DANSANTE BEGRIPPEN Flashcards

(4 cards)

1
Q

VORMGEVING

A
  1. ruimte
  2. tijd
  3. kracht
  4. danscompositie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ruimte

A
  • Richtingen: In het horizontale vlak zijn er diverse richtingen waarin de danser de ruimte kan doorsnijden. Denk hierbij aan voor- en achterwaarts, zijwaarts en diagonaal. De variaties daarin kunnen leiden tot patronen (bijvoorbeeld lijn, cirkel, slinger, spiraal, acht). Ook de blikrichting (focus) van de danser is van belang.
  • Hoogtelagen: In het verticale vlak kan de danser zich bewegen in drie lagen: hoog, midden en laag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

tijd

A

Dans maakt een bepaalde onderverdeling van
de tijd zichtbaar: duur, temp, ritme en maat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kracht

A
  • Spanning
  • Gewicht
  • Aanzet: Het karakter van een beweging hangt sterk af van de aanzet van die beweging. De aanzet verwijst naar het begin van een beweging in de dans.
  • Choreografie, structuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly