Casus 2a: Meneer Vergeer Flashcards

(59 cards)

1
Q

Trombocyten

A

Aggregatie: Bij schade aan de vaatwand komt collageen vrij te liggen. Trombocyten binden zich aan het collageen. De gebonden trombocyt zal stoffen gaan uitscheiden die nog meer trombocyten zal activeren. Dit zijn de stofjes Tromboxaan A2 (TXA2), Adenosinedifosfaat (ADP). Alle trombocyten zullen receptoren krijgen aan de buitenkant van hun celmembraan. De GP IIB/ IIIA receptor, deze receptor kan binden aan fibrine. Hierdoor ontstaat er een soort visnet waarin erytrocyten gevangen kunnen worden en zo de bloeding stopt. Dit korstje wordt ook wel thrombus genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Trombocytopenie Tekort aan bloedplaatjes): Oorzaken.

Verlaagde trombocytenproductie

A

Dit kan veroorzaakt worden door: de trombocyten worden verdrongen uit het beenmerg bij beenmergziekte. Ioniserende straling die de snel delende voorlopercellen in het beenmerg beschadigen. Geneesmiddelen die het beenmerg beschadigen bijv. cytotoxische middelen. Chlooramfenicol, chloorpromazine en sulfonamides.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Trombocytopenie Tekort aan bloedplaatjes): Oorzaken.

Verhoogde trombocytenafbraak.

A

Dit ontstaat als de productie van nieuwe bloedplaatjes niet gelijk is aan de afbraak van beschadigde en versleten bloedplaatjes.
o Auto-immuun trombocytopenische purpura: Deze aandoening kan worden uitgelokt door een virusinfectie zoals mazelen. Er worden anti trombocyten antilichamen gevormd die de trombocyten omhullen, afbreken en uit de circulatie verwijderen. Een belangrijk kenmerk is de aanwezigheid van purpura: bloedingen in de huid die variëren van een speldenprik tot grote vlekken. De ernst van de ziekte varieert van milde bloeding onder de huid tot ernstige bloedingen.
o Consumptie coagulopathie: Het stollingssysteem binnen de bloedvaten wordt geactiveerd, waardoor intravasculaire proppen ontstaan en fibrine wordt afgezet in de weefsels. Het verbruik van stollingsfactoren en trombocyten veroorzaakt een voortdurende neiging tot bloeding. DIC is een complicatie van andere stoornissen, zoals ernstig trauma, voortijdige scheiding van de placenta wanneer amnionvocht het maternale bloed binnendringt, kanker, bloedtransfusie, acute pancreatitis en infecties als septikemie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Trombocytopenie: Effecten

A

Er ontstaan stollingsproblemen, dit uit zich in onderhuidse bloedingen, Bloed in de urine, Puntbloedingen, Zwarte ontlasting, Bloedingen van de huid bij zachtjes stoten, Bloedbraken, Lange en hevige menstruatie en Bloedingen van je slijmvliezen bij bijvoorbeeld tanden poetsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vitamine K deficiëntie

A

De lever heeft vitamine K nodig voor de synthese van diverse stollingsfactoren. Een tekort kan dus leiden tot abnormale stolling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Trombose

A

Dit is een vorming van een brok materiaal binnen een bloedvat waardoor bloedtoevoer naar de weefsels onderbroken wordt. De kans op trombose neemt toe bij wanneer de bloedstroom wordt vertraagd. Dit kan schade aan de intima van bloedvaten veroorzaken en een versterkte bloedstolling bij bijv. uitdroging, zwangerschap en bevalling, bloedstollingsziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Embolie

A

Is de afsluiting van een bloedvat door iedere willekeurige stof (een embolus) die meegevoerd wordt met de bloedstroom. Emboli ontstaat in de arterie en verplaatsen zich dan van het hart af tot ze een arterie bereiken waar ze niet doorheen kunnen, ze blijven daar dan steken en blokkeren de bloedtoevoer. Een longembolie: En van de meest ernstige gevolgen van een veneuze embolie is de afsluiting van een truncus pulmonalis of een van zijn takken met als gevolg dat de bloedstroom door de longen drastisch afneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Infarct

A

Is de term voor het afsterven van weefsel door onderbroken bloedtoevoer. De gevolgen van deze onderbreking hangen af van de grootte van de geblokkeerde arterie en de functie van het aangedane weefsel. Ischemie is weefselschade door verminderde bloedtoevoer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Veneuze trombose

A

De 3 meest voorkomende oorzaken zijn langdurig zitten of bedrust. Wanneer een bloedvat wordt dichtgedrukt door bijv. een tumor, strak zittende kleding. Als de bloeddruk langere tijd laag is geweest, zoals bij shock.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Diepe veneuze trombose

A

Hierbij vormt zich een trombus in een diepen vene, meestal de vena iliaca of een ven in een been of het bekken soms ook in een arm vene. Diepe veneuze trombose kan gepaard gaan met plaatselijke pijn en zwelling, maar verloopt vaak zonder symptomen. Risicofactoren voor DVT omvatten spataderen (varices), heelkundige ingrepen, zwangerschap en langere immobiliteit. Gevolgen hiervan zijn levensgevaarlijk (vaak door longembolie) indien er bloedklonter terecht komt in de longen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bloeddruk

A

Is de kracht die het bloed uitoefent op de vaatwanden. Systemische arteriële bloeddruk handhaaft de essentiële bloedstroom in en uit de lichaamsorganen. Een te hoge bloeddruk kan de bloedvaten beschadigen, zodat er stolsels of bloedingen ontstaan op plaatse waar het vat is beschadigd. Is de bloeddruk te laag, dan vloeit er onvoldoende bloed door de weefselbedden, wat met name gevaarlijk is voor essentiële organen. De systematische arteriële bloeddruk is het resultaat van afgifte van bloed uit de linkerventrikel in een gevulde aorta.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Systolische en diastolische bloeddruk

A

De linker ventrikel die samentrekt en bloed de aorta in stuwt, brengt in het arteriële stelsel de systolische bloeddruk teweeg. Bij volwassenen is deze ongeveer 120 mmHg of 16 kPa. Bij de complete cardiale diastole is de druk in de arteriën veel lager deze diastolische bloeddruk is bij een volwassene ongeveer 80 mmHg of 11kPa. Het verschil tussen de systolische en de diastolische bloeddruk is de polsdruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Controle mechanisme bloeddruk: Langetermijnregulatie (hormonale regulatie)

A

Trage, langdurig blijvende veranderingen van de bloeddruk worden bereikt door het renineangiotensine-aldosteronsysteem (RAAS), en het antidiuretisch hormoon (ADH). Beide systemen reguleren het bloedvolume en beïnvloeden daardoor de bloeddruk. Atriaal natriuretisch peptide (ANP), een door het hart afgegeven hormoon, bevordert de uitscheiding van natrium en water door de nieren en verlaagt zo de bloeddruk, hetgeen de werking van zowel ADH en RAAS tegengaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Controle mechanisme bloeddruk: Korte termijnregulatie (neutrale controle)

A

Het cardiovasculair centrum (CVC) i een verzameling onderling verbonden neutronen in de medulla oblongata en pons van de hersenstam. Vanuit het CVC lopen autonome zenuwen naar het hart en bloedvaten.
Het CVC ontvangt, integreert en coördineert signalen van:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Korte termijnregulatie: Baroreceptoren

A

Bevinden zich aan de binnenzijde van de sinus caroticus en in de aortaboog. Deze zenuwuiteinde zijn gevoelig voor het rekken (druk) en vormen het belangrijkste korte termijnmechanisme in de bloedrukregulatie. Een stijging van de bloeddruk stimuleert de baroreceptoren, zodat hun input naar het CVC toeneemt. Het CVC reageert door parasympatische zenuwprikkels naar het hart te sturen, die de hartslag vertragen. Tegelijkertijd remt het de sympathische stimulatie van de bloedvaten af, zodat deze zich verwijden. Het nettoresultaat is een daling van de systemische bloeddruk. En andersom als de druk in de aortaboog en sinus caroticus daalt, neemt ook de activiteit van de baroreceptoren af. Het CVC reageert dan met sterkere sympathische prikkeling van het hart en de bloedvaten, met vasoconstrictie als gevolg. De bloeddrukregulatie door baroreceptoren heet baroreceptorreflex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Korte termijnregulatie: Chemoreceptoren

A

Deze zenuwuiteinde liggen in de carotislichaampjes en de aorta, en regelen met name de ademhaling. Ze reageren op veranderingen in de gehaltes CO2, O2 en zuurtegraad van het bloed. Een stijgend CO2 en een dalend O2 en/of een dalende arterieel bloed-pH duiden op falende weefselperfusie. De chemoreceptoren prikkelen dan het CVC, dat vervolgens de sympathische prikkeling van het hart en de bloedvaten verhoogt zodat de bloeddruk stijgt en de weefseldoorbloeding verbetert. Ook de ademhalingsinspanning stijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Korte termijnregulatie: Hogere hersencentra

A

Het CVC ontvangt impulsen uit hogere hersencentra die worden beïnvloed door emotionele toestanden, zoals angst spanning en woede. De hypothalamus regelt de lichaamstempratuur en beïnvloedt het CVC, dat reageert door de diameter van de bloedvaten in de huid aan te passen. Dit belangrijke mechanisme regelt de warmtehuishouding in het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hypertensie hoge bloeddruk:

A

Bloedrukmetingen met systolische en diastolische waarde lager dan 130’85 worden als normaal beschouwd. Bij hypertensie is deze 140-159 en diastolisch 90-99 of hoger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hypertensie hoge bloeddruk: Oorzaken

A

Verhoogde vulling slagaders: Het slagvolume, de hartfrequentie kunnen omhoog gaan en het lichaam kan vocht en zouten vasthouden bijv. door nierafwijkingen, overmatig zoutgebruik en hormonale stoornissen.
Verhoogde perifere weerstand: Vasoconstrictie door roken of stress. Toegenomen viscositeit van het bloed door toename van het aantal rode bloedcellen.
Verhoogde elasticiteit slagaderwand: Atherosclerose/arteriosclerose bijv. Bij hoog cholesterol, veroudering, DM en obesitas. Kan ook leiden tot een verhoogde perifere weerstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hypertensie hoge bloeddruk: Symptomen

A

Het veroorzaakt zelden directe klachten. pas als de bloeddruk sterk verhoogd is ontstaan er klachten als hoofdpijn of oorsuizen. Langdurige hypertensie kan leiden tot beschadigingen van slagaders, waardoor de doorbloeding van diverse organen vermindert. Zo kan bijv. pijn op de borst ontstaan als gevolg van vernauwd kransslagaders of een hersenbloeding door het scheuren van een slagader.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hypertensie hoge bloeddruk: Diagnostiek

A

Lichamelijk onderzoek: Meting bloeddruk, BMI, middelomtrek en evt. extra onderzoek van hart, bloedvaten en andere organen.
Aanvullend onderzoek: Onderzoek naar aanwijsbare oorzaak hypertensie, mogelijke gevolgen hypertensie en andere risicofactoren hart/vaatziekten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hypertensie hoge bloeddruk: Behandeling

A

Leefstijladviezen: Stoppen met roken, meer bewegen, gezonde voeding, afvallen bij overgewicht, matig alcoholgebruik en verlagen stress. Bij verhoogde elasticiteit slagaderwand en bij verhoogde vulling slagaders.
Bij verhoogde vulling slagaders: ACE-remmers, B-blokkers of diuretica.
Bij verhoogde perifere weerstand: ACE remmers, Ca2+-antagonisten of angiotensine II antagonisten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Effecten/complicaties hypertensie: Hart

A

Tempo en kracht van de hartslag nemen toe om het hartminuutvolume in stand te houden tegen een voortdurend verhoogde druk in de arteriën. De linker ventrikel hypertrofieert en begint te falen wanneer de compensatie zijn grenzen heeft bereikt. De daaropvolgende tegendruk leidt tot ophoping van bloed in de longen (pulmonale congestie), hypertrofie va de rechterventrikel en uiteindelijk rechtszijdige hartinsufficiëntie. Hypertensie verhoogt ook de kans op een ischemische hartaandoening en aneurysma’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Effecten/complicaties hypertensie: Hersenen

A

Hersenbloedingen komen veel voor. De effecten hangen af van de plaats en omvang van het gescheurde vat. Scheuring van een groot vat veroorzaakt uitgebreid functieverlies of de dood. Wanneer op verschillende momenten een reeks kleine bloedvaten scheurt bijv. micro-aneurysma’s treedt er invaliditeit op.

