Voc. p.130-132 'Le bonheur' Flashcards
(44 cards)
1
Q
het luisterpubliek
A
une audience
2
Q
het welzijn
A
le bien-être
3
Q
het geluk
A
le bonheur
4
Q
een uitzending
A
une émission
5
Q
een onderhoud/gesprek
A
un entretien
6
Q
het epicurisme
A
l’épicurisme (m)
7
Q
een waaier
A
un éventail
8
Q
de gelukzaligheid
A
la félicité
9
Q
een gevolg
A
une implication
10
Q
de vreugde
A
la joie
11
Q
het genot
A
la jouissance
12
Q
de zoektocht
A
la quête
13
Q
de wijsheid
A
la sagesse
14
Q
de bevrediging
A
la satisfaction
15
Q
het zen-zijn
A
la zénitude
16
Q
hedendaags
A
contemporain(e)
17
Q
verhelderend
A
éclairant(e)
18
Q
kortstondig/voorbijgaand
A
éphémère
19
Q
(levensgenietend) epicuristisch
A
épicurien(ne)
20
Q
inspirerend
A
inspirant(e)
21
Q
winstgevend
A
lucratif/lucrative
22
Q
materieel
A
matériel(le)
23
Q
eeuwig
A
perpétuel(le)
24
Q
van een referendum
A
référendaire
25
bijzonder
singulier/singulière
26
universeel/wereldomvattend
universel(le)
27
versnellen
accélérer
28
bij elkaar doen passen
assortir
29
opsommen
énumérer
30
grijpen
saisir
31
zich projecteren in
se projeter dans
32
zich beperken tot
se réduire à
33
in plaats van
au lieu de (+ inf)
34
in tegenstelling tot
contrairement à
35
eerder
plutôt
36
echter/desalniettemin
toutefois
37
het leven trotseren
effronter la vie
38
een marktaandeel veroveren
conquérir une part du marché
39
in de mode
dernier cri
40
zin geven aan het leven
donner du sens à sa vie
41
de voorrang geven aan
donner la priorité à
42
in handbereik zijn
être à portée de main
43
in voor- en tegenspoed
pour le meilleur et pour le pire
44
het leven rooskleurig inzien
voir la vie en rose