contexte 2 Flashcards
(88 cards)
1
Q
het appartement
A
l’appartement
2
Q
de lift
A
l’ascenseur
3
Q
het balkon
A
le balcon
4
Q
het gebouw
A
le bâtiment
5
Q
gouwen
A
bâtir
6
Q
de kelder
A
la cave
7
Q
de bouw, het bouwen
A
la construction
8
Q
bouwen
A
construire
9
Q
de binnenplaats
A
la cour
10
Q
de ingang
A
l’entrée
11
Q
zich vestigen
A
établir
12
Q
het raam
A
la fenêtre
13
Q
sluiten
A
fermer
14
Q
de garage
A
le garage
15
Q
afelegen
A
isolé
16
Q
de tuin
A
le jardin
17
Q
het huis
A
la maison
18
Q
de muur
A
le mur
19
Q
openen
A
ouvrir
20
Q
de deur
A
la porte
21
Q
de bel
A
la sonnette
22
Q
bezoeken
A
visiter
23
Q
de buurman
A
le voisin
24
Q
aansteken
A
allumer
25
de lucifer
l'allumette
26
koken
bouillir
27
het ding
la chose
28
de sleutel
la clé
29
naaien
coudre
30
het afal
les déchets
31
de verlichting
l'éclairage
32
verlichten
éclairer
33
de energie
l'énergie
34
het vuur
le feu
34
de haard, het gezin
le foyer
35
nutteloos, overbodig
inutile
36
wassen
laver
37
nat
mouillé
38
schoonmaken
nettoyer
39
het voorwerp
l'objet
40
de orde
l'ordre
41
praktisch
pratique
42
het stopcontact
la prise
43
schoon
propre
44
vies
sale
45
vies maken
saler
46
nuttig
utile
47
het gebruik
l'utilisation
48
gebruiken
utiliser
49
ophangen, vastmaken
accocher
50
het bad
le bain
51
de stoel
la chaise
52
de slaapkamer
la chambre
53
de keuken
la cuisine
54
de douche
la douche
55
de trap
l'escalier
56
de fauteuil
le fauteuil
57
bevestigen, vastmaken
fixer
58
de lamp
la lampe
59
het bed
le lit
60
de trede
la marche
61
het meubel
les meubles
62
meubileren
meubler
63
de wand
la paroi
64
de kamer
la pièce
65
plaatsen
placer
66
het plafond
le plafond
67
de vloer
le plancher
68
de kraan
le robinet
69
de kamer, de zaal
la salle
70
de eetkamer
la salle à manger
71
de badkamer
la salle de bains
72
de woonkamer
la salle de séjours/le salon
73
de tafel
la table
74
het zuur
l'acide
75
het staal
l'acier
76
het zilver
l'argent
77
het hout
le bois
78
de steenkool
le charbon
79
het touw, het koord
la corde
80
het ijzer
le fer
81
de vezel
la fibre
82
het touwtje
la ficelle
83
het garen, de draad
le fil
84
het gas
le gaz
85
het goud
l'or
86
het papier
le papier
87
