College 6 PSYCHOPATHIE Flashcards

(28 cards)

1
Q

16 kenmerken ASPS in 4 categorieën

A
  • gedragsmatige karakteristieken
  • emotionele karakteristieken
  • Cognitieve karakteristieken
  • interpersoonlijke karakteristieken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

16 kenmerken ASPS in 4 categorieën –> - gedragsmatige karakteristieken

A

Gedragsmatige problemen zijn gelijkaardig als problemen bij ASPS:

 Oppervlakkige charme en normale tot bovengemiddelde intelligentie
 Onbetrouwbaarheid
 Leugenachtig gedrag
 Antisociaal gedrag met inadequate motieven
 Gebrek aan wederkerigheid in interpersoonlijke relaties
 Hinderlijk gedrag (met en zonder alcohol)
 Onpersoonlijk en triviaal seksleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

16 kenmerken ASPS in 4 categorieën –> - emotionele karakteristieken

A

Emotionele problemen omvatten gebrek aan of weinig angst, gebrek aan schaamte, problemen met affect regulatie, gebrek aan gepaste emotionele reacties:

 Gebrek aan angst en andere neurotische symptomen
 Gebrek aan spijt en schaamte
 Afwezigheid van diepe en blijvende emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

16 kenmerken ASPS in 4 categorieën –> - Cognitieve karakteristieken

A

Cognitieve problemen met leren van ervaringen, impulsiviteit, selfregulatorische problemen en planning:

 Antisociaal gedrag met inadequate motieven
 Slecht beoordelingsvermogen of falen om te leren uit ervaringen
 Het ontbreken van zelfinzicht en onvermogen zichzelf te zien zoals anderen dat doen
 Het ontbreken van een levensplan en een geordend leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

16 kenmerken ASPS in 4 categorieën –> - interpersoonlijke karakteristieken

A

Problemen met het opbouwen en onderhouden van sociale relaties, wederzijds respect, egocentrisme, onpersoonlijk seksleven:

 Leugenachtig gedrag
 Pathologisch egocentrisme en afwezigheid van liefde en gehechtheid
 Gebrek aan wederkerigheid in interpersoonlijke relaties
 Onpersoonlijk en triviaal seksleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

F1 en F2 psychopathie

A

F1 –> interpersoonlijk en affectief
F2 –> Levensstijd en antisociaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Definitie psychopathie vanuit het boek:

A

Psychopathie is een persoonlijkheidsstoornis met een relatief coherente constellatie van affectieve karakteristieken, interpersoonlijke stijl, problemen in de levensstijl, en gedragsmatige neigingen.
Psychopathie beschrijft een individu dat gedragsproblemen vertoont doorheen het leven en als gevolg over het algemeen beperkt functioneren kent in de sociale, educationele en werk domeinen.

Echter: Psychopathie is geen volwaardige persoonlijkheidsstoornis volgens de DSM-5
→In DSM-5 Sectie III (AMPS) kan ASPS diagnose worden gespecificeerd met psychopathische trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Antisociale persoonlijkheidsstoornis vs. psychopathie

A

 Substantiële overlap, maar ook voldoende verschillen!
o Beide: levenslang patroon van antisociaal gedrag
o ~50% van psychopathie kenmerken in de PCL-R refereren naar criteria van ASPS in de
DSM
 ASPS: focus op ernstig en chronisch patroon van antisociaal en crimineel gedrag
 Psychopathie: voornamelijk geoperationaliseerd o.b.v. persoonlijkheidskenmerken, met
nadruk op emotionele deficiten en interpersoonlijke kenmerken
o 25-40% van mensen met ASPS heeft ook psychopathie
o 80-90% van mensen met psychopathie heeft ook ASPS (maar theoretisch gezien
100%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Prevalentie psychopathie

A

algemene populatie: 1%
mannelijke gevangenen: 20%
vrouwelijke gevangenen: 10%
forensische patiënten: 15%
verkrachters: 35%
kinderverkrachters: 10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

psychopathie en kindertijd en volwassenen

A

 Psychopathie wordt (terecht!) niet gediagnosticeerd in kinderen

o Maar: Volwassenen met psychopathie vertoonden veelal gevoelloos en antisociaal
gedrag vanaf de kindertijd

→ Voorlopers van persoonlijkheidsstoornissen manifesteren al in de kindertijd en/of adolescentie
 Interactie tussen genetische en ontwikkelings-risicofactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Genetische factoren psychopathie

