College 10: persoonlijkheidsstoornissen Flashcards

1
Q

wat is persoonlijkheid

A

duurzame kenmerken van een persoon, die wordt gekenmerkt door de Big 5
- extravert (sociale omgang)
- conscientieusheid (prestatiegericht)
- altruisme (gerichtheid op ander)
- neurotiscisme (mate van emotionele stabiliteit)
- openheid (ontdekken en nieuwsgierigheid)

persoonlijkheidsstoornis is hoe verder ‘de pijl’ van het centrum van een van deze dingen is verwijderd, dus extreme mate van een van de big 5 hoe groter de kans op een stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn persoonlijkheidsstoornissen

A

substantiele afwijkingen in de normale ontwikkeling van de zelf waarbij problemen worden ervanren op
- cognitief
- affectief
- interpersoonlijk functioneren
- impulsbeheersing

gedrag is star en niet flexibiel en start in de late adolescentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke clusters zijn er ?

A

cluster a = vreemd, excentriek
cluster b = emotioneel, dramatisch en impulsief
cluster c = angstig, gespannend en grote mate van controle nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat valt er onder cluster a

A
  • paranoide = geen vertrouwen hebben in mensen
  • schizoide = op zichzelf, geen behoefte aan sociaal/lichamelijk contact
  • schizotypisch = Iemand met een schizotypische persoonlijkheidsstoornis is altijd erg angstig. Hij of zij is aanhoudend achterdochtig en voelt zich, mede hierdoor, vrijwel steeds ongemakkelijk in gezelschap.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat valt er onder cluster b

A
  • theatrale inmiddels histrionisch genoemd = veel aandacht, middelpunt
  • borderline
  • narcistische = opgeblazen gevoel van eigen belang
    -antisociaal = prikkelbaar, agressief, snelle behoefte bevrediging (voorloper is CD)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat valt er onder cluster c

A

vermijdend = behoefte aan contact maar bang voor afwijzing waardoor sterk geremd in sociale contacten
afhankelijk = niet op zichzelf kunnen staan zonder andere
dwangmatige = kunnen taken niet uit handen geven, zwart wit denken omtrent normen en waarden, controle willen behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke symptomen vallen onder borderline

A
  • verlatingsangst
  • automultilatie
  • extreme stemmingswisselingen
  • suicide gedragingen
  • instabiele of intense relaties
  • chronisch gevoel van leegte
  • paranoide ideeen of ernstig dissociatieve verschijnselen
  • identiteitsproblematiek
  • impulsiviteit die zelfbeschadigend is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe ontstaat een persoonlijkheidsstoornis vanuit psychoanalytisch perspectief

A

gemis aan basisvertrouwen, basisveiligheid maar ook ingrijpende gebeurtenissen in de vroege kindertijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe ontstaat een persoonlijkheidsstoornis vanuit behaviouristisch perspectief

A

borderline specifiek aangeleerde hulpeloosheid door miskenning en mishandeling van de ouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly