MUZIKALE BEGRIPPEN Flashcards
(11 cards)
1
Q
VORMGEVING
A
- toonhoogte
- toonduur
- tempo
- dynamiek
- klankkleur
- vorm en vormelementen (compositie)
2
Q
toonhoogte
A
- Melodie
- Akkoorden
- Harmonie
- Tonaal
- Atonaal
3
Q
akkoorden
A
Samenklanken van twee of meer tonen.
4
Q
harmonie
A
De rangschikking van akkoorden; dissonant of consonant.
5
Q
TOONDUUR
A
- Maat
- Ritme
6
Q
TEMPO
A
- Tempo
- Tempowisseling
- BPM (popmuziek)
7
Q
DYNAMIEK
A
- Klanksterkte
8
Q
KLANKKLEUR / TIMBRE
A
- Klankkleur
- Combinatie stem/instrumenten
9
Q
VORM EN VORMELEMENTEN
A
- Motief
- Thema
- Symfonie
- Lied
10
Q
motief
A
Klein melodisch of ritmisch gegeven dat als basis dient voor een compositie (in een thema).
11
Q
thema
A
Muzikale zin die bepalend is voor een muziekstuk. Een thema kan één of meerdere motieven bevatten.