A

 Sterkste bewijs voor Callous en Unemotional trekken – geen direct bewijs voor psychopathie
o Tweeling en adoptie-design
o Kandidaat-gen studies (Serotonergisch system: SLC6A4 and Oxytocinergisch system:
OXTR)
 Mogelijk verantwoordelijk voor verminderde emotionele reactiviteit en
capaciteit voor hechting
 Genome-wide association studies momenteel nog te weinig power

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Omgevingsfactoren psychopathie

A

 Prenatale stress van moeder
 Kindermishandeling
 Hardvochtige opvoeding
 Negatieve gevoelens ouders
 Gedisorganiseerde hechting
 Ontregeld familie functioneren
 Probleem: Gen-omgeving correlatie en andere interacties (veel omgevingsfactoren zijn gelinkt aan genen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Risicofactoren voor de ontwikkeling van psychopathie –>
Neurocognitieve verstoringen

A

Psychopathie als een neurocognitieve stoornis, problemen in:
A. Emotionele responsiviteit (met name in empathie)
B. Reinforcement-based decision-making (waaronder moreel oordelen)
C. Aandacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Risicofactoren voor de ontwikkeling van psychopathie –>
Emotionele responsiviteit

A

 Emotie herkenning speelt een belangrijke rol binnen empathie
 Meta-analytisch bewijs voor verminderde emotieherkenning in individuen met psychopathie ten opzichte van controle groep (Dawel et al., 2012)
 Uitzondering: Woede en afkeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tevens bewijs voor tekorten in verwerken van emotie expressies psychopathie

A

 Huidgeleiding als maat van opwinding (arousal; sympathische activiteit)
→ verminderde autonomische reacties op angst en verdriet van anderen
 Blood Oxygen Level Dependent (BOLD; fmri): Afwijkende reacties op emotie expressies
→ Vergelijking gezichten (angstig of boos) en vormen
→ Psychopathische trekken gerelateerd aan verminderde reactie op angst maar sterkere
reactie op woede!

 Onderliggende tekorten in amygdala (angst) en corticale regionen (ventromediale
prefrontale cortex en anteriore insula)
→ Verminderde ac viteit gedurende emo onele respons taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Reactie op woede intact en zelfs versterkt psychopathie

A

→ Verhoogd risico op reac eve agressie op basis van woede
 Reactie op angst en verdriet verminderd
o Verhoogd risico op instrumenteel geweld Minder last van leed van anderen
o Verstoort mogelijk socialisatie door verminderde aversieve conditionering
 Normaal: kind leert wat fout is door emotionele feedback van anderen
 Verstoring: emotionele feedback wordt niet opgevangen en veroorzaakt
geen emotionele reactie bij kind → leert niet wat wel en niet te doen

17
Q

Reinforcement-based decision making psychopathie

A

 Individuen met psychopathie presteren relatief slecht op reinforcementbased decision making taken
→ Verminderde sensitiviteit voor straffen (en verhoogde voor beloningen)
→ Problemen met leren van feedback vanuit de taak
 Eerder onderzoek: Individuen met psychopathie verkrijgen geen geconditioneerde reactie op stimuli geassocieerd met shock en nare geuren

18
Q

Neurale correlaten psychopathie

A

 Verminderde reactiviteit in ventrale striatum op verlies geld

 Onvermogen om activiteit te verminderen in ventromediale prefrontale en/of posterior
cingulate cortex na onverwachte straf

 Sterkere reactie in de nucleus accumbens op beloning

 Regionen geassocieerd met tekorten in reinforcement-based decision making

 Leren vanuit (m.n. negatieve) ervaringen is verminderd

 Individu legt geen link tussen overtreding en een aversieve ongeconditioneerde stimulus

 Verstoort reinforcement-based decision making en moraliteit

19
Q

Aandacht en psychopathie

A

 Individuen met psychopathie zijn geneigd te focussen op bepaalde stimuli en andere stimuli te negeren

 Focus op beloning of stimuli geassocieerd met bereiken van doelen

 Negeren stimuli geassocieerd met straf, leed van anderen of contextuele informatie

 Nog niet volledig duidelijk waar problemen zitten, maar verschillen in organisatie dorsale
aandachtsnetwerk

Verschillen in automatische allocatie van aandacht, maar kunnen worden gecompenseerd met opzettelijke aandachtstoewijzing

→ Instructie focus op ogen elimineert verschillen in emotie herkenning

20
Q

Psychopathie en criminaliteit

A

Psychopathie en misdaad carrières
Psychopathie is geassocieerd met…
 Vroegere start
 Ernstigere en gewelddadigere misdaad carrières
 Meer diverse misdaad
 Psychopathie en misdaad carrières

