comment s'exprimer en classe? '21 Flashcards
(41 cards)
het begin van het nieuwe schooljaar/de terugkeer
la entree
het leerwerkboek
le livre d’apprentissage
het grammaticaboek/de spraakkunst
la grammaire
het schrift
le cahier
het kladblad
la feuille brouillon
het bord
le tableau
de resultaten
les résultats
de map
la farde
een inktwisser
l’effaceur (d’encre)
de wekker
le réveil
de pennenzak
la trousse
le cours
de les
de bundel
le dossier
het krijt(je)
la craie
een exemplaar
l’exemplaire
een kluisje
un casier
een rugzak
un sac à dos
mag ik de klas verlaten, alstublieft?
je peux quitter la classe, s’il vous plaît
Ik heb de huistaak niet meegebracht. Ik was ziek.
je n’ai pas apporté le devoir. j’étais malade;
Ik heb het niet begrepen. Kunt u herhalen?
je n’ai pas compris. Vous voulez répéter?
Mag ik mijn fles vullen aan de kraan?
je peux remplir ma bouteille au robinet,
Ga jij de huistaken uitdelen?
Tu vas distribuer les devoirs?
Karim gaat de testen ophalen.
Karim va ramasser les tests.
Wanneer moeten we de huistaak indienen?
Il faut remettre le devoir quand?