25
Effecten/complicaties hypertensie: Nieren
Veroorzaakt nierbeschadiging. Als de toestand niet te lang duurt kan het herstel volledig zijn. Zo niet dan veroorzaakt de nierbeschadiging verdere hypertensie door de activering van het renineangiotensine-aldosteronsysteem, voortschrijdend functieverlies van nieren en nierinsufficiëntie.
26
Effecten/complicaties hypertensie: Bloedvaten
De wand van de kleine arteriën wordt hard en bij grotere arteriën ontstaat meer atheroom. Als er ook andere risicofactoren zijn is de schade groter. De vaatwand kan zo verzwakt raken dat zich een aneurysma ontwikkelt en als de bloedvaten steeds sterker beschadigd raken en steeds minder elastisch worden, wordt de hypertensie erger. Vooral de haarvaten in de netvlies en de nieren worden hierdoor getroffen door chronische hypertensie. Bloedingen van het netvlies en verminderde nierfunctie kunnen het gevolg zijn.
27
Essentiële Hypertensie
Is hypertensie met een onbekende oorzaak. De risicofactoren van hypertensie zijn obesitas, diabetes mellitus, roken, een sedentair leven en het consumeren van veel zout en alcohol. Bovendien spelen erfelijke factoren en stress een rol.
28
Secundaire hypertensie
In 5% van de gevallen wordt de hypertensie veroorzaakt door andere aandoeningen. Dit kunnen aandoeningen zijn als, nierziekten, bijnierziekten, thyrotoxicose, alcohol, vernauwing van de aorta, obesitas, zwangerschap en medische behandelingen bijv. orale contraceptiva die oestrogeen bevatten, corticosteroïden
29
Hypotensie (lage bloeddruk)
Verschillende factoren spelen een rol bij het ontstaan van arteriosclerose. Dit zijn onder andere: roken, hoge bloed druk, suikerziekte, overgewicht en een te hoog cholesterol gehalte in het bloed. Ook houdt arteriosclerose verband met leeftijd en gaat gepaard met hypertensie.
30
Arteriosclerose (aderverkalking): Oorzaken
Treedt gewoonlijk op als complicatie van andere aandoeningen, zoals shock of de ziekte van Addison. Hypotensie leidt tot onvoldoende bloedtoevoer naar de hersenen. Afhankelijk van de oorzaak kan het bewustzijnsverlies veroorzaken. Het kan de dood tot gevolg hebben.
31
Arteriosclerose (aderverkalking): Effecten
In de grote en middelgrote arteriën wordt de tunica media geïnfiltreerd door bindweefsel en calcium. De vaten verwijden zich en worden minder elastische en verwrongen. Hun grotere stijfheid maakt dat de systolische bloeddruk en de polsdruk hoger worden. In arteriolen zet zich hyalien materiaal af dat het lumen vernauwt en dat de elasticiteit van de vaatwanden verminderd. Doordat arteriolen de perifere weerstand controleren neemt die toe en dus ook de bloeddruk.
32
Arteriosclerose (aderverkalking): Complicaties
Schade aan de kleine vaten heeft een groot effect op de circulatie en leidt tot ischemie van de weefsels in het betreffende verzorgingsgebied. In de ledematen kan deze ischemie leiden tot gangreen, die vooral ernstig is bij mensen met diabetes mellitus. Als de arteriën die de hersenen aanleveren zijn aangetast, kan cerebrale ischemie leiden tot toenemende verslechtering van de hersenfunctie.
33
Aneurysma's: Oorzaak
Hoe het komt dat atheromateuze plaques ontstaan is onduidelijk. Vetafzetting in de arteriewand worden bij kinderen gewoonlijk geabsorbeerd, maar onvolledige absorptie kan de oorsprong zijn van atheromateuze plaques in het later leven. Risico-verhogende factoren zijn: erfelijkheid, obesitas, voeding, ouderdom, roken, diabetes mellitus, overmatige emotionele stress, hypertensie, sedentaire levenswijze. Hyperlipidemie en overmatig alcoholgebruik.
34
Aneurysma's: Effecten
atheromateuze plaques kunnen een arterie geheel of gedeeltelijk blokkeren. De blokkade kan worden gecompliceerd door stolselvorming. De gevolgen hangen af van de plaats en de grootte van de betrokken arterie en de aanwezigheid van collaterale circulatie.
35
Aneurysma's: Complicaties. Trombose en hartinfarct
