College 2: risicofactoren voor ontwikkeling omgevingsfactoren Flashcards

1
Q

wat wordt er bedoeld met het organisatie perspectief ?

A

de mens moet gezien worden vanuit holistisch perspectief. De ontwikkeling verloopt hiërarchisch en elk stadia heeft bepaalde ontwikkelingstaken. Problemen in een van deze stadia is een voorspeller maar geen determinanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat wordt er bedoeld met de ontwikkelingspaden?

A

altijd een ontwikkelingsanamnese afgenomen om deze te bekijken om te kijken waar de afwijkingen begonnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat wordt er bedoeld met continuity

A

omgeschreven als gradueel, kwantitatief en voorspellend voor de toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat wordt er bedoeld met discontinuity

A

omschreven als abrupt, kwalitatief (moeilijk meetbaar) en daardoor een slechte voorspeller. Teveel discontinue kan een indicator zijn voor psychopathologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat kunnen risico’s van hechtingsproblematiek

A

kinderen in achterstandsposities
kinderen uit gezinnen waar misbruik/mishandeling speelt
kinderen die onvoldoende zorg en ondersteuning krijgen en daardoor onder chronische stress lijden
kinderen met een zeer laag geboortegewicht als gevolg van slechte voeding, roken en drinken tijdens zwangerschap etc.
kinderen met ouders die psychische stoornissen hebben of waar verslaving een belangrijke factor is
van deze risicofactoren krijgt 10% goede hulp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ziet gehechtheid eruit

A

de selectieve en duurzame affectieve band tussen kind en primaire verzorger zorgt voor troost bij angst/spanning, fungeert als buffer voor stress en is een voorwaarde voor exploratie
fase 1: 3 mnd ongericht gehechtheidsgedrag
fase 2: 3-6 mnd gerichtheid op bekende verzorgers
fase 3: 6 mnd - 3 jr consolidatie van relatie (separatieangst etc.)
fase 4: vanaf 3 jr partnerschap in gehechtheid
ook hier geldt dat waar in de fases je stagneert iets zegt over welke problemen je kan verwachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat wordt er bedoeld met de doeltoestand?

A

nabijheid met de gehechtheidspersoon in een stressvolle situaties, gehechtheidsgedrag wordt geactiveerd door: huilen, roepen, glimlachen, kruipen, vastklampen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is veilige gehechtheid

A

bieden troost, steun en hulp, reguleren je stress en zorgen dat je je als kind veilig en beschermd voelt. Het wordt gekenmerkt door bij ‘gevaar’ opzoeken van nabijheid voor geruststelling
- normale populatie 60-70%
- kinderen in de jeugdzorg: ongeveer 15%
- kinderen met een beperking: ongeveer 30%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is ambivalente gehechtheid

A

fixatie op ouder en nabijheid, maximalisatie van gehechtheidsgedrag (veel huilen etc.)
- gepreoccupeerd gedrag ouder, geen veilige uitvalsbasis
- weinig exploratie, zoekt voortdurend nabijheid maar ook snel boos/teleurgesteld
- maximaliseert emoties bij angst en spanning

normale populatie: 10-20%
jeugdzorg: 45%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is vermijdende gehechtheid

A

fixatie op omgeving, minimalisatie gehechtheidsgedrag
- ouders gereserveerd, emotioneel weinig beschikbaar, weinig responsief, uitvalsbasis maar geen veilige haven
- vertoont exploratie maar met verbergen eigen angst, zoekt weinig nabijheid, geen beroep op ouders doen, minimaliseert emoties bij spanning

normale populatie: 10-15%
jeugdzorg: 40%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is gedesorganiseerde gehechtheid

A

komt boven op ambivalent of vermijdend. Voorspellers van de ouders zijn vaak: onverwerkt trauma/verlies, mishandeling/verwaarlozing/relatieproblemen/huiselijk geweld/psychiatrische problemen

kunnen de bron van troost niet zijn en reageren niet sensitief, hierdoor onvoorspelbaar gedrag. Kinderen maken geen normale schema’s aan hoe zij kunnen reageren doordat ze dat niet leren van de ouder

normale populatie: 15%
jeugdzorg: 35%
residentiele zorg: 70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe kan hechtingsproblematiek ontstaan?

A
  • onvoldoende tot stand komen van een hechtingsrelatie
  • gevolg van verstoorde veilige basis
  • plots wegvallen van een hechtingsfiguur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waar kijk je naar bij problematisch hechtingsgedrag (4 dingen)

A
  1. kenmerken van de ouder
  2. kenmerken van jonge kind
  3. gezins- en leefomstandigheden
  4. stabiliteit en continuiteit in contact tussen ouder en kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is een hechtingsstoornis?

A

een reactie op pathologische omgeving en dus resultaat van verwaarlozing, groot verloop in begeleiders en interpersoonlijke variabelen, sprake van failure to thrive (stoornis fysiologisch), diffuse hechting, niet in staat tot hechting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

reactieve hechtingsstoornis

A
  1. consistent patroon van geremd, emotioneel teruggetrokken gedrag jegens volwassen verzorgers
  2. persistent sociale en emotionele stoornis
  3. kind heeft een patroon van extreme vormen van ontoereikende verzorging meegemaakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ontremd-sociaalcontactstoornis

A
  1. gedragspatroon waarbij een kind actief onbekende volwassenen benadert en met hen omgaat
  2. het gedrag onder punt 1 is niet beperkt tot impulsiviteit maar betreft sociaal ongeremd gedrag
  3. extreme vorm van ontoereikende zorg meegemaakt
17
Q

hoe ziet de behandeling eruit bij problematisch hechtingsgedrag

A

kijk of er een gehechtheidsfiguur aanwezig en of deze band verbeterd kan worden, zo niet? moet er iemand anders zijn waar het kind veilig aan kan hechten.
vergroten van basisvertrouwen van het kind vanaf 8 jaar.

18
Q

welke vormen van kindermishandeling zijn er?

A
  1. commission = actief schade toebrengen
    - fysieke mishandeling
    - psychische/emotionele mishandeling
    - seksueel misbruik
  2. omission = nalaten
    - fysieke verwaarlozing
    - psychische/emotionele verwaarlozing (getuige huiselijk geweld)
    - verwaarlozing van onderwijs
    meestal sprake van beide vormen: polyvictimization