duits 2e deel want is te lang anders Flashcards
(40 cards)
1
Q
erfolgreich
A
succesvol
2
Q
der Fehler
A
de fout
3
Q
die Frist
A
het termijn
4
Q
ausgleichen
A
compenseren
5
Q
herstellen
A
produceren
6
Q
die Nahrung
A
de opvoeding
7
Q
ernähren
A
voeden
8
Q
sich leisten
A
zich permitteren
9
Q
fählig
A
in staat tot/ bekwaam
10
Q
verfügbar
A
beschikbaar
11
Q
knapp
A
nauwelijks
12
Q
vernachlässigen
A
verwaarlozen
13
Q
die Lücke
A
1 de opening 2 het tekort
14
Q
keineswegs
A
geenszins
15
Q
zumindest
A
tenminste
16
Q
dennoch
A
tóch
17
Q
daher
A
daarom
18
Q
heutzutage
A
tegenwoordig
19
Q
das Verhalten
A
het gedrag
20
Q
das Schicksal
A
het noodlot
21
Q
die Wahl
A
de keuze
22
Q
kämpfen
A
strijden
23
Q
erziehen
A
opvoeden
24
Q
schlimm
A
erg
25
hierzulande
in ons land
26
die Behörde
de overheid
27
kündigen
1. opzeggen 2. ontslaan
28
erläutern
toelichten/ uitleggen
29
verschwinden
verdwijnen
30
bedrohen
bedreigen
31
schätzen
waarderen
32
gefährdet
in gevaar zijn
33
rücksichtlos
meedogenloos
34
der Fortschritt
de vooruitgang
35
beziehungsweise
respectievelijk
36
die Daten
de gegevens
37
erfordelich
gewenst
38
die Verwaltung
het bestuur
39
beliebt
geliefd
40
bevorzugen
de voorkeur geven aan/ prefereren
