg getransporteerd. Daar stimuleren ze allerlei schakelneuronen en lagere motorische neuronen in het ruggenmerg die zorgen voor een reactie, zoals bijv. het terugtrekken van je vinger door de skeletspieren van hand, arm en schouder te laten samentrekken.
59
Antipsychotica: Werking
Geneesmiddelen die psychotische verschijnselen kunnen verminderen of doen verdwijnen (kalmerend effect). Dopamine antagonist. Hebben een effect op de positieve symptomen (wanen, hallucinaties) van een psychose -> minder op de negatieve symptomen.
60
Antipsychotica: Indicaties
Psychose Schizofrenie Psychotische of manische symptomen van schizoaffectieve stoornis Antipsychotica kunnen in combinatie met lithium (of carbamazepine of valproïnezuur) worden toegepast bij de behandeling van een acute manische episode Hevige agitatie en onrust (meeste klassieke antipsychotica) Kortdurende behandeling van agressie bij Alzheimerpatiënten (risperidon) (kortdurende behandeling van) agressie bij psychisch gestoorde kinderen (pipamperon, risperidon) Delier (haloperidol) Pychotische aandoeningen bij de ziekte van Parkinson (clozapine) Tics en choreatische bewegingen (haloperidol)
61
Antipsychotica: Bijwerkingen
Dystonie: onwillekeurige spierspasmen, abnormale houding, torticollis Parkinsonisme: rigiditeit, akinesie (weinig bewegen), tremor, maskergelaat Acathisie: onvermogen om stil te zitten, rusteloosheid Tardieve dyskinesie: wormachtige tongbewegingen, smak- of zuig/kauw- of maalbewegingen, uitstulpen van de wang (bonbonwang), uitsteken van de tong ('fly-catcher tongue').