21
Q

Fledging Psychopathy:

A

DSM-IV diagnoses oppositioneel
opstandige gedragsstoornis, gedragsstoornis en ADHD gedurende de jeugd (n = 74, 8.55%)

22
Q

Psychopathie en moord

A

 Psychopaten meer waarschijnlijk om moord te plegen
 Mogelijke redenen:
 → Impulsieve moord, in een opwelling, bijv. als gevolg van een argument
 Emotieregulatie problemen
 Impulsiviteit
 Grandiositeit
 Instrumentele agressie door betrokkenheid in criminele daden (bijv. overval)
 Deviante seksuele activiteit (seksuele moord)
 85% van daders van seksuele moord heeft gemiddeld tot hoge psychopathische trekken

23
Q

Psychopathie en seksuele misdaad

A

 Psychopathische trekken gelinkt met
seksistische en gewelddadige
houdingen ten opzichte van vrouwen
 Hoge proportie psychopaten onder
juvenile sex offenders (JSO), lager
onder juvenile non-sex offenders
(JNSO)
 Meta-analyse: Psychopathie is een
voorspeller van seksueel recidivisme
 Comorbiditeit met parafilische
stoornissen
 Maar: Seksueel gedrag deel van PCL-R
(circulaire redenatie)!

24
Q

Psychopathie in het rechtelijk systeem

A

 Prevalentie onder gevangenen, gearresteerden, individuen op proefperiode en voorwaardelijke vrijlating veel hoger dan in de algemene populatie
 Problemen van psychopaten voor correctionele instellingen:
 Belangrijkste aandrijvers van geweld in gevangenissen
 Veiligheid van medewerkers en mede-gevangenen aangetast
 Minder meegaand in therapie en interventies
 Houden zich minder aan proefperiodes en voorwaardelijke vrijlating

25
Preventie psychopathie
Focus op kinderen met gedragsproblemen die risico lopen op ontwikkeling psychopathie, bijv. met:  Ouder management training  Probleem-oplossingsskills training  Sociale skills training  Contingency management  Cognitieve-gedragsinterventies  Familietherapie  Multi-systeemtherapie  Maar: minder effectief voor kinderen met ernstigere gedragsproblemen
26
Management en behandeling psychopathie
 Management van individuen met psychopathie is uitdagend  O.a. door verminderde coöperatie en geïnstitutionaliseerde setting (bij. TBS in NL)  Farmacotherapie  Geen degelijk bewijs voor effectiviteit  Pilot studies met anti-psychotische quetiapine, lithium, phenytonine en serotonine heropname-inhibitoren  Psychotherapie  CGT = Treatment-as-asual  Pessimisme: Studies suggereren dat individuen met psychopathie ernstigere symptomen hebben na therapie → Psychotherapie maakt psychopaten slimmere daders?
27
Samenvatting psychopathie
 Psychopathie gekarakteriseerd door affectieve, interpersoonlijke, levensstijl en gedragskenmerken gelinkt met gedragsproblemen door het hele leven  Psychopathie kan worden begrepen als een neurocognitieve stoornis met deficieten in a) emotionele reacties, b) leren o.b.v. straffen en beloningen en c) aandacht  Correleert met crimineel gedrag, waar psychopathische individuen typisch meer ernstige, gewelddadige en uitgebreide criminele carriers hebben  Psychopathie is sterk geassocieerd met gewelddadige misdaad (moord, seksuele agressie), gefaciliteerd door trekken zoals beperkte empathie  Individuen met psychopathie in het rechtelijk system zijn minder geneigd rechtelijke verorderingen na te leven en vertonen meer wangedrag  Momenteel nog weinig bewijs voor effectieve behandeling
28
Oefen tentamenvraag Welk van de volgend uitspraken is een voorbeeld van een gen-omgeving correlatie? a. Negatieve ervaringen in de kindertijd zoals verwaarlozing door ouders kan genetische gevoeligheid voor psychopathie activeren b. Mensen neigen ernaar om seksuele partners te kiezen gebaseerd op genetische verschillen om de genetische diversiteit in de samenleving te verhogen c. Omgevingen oefenen selectieve druk uit die bepaalde genetische trekken verkiezen boven andere trekken. d. Ouders met genetische variaties die geassocieerd zijn met psychopathische neigingen hebben meer kans om maladaptief opvoedgedrag te vertonen
D. Ouders met genetische variaties die geassocieerd zijn met psychopathische neigingen hebben meer kans om maladaptief opvoedgedrag te vertonen