Ethische principes en begrippen Flashcards
(16 cards)
1
Q
Verschil tussen principe van niet-schaden en principe van welzijn
A
- Het principe van niet-schaden vraagt om het vermijden van schadelijke handelingen, terwijl het principe van weldoen vraagt om actieve handelingen te verrichten.
- Het naleven van het principe van niet-schaden is vaak gemakkelijker dan het naleven van het principe van weldoen.
- Normen onder het principe van weldoen omvatten het voorkomen van schade of leed, het wegnemen van schade of leed, en het bevorderen van gezondheid en welzijn.
2
Q
Principe van niet-schaden
A
- je behoort mensen en/of dieren geen schade toe te
brengen - Het oudste principe van medische ethiek: “primum non nocere”
- Het principe vereist het vermijden van handelingen die schadelijk zijn of kunnen zijn voor anderen.
- Regels die voortvloeien uit dit principe zijn onder andere het niet bedriegen, niet doden en geen pijn toebrengen aan anderen.
- Het bepalen van wat precies schadelijk is, kan soms lastig zijn bij toepassing van dit principe.
- Het principe richt zich voornamelijk op schade als gevolg van actieve handelingen en niet-handelen wordt buiten beschouwing gelaten.
- Het principe vereist dat een schadelijke handeling gerechtvaardigd kan worden door de voordelen ervan op te wegen tegen de nadelen.
3
Q
Principe van weldoen
A
- bevorderen van iemands welzijn (gezondheid en/of
welbevinden) - Het doel van de geneeskunde is “goed te doen” voor patiënten, gericht op genezing en bevordering van welzijn.
“Goed doen” houdt in het verbeteren van iemands situatie in termen van gezondheid of welzijn door schade te verminderen of winst te vergroten. - Het principe van weldoen gaat verder dan het principe van niet-schaden, omdat het vraagt om actieve handelingen te verrichten.
- Normen die onder het principe van weldoen vallen, omvatten het voorkomen van schade, het wegnemen van schade of leed, en het bevorderen van gezondheid en welzijn.
- Het principe van weldoen heeft een mate van proportionaliteit, waarbij de hoeveelheid “goed doen” in verhouding moet staan tot de kosten en opoffering voor jezelf.
4
Q
Principe van respect voor autonomie
A
- Respect voor de eigen keuzen en leefwijze van een patiënt (zelfbeschikkingsrecht)
- Het respecteren van autonomie omvat het waarborgen van vrije keuze en het verstrekken van voldoende informatie aan individuen.
- Autonomie houdt ook in dat mensen zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun leven en het vormgeven op basis van hun eigen opvattingen en doelen.
- Het respecteren van de autonomie van patiënten betekent dat zorgverleners ervoor moeten zorgen dat keuzes vrijwillig zijn en dat patiënten op de hoogte zijn van relevante informatie.
- Het respecteren van autonomie vereist dat patiënten wilsbekwaam zijn om beslissingen te nemen over hun behandelingen.
- Over het algemeen moet een weigering van behandeling door een patiënt worden gerespecteerd, tenzij er sprake is van wilsonbekwaamheid of ernstige schade voor anderen.
- Autonomie impliceert niet dat keuzes altijd moeten worden gerespecteerd als ze anderen schaden of ingaan tegen professionele normen.
5
Q
Principe van rechtvaardigheid
A
- de plicht om personen de mogelijkheden en middelen te geven die hen toekomen.
6
Q
Formele rechtvaardigheid
A
- Gelijke gevallen zijn gevallen waarbij de ethisch relevante aspecten hetzelfde zijn, zoals gelijke medische noodzaak, behoeften, diagnoses of prognoses.
- Het is belangrijk om duidelijk te bepalen of gevallen daadwerkelijk gelijk zijn, aangezien bijvoorbeeld twee patiënten met dezelfde diagnose toch verschillende prognoses kunnen hebben vanwege hun medische voorgeschiedenis.
- Formele rechtvaardigheid verwijst naar het concept van gelijke gevallen op gelijke wijze behandelen, voor zover ze als gelijk kunnen worden beschouwd.
7
Q
Verdelende rechtvaardigheid
A
- Mogelijkheden en middelen zijn schaars, ook in de zorg.
- Schaarse mogelijkheden en middelen op een eerlijke manier te verdelen: utilistische en de egalitaristische invulling
8
Q
Utilisme
A
- Utilisme is een ethische benadering die stelt dat schaarse middelen en mogelijkheden zo moeten worden ingezet dat het grootst mogelijke nut of welzijn wordt gerealiseerd.
- In de context van de gezondheidszorg wordt het begrip ‘nut’ meestal geassocieerd met gezondheid en kwaliteit van leven.
9
Q
Egalitarisme
A
- Gelijkheid in de verdeling van schaarse middelen, met als doel het bereiken van gelijke gezondheid en kwaliteit van leven voor alle individuen, zelfs als dit ten koste gaat van het maximaliseren van nut.
- In situaties van ongelijkheid geeft het egalitarisme prioriteit aan personen met de grootste achterstand of de grootste zorgbehoefte, waarbij er gestreefd wordt naar het verminderen van ongelijkheid in de gezondheidszorg.
10
Q
Paternalisme
A
- de zorgverlener of de overheid maakt keuzes of handelingen verricht die zij in het belang achten van de patiënt (of burger) zonder diens instemming of toestemming omdat zij menen dat de patiënt (of burger) zelf niet in staat is dat belang te dienen.
- Paternalisme mag op twee uitzondering:
1 arts- patiëntrelatie: als een patient (tijdelijk) niet in staat is om zelf een besluit te nemen en ernstig nadeel voorkomen kan worden door de paternalistische handeling (bijv. verkeersongeluk)
2 buiten de arts- patiëntrelatie: ls aannemelijk gemaakt kan worden dat de paternalistische interventie niet alleen in het belang is van de persoon (en dus niet de patiënt) tot wie de handeling gericht is maar dat deze interventie tevens goedgekeurd zou worden door die persoon
11
Q
Nudges
A
- subtiele suggesties die bedoeld zijn om gedrag of besluitvorming te beïnvloeden zonder dwang. Ze gebruiken positieve veranderingen in keuzecontext om gewenste acties te bevorderen. Nudges zijn gebaseerd op het idee dat kleine aanpassingen in presentatie of organisatie van informatie mensen kunnen sturen naar betere beslissingen, zonder keuzevrijheid te beperken.
- (i) paternalistisch
- (ii) de vrijheid van mensen nauwelijks aantasten
- (iii) die in lijn zijn met wat personen zelf nastrevenswaardig
12
Q
Wilsbekwaamheid
A
- Het vermogen of competentie van een persoon om te begrijpen in welke situatie hij zich bevindt en voor welke (medische) keuze hij staat, het vermogen om deze keuze ook daadwerkelijk te maken en te begrijpen wat de gevolgen zijn
van de keuze die hij maakt
13
Q
Proportionaliteit
A
- de middelen die ingezet worden om een bepaald doel te realiseren (bijvoorbeeld een zware medische behandeling) in een te verantwoorden verhouding staan tot het doel dat men wil realiseren (bijvoorbeeld, het genezen van een levensbedreigende aandoening).
14
Q
Subsidiariteit
A
- de voorkeur heeft om de minst ingrijpende middelen in
te zetten om een bepaald doel te bereiken
15
Q
(On)gelijkheid
A
- een beschrijving van in hoeverre bepaalde standen van zaken (on)gelijk zijn zoals leeftijd, inkomen of levensverwachting.
16
Q
Eerlijkheid
A
- waardheid: Eerlijkheid betekent dat je de plicht hebt om respectvol met de waarheid om te gaan
- rechtvaardigheid: het verdelen van een schaars goed, iedereen die het aangaat het (in principe) eens is met de procedure om tot de verdeling te komen