College 9 HECHTING EN EMPATHIE Flashcards
(34 cards)
Hechtingsysteem (2)
VEILIGE HECHTING: interne werkmodellen van anderen als veilig, behulpzaam en steunend + interne werkmodellen van zelf als waardig om affectie te hebben
ONVEILIGE HECHTING: focus op de kracht van anderen om hen te controleren of af te wijzen
o Vaak reactie op (onveilige) situatie
Al in 1940 het idee dat antisociaal gedrag vooraf wordt gegaan door hechtingsproblemen
o Bijv. hechting → persoonlijkheid → antisociaal gedrag (John Bolwby)
o Echter: hechting is geen voldoende en geen noodzakelijke voorwaarde!
Betekent niet meteen dit diegene later in het leven antisociaal gedrag gaat
vertonen
Hechtingsstijlen in volwassenen –> Veilig
- Positieve evaluatie van hechtingservaringen (positief/negatief)
- Hoge eigenwaarde, beschouw anderen als warm en acceptabel, hoge mate van
intimiteit - Gelinkt aan sensitieve en responsieve opvoeding
Hechtingsstijlen in volwassenen –> Gepreoccupeerd, ookwel afwerend, ambivalent
- Bezorgdheid over hechtingservaringen in het verleden, onvermogen om een
coherente representatie te geven - Risico op sociale terugtrekking en angst voor afwijzing, gevoelens van onbekwaamheid
- Gelinkt aan inconsistente opvoedingsstijl (interferentie met autonomie)
Hechtingsstijlen in volwassenen –> Dismissief, ookwel vermijdend
- Nadruk op prestatie en zelfredzaamheid ten koste van intimiteit
- Deactivering van het hechtingssysteem, zelfbehoud, zelfingenomen, terughoudend
om anderen te benaderen voor ondersteuning, antisociaal
Ook wel: afwerend, ambivalent, casual seks - Gelinkt aan afwijzende/interfererende opvoeding (afstandelijk, koud of controlerend)
Hechtingsstijlen in volwassenen –> Gedesorganiseerd
- Kind zit in een conflict: bron van veiligheid is ook bron van angst
- Passief-agressief, inconsistente angst voor afwijzing/op zoek naar intimiteit
Ook wel: vermijdend - Gelinkt aan kindermishandeling (angstige/beangstigende zorgverleners)
De Minnesota study van risico en aanpassing vanaf de geboorte tot de volwassenheid
Longitudinale studie die de stabiliteit en voorspellende kracht van hechting bekijkt over een periode van 30 jaar van 3000 mensen
- Hechtings(on)veiligheid is relatief stabiel over de tijd heen
- Maar: enige invloed van positieve en traumatische ervaringen
→ Meer flexibiliteit in kinderen en adolescenten dan in volwassenen! - Onveiligheid in de kindertijd gelinkt aan persoonlijkheidsproblematiek in de volwassenheid
Gedesorganiseerde hechting en persoonlijkheidsproblematiek
Sterk gelinkt aan ernstige persoonlijkheidspathologie, waaronder borderline persoonlijkheidsstoornis en antisociale persoonlijkheidsstoornis
Hechting en (paden naar) antisociaal gedrag
Onveilige hechting als risicofactor voor misdaad John Bowlby (1944)
Delinquentie heeft een psychologische geruststellende functie
o Coping mechanismen om om te gaan met negatieve gevoelens
Daders hebben een veilige basis nodig in therapie
Onbewuste onveilige hechting –>
Onopgeloste woede en onrust –>
Delinquentie
Onveilige hechting als risicofactor voor misdaad
Onveilige hechtingsstijlen sterkt over-gerepresenteerd in populaties van daders
Alle types van onveilige hechting vormen een risicofactor voor misdaad
Maar: enkel in de aanwezigheid van andere risicofactoren! (bijv. impulsiviteit,
ongevoeligheid)
Type onveilige hechting hangt samen met soort misdaad
Bijv. mannelijke daders partnergeweld: met name gepreoccupeerd of ambivalent – niet
ontwijkend
Problemen met regulatie interpersoonlijke afstand
Zoeken toenadering wanneer ze angstig zijn maar trekken zich op vijandige manier
terug als anderen te dichtbij komen
Geassocieerd met borderline persoonlijkheidsstoornis
Hechtingsverschillen tussen kindermisbruikers en een gematchte controle groep
Geen verschil in angstige en vermijdende hechting? → kindermisbruik vervult mogelijk
verschillende functies voor verschillende daders
o Vermijdend: seksuele gratificatie, genot van macht
o Angstig: kinderen zijn veilige optie voor intieme relaties, kunnen hen niet afwijzen
Gedesorganiseerde hechting info
Sterkste link met geweldadige misdrijven – in de aanwezigheid van mentale ziekte!
o M.n. aanwezigheid van realiteit-vervormende symptomen (psychose) → extreem
geweld tegen belangrijke anderen
Verschillen tussen moeders met mental ziekte die hun kind wel of niet hebben vermoord (filicide)
Affect dysregulatie als mediator tussen hechting en misdaad
Soort affect dysregulatie verschilt met soort onveilige hechting:
o Deactivatie of vermijding van emoties = vermijdende hechting
o Overactivatie van emotionele reactie = angstige hechting
Geweld-faciliterende emoties (boosheid, paniek) → externaliserend gedrag
Een ontwikkelingsmodel – van kindermishandeling naar agressie
Negatieve ervaringen in de kindertijd (trauma) komen veel voor in gevangenispopulaties
o ~16% zonder zulke ervaringen!
Negatieve ervaringen in de kindertijd gelinkt aan gedesorganiseerde hechting
o Zeer ambivalente relaties met verzorgers, gekenmerkt door affectie EN mishandeling
Negatieve ervaringen in de kindertijd –>
Onveilige hechting (gedesorganiseerd) –>
Affect dysregulatie –>
agressie
Implicaties voor forensische zorg
Behandeling voor daders met een persoonlijkheidsstoornis
Behandeling moet zich richten op mechanismes die persoonlijkheidsstoornis linken aan geweld
Mogelijke doelen
o Meer prosociale state of mind
o Verbeteren mentaliseren
o Affect regulatie
Bijv. Offender Personality Disorder (OPD) Pathway in het VK
o Focus op hechting en mentaliseren voor daders én personeel!
Hechting aan forensische instituten
Hechting aan een “veilige” plaats van zorg
o In contrast, wereld buiten instelling is chaotisch en onveilig
o Maar: soms ook meer ambivalente houding!
Vaak gebrek aan skills om zelf veilige hechtingsrelaties op te bouwen buiten forensische setting
Belangrijk om meer aandacht te besteden aan hechtingsrelaties van daders met de plaatsen waar zij worden opgenomen
Hechtingsrelaties met personeel
Hechtingsrelaties tussen gedetineerden en ál het personeel dat betrokken is bij hun detentie en zorg
Karakteristieken van ouder-kind relaties
o Ongelijkheden in macht, controle en autonomie
o Therapeuten die pogingen doen tot “heropvoeding” (bijv. bij schematherapie)
Extra problematisch wanneer er mishandeling plaatsvindt vanuit hechtingsfiguren in de instelling → versterkt eerdere negatieve hechtingservaringen
o Overtreden van grenzen kan onveilige hechting kweken of versterken (bijv. door
kleineren, beledigen, verwaarlozen of inconsistente zorg bieden)
Hechting als deel van risico beoordeling
Hechting moet overwogen worden wanneer geweld heeft plaatsgevonden in intieme relaties (bijv. partner, kinderen)
o Hoe informeren hechtingservaringen in het verleden het patroon van misdaad?
Welke rol spelen (potentiële) slachtoffers in de hechtingsdynamiek?
Tools: HCR-20 vraagt kindermishandeling uit, Propensity for Abusiveness Scale (PAS)
Empathie
“Term wordt breed toegepast op processen waarbij een observeerder informatie gebruikt over de interne staat van een ander individu”
Verschillende perspectieven:
Theory of mind (perspectief-nemen; cognitief)
Emotionele reactie (emotioneel)
Moet die reactie isomorf zijn of enkel gepast?
Relatie tussen CU trekken en problemen in empathie in de kindertijd
- Link tussen CU trekken en problemen in emotionele empathie sterker voor jongens dan voor meisjes
- Geen sekse verschillen voor de link met cognitieve empathie
In jongens:
o Problemen in cognitieve empathie verdwenen tegen het einde van de kindertijd
o Problemen in emotionele empathie bleven bestaan
In meisjes:
o Grotere verschillen in cognitieve empathie tussen oudere meisjes
o Geen consistente verschillen in emotionele empathie over leeftijden
Maar: onzeker hoe betrouwbaar rapportage ouder is
Hoe werkt emotionele empathie?
3 perspectieven op de neuro-cognitieve architectuur
- Spiegelneuronen
- Spiegelneuronenanalogie
- Emotionele reactie
Spiegelneuronen: eerste bewijs
1992: Baanbrekende studie bij primaten:
Neuronen die geactiveerd worden bij het uitvoeren van een actie worden ook geactiveerd bij het observeren van die actie
Emotionale empathie – Spiegelneuronen
Direct bewijs voor spiegeleneuronen in emotionel empathie?
Participanten werden gevraagd om passief naar gezichtsstimuli te kijken OF naar deze stimuli te kijken en intern de target emotie te genereren
→ In beide condities, vergelijkbare hersennetwerken actief
Emotionele empathie – Problemen met spiegelneuronen
Carr et al. (2003):
- De mate van de gelijkenis in het hersennetwerk is moeilijk in te schatten
- Overlap als gevolg van het kijken naar gezichtsstimuli bij beide condities?
- Bevinding niet gerepliceerd in een latere studie, welke geen associatie vond in neurale
systemen voor passief kijken en imitatie
Meer algemene problemen met het spiegelneuronenperspectief
- De meeste studies vonden neurale activiteit (ook) buiten het spiegelneuronensysteem
- Probleem met de emotionele congruentiehypothese
➢ In het Prisoner’s Dilemma game reageerden de deelnemers op pijn bij de geobserveerde personen met pijn als het doelwit eerlijk was geweest, maar met plezier als hij/zij oneerlijk was geweest