College 10 COGNITIE Flashcards

(24 cards)

1
Q

moreel oordeel

A

beredeneerde evaluatie van of besluit over sociale acties en waardes of deze goed of niet
goed zijn
→ Hierbij gaat het dus niet om de uiteindelijke evaluatie of het besluit, maar om de weg ernaar toe!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stadia van morele ontwikkeling (Gibbs, 2019)

A

1 &2 Onvolwassen stadia (pre-adolescentie):
3&4 Volwassen stadia (adolescentie):

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stadia van morele ontwikkeling (Gibbs, 2019) –> Onvolwassen stadia (pre-adolescentie):

A
  1. Moraliteit gebaseerd op concrete consequenties (“centraties”)
    = niet stelen/liegen, want dan wil iemand niet meer met jou omgaan / dan ga je naar de
    gevangenis
  2. Moraliteit gebaseerd op wederkerigheid (tit-for-tat; “uitwisselingen”)
    = als jij goed bent voor een vriend, geldt dit ook andersom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stadia van morele ontwikkeling (Gibbs, 2019) –> Volwassen stadia (adolescentie):

A
  1. Moraliteit gebaseerd op wederkerige basis van relaties (“mutualiteiten”)
    = er is een band tussen ons en dat moet je respecteren
  2. Moraliteit gebaseerd op het bijdragen aan een functionerende samenleving (“systemen”)
    = algemene goed waar je rekening mee houdt (waarden in samenleving; respect)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Achterstand in morele ontwikkeling en criminaliteit

A

Achterstand = blijven hangen in onvolwassen stadia

 Delinquente jongeren en jongeren met gedragsstoornissen vaker dan leeftijdsgenoten in
Stadia 1 en 2
o Zelfs na controle voor SES, IQ en andere correlaten!
o M.n. voor gehoorzamen aan de wet

 Meer oppervlakkig redeneren hangt samen met meer egocentrische manieren van denken en meer egoïstische motieven
o Neemt gewoonlijk af gedurende de kindertijd
o Minder het geval voor kinderen in gezinnen met mishandeling, extreme dominantie
of hardvochtigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cognitieve distorties

A

= inaccurate of bevooroordeelde manieren van het interpreteren van ervaringen
Onderscheid tussen primaire en secundaire distorties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Primaire cognitieve distorties (Self-centered)

A

 Egocentrische houdingen en overtuigingen
o Op korte termijn: vervullen behoeftes; geld krijgen dmv stelen
o Lange termijn: uiteindelijk niet voordelige acties; gevangenis
 Weinig of zelfs geen overweging van interesses van anderen (problemen met perspectief nemen)
 Belangrijke risicofactor van antisociaal gedrag!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Secundaire cognitieve distorties (Protective)

A

 Beschermen individu tegen stress van:
o Empathische stress of schuldgevoel bij het opvangen van negatieve gevoelens slachtoffer
o Potentiële inconsistentie tussen zelf-concept en antisociaal gedrag t.o.v. anderen
 Beschermen primaire distorties en eigenwaarde
 Ook gelinkt aan antisociaal gedrag:
o Lagere empathie
o Minder zelf-gerapporteerde delinquentie
o Meer agressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Types secundaire cognitieve distorties

A
  1. Anderen de schuld geven
  2. Uitgaan van het ergste
  3. Minimaliseren/Mislabelen

–> in acht houden dat hier ook adaptieve functies aan zitten (bij behandeling; geloven dat je vanbinnen een oke-persoon bent)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Types secundaire cognitieve distorties –> 1. Anderen de schuld geven

A

o Onterecht toeschrijven van schuld aan externe individuen OF factoren
o Schuld toeschrijven aan het specifieke slachtoffer OF het over-gealgemeniseerde
slachtoffer
→ Plaatst dader in de plaats van het slachtoffer, valideert hun acties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Types secundaire cognitieve distorties –> 2. Uitgaan van het ergste

A

o Kwaadaardige intenties toeschrijven aan anderen (hostile attribution bias) –> idee
dat niemand te vertrouwen is
o Uitgaan van de meest negatief-mogelijke uitkomst (voor anderen en zelf) –> alle
relaties gaan stuk
→ Kan zowel bijdragen aan agressie als aan depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Types secundaire cognitieve distorties –> 3. Minimaliseren/Mislabelen

A

o Schade minimaliseren of gedrag als acceptabel en zelfs nobel zien
o Anderen kleineren of dehumaniseren
o Focussen op enkel het stukje gedaan door de persoon zelf, niet rol in bredere
antisociale of criminele actie –> auto besturen (tunnel-visie/oogkleppen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bandura’s mechanismes van morele ontkoppeling

A

= Goed praten van daden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Intimiteit

A

Persoonlijke connectie met het slachtoffer en het willen schaden van hen in het bijzonder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Macht (potency)

A

In controle zijn van de situatie en het slachtoffer, het willen maximaliseren van
winst
 Waar ligt de macht: controle over slachtoffer vs. Geen keuze
→ Intimiteit en macht kunnen gecombineerd worden tot vier mogelijke narratieve rollen die daders zichzelf toewijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Narratieve criminele rollen (macht intimiteit)

A

Hoge macht, hoge intimiteit: WRAAKNEMER (REVENGER)

Hoge macht, lage intimiteit: PROFESSIONAL

Lage macht, hoge intimiteit: SLACHTOFFER

Lage macht, lage intimiteit: TRAGISCHE HELD

17
Q

Narratieve criminele rollen (macht intimiteit) –> Slachtoffer

A

= hoge intimiteit, lage macht (potency)
 Veel opwinding (arousal), negatieve emotionele staat
 Slachtoffer heeft jouw gedwongen = je had geen keuze

 Voorbeeld: Arthur Fleck (Joker; scene met Robert DeNiro)

18
Q

Narratieve criminele rollen (macht intimiteit) –> Professional

A

= lage intimiteit, hoge macht (potency)
 Kalm, weinig opwinding (arousal), neutrale of zelfs licht-positieve emotionele staat

 Voorbeeld:
o Patrick Bateman (American psycho)
o Dexter Morgan (Dexter)

19
Q

Narratieve criminele rollen (macht intimiteit) –> Tragische held

A

= lage intimiteit, lage macht (potency)
 Veel opwinding (arousal), niet volledig negatieve emotionele staat

 Voorbeeld: Silas (Da Vinci Code, boek en film)

20
Q

Narratieve criminele rollen (macht intimiteit) –> Wraaknemer (Revenger)

A

= hoge intimiteit, hoge macht (potency)
 Kalm, weinig opwinding (arousal), negatieve emotionele staat

 Voorbeeld:
o Amy Dunne – Gone girl
o The Bride (Kill Bill)
o Twilight: rose als bruid

21
Q

Componenten van narratieve rollen - Cognitief

A

Narratieve rollen zijn gelinkt aan neutralisatie en morele ontkoppelingsstrategieën
o Hoge intimiteit = distorties gefocust op doelen van dader
o Lage intimiteit = distorties gefocust op minimaliseren van schade
o Hoge macht (potency) = distorties gefocust op evaluatie van actie
o Lage macht (potency) = distorties gefocust op toewijzen van verantwoordelijkheid
aan situatie en aan anderen

22
Q

Componenten van narratieve rollen - Affectief

A

Twee dimensies van emotionele ervaring:
o Opwinding vs. lage opwinding
o Plezierig vs. onplezierig

23
Q

Implicaties voor behandeling
Narratieve criminele rollen in de therapeutische context

A

 Narratieve rollen vertellen ons iets over hoe daders zichzelf zien en willen gezien worden

 Narratieve aanpak lijkt werkbaar bij daders met psychische problematiek
→ dezelfde 4 rollen, maar:
o (Depressief) slachtoffer rol vaker bij mensen met mentale stoornissen
o Wraaknemer (Revenger) vaker bij mensen met een persoonlijkheidsstoornis

 Welk cluster met name? –> cluster B: usual suspect; antisociaal = wraaknemer
→ Focus behandeling op gewaarwording van rollen en het leren herconstrueren van persoonlijke verhalen op meer adaptieve manieren

24
Q

Oefen tentamenvraag
Lisanne heeft een misdaad gepleegd en krijgt naast straf, ook therapie opgelegd. Hierin vertelt ze
over de misdaad en maakt ze gebruik van twee soorten distorties: het minimaliseren van
toegebrachte schade en het toeschrijven van de verantwoordelijkheid aan de situatie.
Op basis van deze twee distorties, welke narratieve criminele rol is het MEEST toepasbaar op het
verhaal van Lisanne?
a. Wraaknemer (Revenger) – hoge intimiteit, hoge kracht (potency)
b. Slachtoffer – hoge intimiteit, lage kracht (potency)
c. Professional – lage intimiteit, hoge kracht (potency)
d. Tragische held – lage intimiteit, lage kracht (potency)

A

D. Tragische held – lage intimiteit, lage kracht (potency)