Als de bindweefsellaag van de plaque wordt afgebroken, activeren de beschadigde cellen bloedplaatjes en vormt zich een intravasculaire bloedstolsel (trombose) dat de arterie blokkeert en ischemie en infarcering veroorzaakt. Emboli kunnen afbreken, gaan mee met de bloedstroom en nestelen zich in kleine arteriën verderop distaal, wat kleine infarcten veroorzaakt.
36
Aneurysma's: Complicaties. Bloeding
Plaques kunnen verkalken, waardoor de arterie broos, onbuigzaam en vatbaarder wordt zodat een aneurysma, een scheur en bloeding (hemorragie) kan optreden.
37
Aneurysma's: Complicaties. Aneurysma
Als de plaque zich uitbreidt tussen de weefsellagen wordt de arteriewand verzwakt en kan in het vat een lokale verwijding (aneurysma) ontstaan. Ook een aneurysma kan trombose en embolie veroorzaken, of het kan scheuren, wat ernstige bloeding tot gevolg heeft. De meest getroffen vaten zijn de aorta en de buik en bekken arteriën.
38
Angina pectoris
Angina pectoris is de medische term voor pijn op de borst of hartkramp. De pijn treedt op als de hartspier te weinig zuurstof krijgt. Vaak merk je dit eerst alleen als het hart harder moet werken, zoals bij inspanning. De dikke en starre atheromateuze arteriewand kan zich niet verwijden om het extra bloed door te laten dat de hartspier nodig heeft voor zijn extra inspanning en die wordt vervolgens ischemisch. In de vroege stadia van stopt de pijn op de borst wanneer het hartminuutvolume weet tot zijn rustniveau terugkeert en spoedig nadat de inspanning is beëindigd.
39
Angina pectoris: Risicofactoren
Extra fysieke inspanning vraagt een groter hartminuutvolume, veroorzaakt hevige pijn op de borst die kan uitstralen naar armen, hals en kaken. Andere risico-verhogende factoren kunnen koud weer en heftig emotie zijn.
40
Myocardinfarct
Als een coronaire arterie(tak) geblokkeerd raakt, kan er een infarct in de hartspier optreden. De meest voorkomende oorzaak is een atheromateuze plaque met trombose. De schade aan het myocard is blijvend, aangezien het dode spierweefsel niet meer aangroeit en wordt vervangen door littekenweefsel.. De effecten en complicaties zijn het ergst als de linkerventrikel is getroffen. Een myocardinfarct gaat meestal gepaard met hevige pijn retrosternaal, die ook bij rust doorgaat.
41
Myocardinfarct: Behandeling
Trombolytica kan de prognose aanzienlijk verbeteren, maar de behandeling moet binnen enkele uren beginnen.
42
Geleidingsysteem van het hart
Het hart heeft een eigenschap die autoritmiciteit heet. Dit betekent dat het hart zijn eigen elektrische impulsen opwekt en samentrekt zonder tussenkomst van zenuw of hormonale signalen. Het is dus niet afhankelijk van externe mechanismen om een hartslag te activeren. Het hart wordt gevoed door 2 zenuwen:
43
Geleidingsysteem van het hart: Parasympatische zenuwen
Wordt actief in veilige situaties, bijv. tijdens het slapen of als je rustig op de bank zit. Het lichaam komt tot rust, er is tijd voor herstel. Het stimuleert de spijsverteringsorganen, remt de hartslag en de ademhaling, en verlaagt de bloedsuikerspiegel.
44
Geleidingsysteem van het hart: Sympatische zenuwen
Stimuleren alle processen die met lichamelijke activiteit te maken hebben bijv. sporten, noodsituaties. Verhoogt de hartfrequentie.
45
Sinusknoop
Ligt in de wand van het rechteratrium, nabij de opening van de vena cava superior. De sino-atriale cellen genereren deze reguliere impulsen, omdat ze elektrisch instabiel zijn. Deze instabiliteit zorgt ervoor dat ze regelmatig ontladen (depolariseren) gewoonlijk 60 tot 80 maal per minuut. Deze depolarisatie wordt gevolgd door herstel (repolarisatie). Aangezien de sinusknoop sneller ontlaad dan andere delen van het hart, bepaalt het de hartslag en heet de primaire pacemaker van het hart. Activering van de sinusknoop zorgt voor atriumcontractie.
46
De AV-knoop
Ligt in de wand van het atriumseptum bij de atrioventriculiare kleppen. Zorgt voor de doorgifte van de elektrische signalen van de atria naar de ventrikels. Er zit enige vertraging tussen. Hierdoor kunnen de atria eerst hun contractie afronden voordat ventrikels ermee beginnen. De AV-knoop fungeert tevens als secundaire pacemaker die de rol van de sinusknoop overneemt als er problemen zijn met die knoop of met de transmissie van impulsen vanuit de atria.
47
ECG
Geeft de elektrische signalen weer die door de sinusknoop zijn gegenereerd tijdens de geleiding door de atria, de AV-knoop en de ventrikels. Een ECG zoals heir beschreven begint in de SA-knop en heet sinusritme. De frequentie is 60-100 slagen per minuut. Ene snellere hartfrequentie heet tachycardie een langzamere heet bradycardie. De golfpatronen, het tijdsinterval tussen de cycli en de delen van de cycli verschaffen informatie over de toestand van het myocard en het cardiale geleidingssysteem.
48
ECG: P-golf
Stijgt wanneer de impuls uit de sinusknoop over de atria loopt.
49
ECG: QRS-complex
Geeft de snelle verspreiding van de impuls weer vanuit de AV-knoop door de AV-bundel en de Purkinjevezels en de elektrische activiteit van de ventrikelspier.
50
ECG: T-golf
Geeft de ontspanning van de ventrikels weer (ventriculaire repolarisatie). Atriale repolarisatie gebeurt tijdens de ventriculaire contractie en wordt niet gezien vanwege het grotere QRS complex.
51
Hartfrequentie (polsfrequentie)
Is een doorslaggevende factor van het HMV. Als de hartfrequentie stijgt, neemt het HMV toe en andersom. De belangrijkste invloeden op de hartfrequentie zijn: Het autonoom zenuwstelsel, Stoffen in de circulatie, positie, Lichaamsbeweging, Emotionele toestand, Geslacht, Leeftijd, Tempratuur en Baroreceptorreflex.
52
Hartminuutvolume
Is de hoeveelheidbloed die per minuut door elk ventrikel wordt uitgestoten. De hoeveelheid die elk ventrikel bij elke concentratie uitstoot, is het slagvolume. Het HMV wordt weergegeven in liters per min. En is gelijk aan het slagvolume vermenigvuldigt met de hartfrequentie (in slagen per min.). Een gezonde volwassenen heeft in rust een slagvolume van ongeveer 70 ml en als de hartfrequentie 72 per min is, is zijn HMV 5 L/min. De stijging bij spanning het de hartreserve. Factoren die van invloed zijn op de HMV: Ventriculair einddiastolisch volume, veneus aanbod (positie van het lichaam, skeletspierpomp, respiratoire pomp), kracht van de hartspiercontractie en bloedvolume.
53
Atriumfibrilleren
Is een hartritmestoornis waarbij het ritme volledig onregelmatig en meestal versneld is. Pomp is inefficiënt. Kan aanvalsgewijs optreden, maar soms ook permanent aanwezig. 6% van mensen van 75 jaar en ouder heeft AF. Bij het tellen van de pols voel je dat de pols irregulair (HF onregelmatig) en inequaal (vulling ongelijk) is. Op de ECG zie je geen P-toppen en een onregelmatig ritme.
54
Ventrikelfibrilleren
Bij een normaal hartritme verspreidt de prikkel zich vanuit de rechterboezem naar de kamers. Bij ventrikelfibrilleren bestaan er heel veel kleine elektrische stroompjes naast elkaar. Dit verstoort het verloop van de prikkel over de kamers. De kamer knijpt niet meer effectief samen. Het hart pompt geen bloed meer rond. Er is geen pols voelbaar en er is een circulatiestilstand. Op de ECG zie je golven van de QRS. Reanimeren!
55
Asystolie
Treedt op als er geen elektrische activiteit in de ventrikels is en het hart geen bloed afvoert. Circulatie stilstand en geen voelbare pols. Op de ECG is een streep zichtbaar. Reanimeren!
56
Antistollingsmedicatie: B-Blokkers
Remmen adrenalinereceptoren -> hartfrequentie bloeddruk daalt ook (o.a. metoprolol, propanolol).
57
Antistollingsmedicatie: Calciumantagonisten
Blokkeert calciumkanalen in geleidingsweefsel: hartfrequentie daalt. (o.a. verapamil)
58
Antistollingsmedicatie: Digoxine
Vertraagt de geleiding in het atrioventriculaire systeem: hartfrequentie daalt en verhoogt contractiekracht. Wordt o.a. gebruikt bij atriumfibrilleren.
59
Antistollingsmedicatie: Amiodaron
Werkingsmechanisme niet helemaal bekend: Vaak gebruikt om hartritmestoornissen te voorkomen (maar wel veel bijwerkingen).