college 2b Flashcards

(24 cards)

1
Q

kansrekening

A
  • bestudeer regelmaat in toevalsprocessen
  • niet regelmaat in individuele uitkomsten maar regelmaat in gemiddelde, proportie, etc

doel = verdeling van uitkomsten bij veel herhalingen voorspellen. Wat kunnen we verwachten?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kans

A

proportie van aantal keren dat een bepaalde uitkomst optreedt bij heel veel onafhankelijke herhalingen van het toevalsproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

P (A)

A

de kans op A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

A

A

een specifieke gebeurtenis of uitkomst (bijv. A= ik gooi 6 met een dobbelsteen, of de conducteur controleert mijn vervoersbewijs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

sample space

A

alle mogelijke uitkomsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kansmodel

A

kans op elke uitkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe bereken je de kans op A?

A

P(A) = aantal uitkomsten in A/totaal aantal uitkomsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is complement A^c?

A

verzameling van alle andere uitkomsten dan A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe bereken je complement A^c?

A

P(A^c) = 1- P(A)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

conditionele kans

A

kans op A als B heeft plaatsgevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

frequentietabel

A

aantal keer dat iets voorkomt. Handig om om te zetten naar proporties als je er mee wilt rekenen. Dan bepaalde waarde delen door het grootste totaal.

Als je dit hebt gedaan heb je een relatieve frequentietabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

disjuncte gebeurtenis

A

gebeurtenissen die niet tegelijkertijd plaats kunnen vinden (geen gemeenschappelijke uitkomsten)

Bijv. A = 1 of 2 gooien met dobbelsteen
B = 3,4 of 6 gooien met dobbelsteen

als een gebeurtenis disjunct is, versimpelt de formule voor P(A of B) naar P(a) + P(b)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

afhankelijke gebeurtenissen

A

als het plaatsvinden van A invloed heeft op de kans op B (en andersom)o

Disjuncte gebeurtensisen zijn altijd afhankelijk van elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

onafhankelijke gebeurtenissen

A

De kans op A blijft hetzelfde ongeacht wat er met B gebeurt (en andersom)

Dan is P(A I B) gelijk aan P(A). Dan versimpelt de productregel naar P(a) × P(b)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

random variabele

A

variabele waarvan de numerieke uitkomst bepaald wordt door toevalsfenomeen. Random variabelen kunnen discreet en continu zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Discreet random variabelen

A

eindig aantal waarden (bijv. aantal meisjes in een gezin, kan niet 1,24 zijn.

17
Q

continue random variabelen

A

oneindig veel mogelijke waarden (op bepaald interval) dus kommagetallen zijn mogelijk

Dichtheidscurve : P (Y <y), voor alle mogelijke uitkomsten???

18
Q

Waarbij komt de kansverdeling van pas?

A

Soms wil je preciezere informatie, bijvoorbeeld over hoe extreem een score is, of wanneer je bij de hoogste 10% hoort

19
Q

Verschil Z en z

A

Z = een variabele
z= een bepaalde score op die variabele

20
Q

P(Z >z)

A

De rechteroverschrijdingskans = de kans dat je bij een willekeurig getrokken respondent een waarde vindt die groter is dan z (= een cumulatieve kans)

21
Q

Z tabel

A

koppelt z-waardes aan de rechteroverschrijdingskans

22
Q

2 manieren om met de Z-tabel te werken

A

1 Voor een gegeven z-waarde zoek je P(Z>z). Bijv. Hoeveel procent van de mannen is langer dan 188 cm?

2 voor een gegeven P(Z>z) zoek je de z-waarde. Bijv. vanaf welke lengte behoor je tot de langste 10% van de mannen

23
Q

eigenschappen Z-tabel

A

bevat alleen positieve z scores en rechteroverschrijdingskans