examen Flashcards

(103 cards)

1
Q

Europese expansie

A

Europese landen beginnen met ontdekkingsreizen over zee om nieuwe handelsroutes rijkdommen en gebieden te vinden. Dit leidt tot kolonisatie en wereldwijde contacten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Renaissance mens- en wereldbeeld

A

In de Renaissance kwam meer aandacht voor de mens zelf zijn talenten en de aardse wereld. Het idee ontstond dat mensen zelf hun lot kunnen bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Oriëntatie op klassieke Oudheid

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
A

architectuur en wetenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Reformatie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hervormers zoals Luther en Calvijn bekritiseren de katholieke kerk. Dit leidt tot splitsing binnen het christendom in katholieken en protestanten.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nederlandse Opstand

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De Nederlandse gewesten komen in opstand tegen Spanje vanwege religieuze en politieke spanningen. Dit leidt tot de onafhankelijkheid van de Republiek.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Absolutisme

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Koningen

A

zoals Lodewijk XIV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Republiek bloeit

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De Republiek der Nederlanden ontwikkelt zich tot een unieke staat zonder koning

A

met veel handel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Handelskapitalisme

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Nederlandse en Europese kooplieden investeren in wereldwijde handel

A

zoals via de VOC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wetenschappelijke revolutie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nieuwe methoden van onderzoek zorgen voor ontdekkingen die het wereldbeeld veranderen

A

zoals zwaartekracht en microscopisch leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Verlichting

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Filosofen als Voltaire en Rousseau pleiten voor vrijheid

A

gelijkheid en redelijkheid. Ze willen een rationele samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verlicht absolutisme

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Sommige vorsten nemen verlichte ideeën over (zoals onderwijs en rechtspraak)

A

maar houden de macht bij zichzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Democratische revoluties

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

De ideeën van de Verlichting leiden tot revoluties in Amerika

A

Frankrijk en Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Plantages en slavenhandel

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Europa bouwt koloniën op waarin plantages draaien op slavenarbeid. De trans-Atlantische slavenhandel groeit sterk.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Abolitionisme
26
Steeds meer mensen keren zich tegen slavernij en zetten zich in voor afschaffing
eerst van de handel
27
Industriële revolutie
28
Machines nemen het werk over in fabrieken. Dit zorgt voor snelle economische groei én sociale problemen.
29
Sociale kwestie
30
De slechte omstandigheden voor arbeiders leiden tot maatschappelijke zorgen en oproepen tot hervormingen.
31
Emancipatiebewegingen
32
Groepen zoals arbeiders
katholieken
33
Democratisering
34
Steeds meer burgers krijgen stemrecht
waardoor de macht in de samenleving eerlijker verdeeld raakt.
35
Politieke stromingen
36
Nieuwe ideeën als liberalisme
socialisme en nationalisme ontstaan en vormen de basis van moderne politiek.
37
Modern imperialisme
38
Europese landen veroveren grote delen van Afrika en Azië om grondstoffen en macht
vaak met geweld en onderdrukking.
39
Wereldoorlogen
40
De twee wereldoorlogen veroorzaakten enorme vernietiging
lijden en herverdeling van de wereldorde.
41
Wereldcrisis
42
De beurskrach van 1929 leidt tot wereldwijde economische problemen
werkloosheid en politieke instabiliteit.
43
Totalitaire ideologieën
44
Regimes zoals het communisme (SU)
fascisme (Italië) en nazisme (Duitsland) eisen totale controle over samenleving.
45
Propaganda en massaorganisatie
46
Overheden gebruiken media en organisaties om de bevolking te beïnvloeden en te controleren.
47
Vernietiging en burgeroorlogvoering
48
Burgers worden actief betrokken bij oorlogen
en massavernietigingswapens maken de impact groter dan ooit.
49
Verzet tegen imperialisme
50
Kolonies in Azië en Afrika komen in opstand tegen Europese overheersing
met onafhankelijkheid tot gevolg.
51
Racisme en genocide
52
Nazi-Duitsland vermoordt miljoenen Joden en andere groepen in de Holocaust als onderdeel van een racistisch beleid.
53
Duitse bezetting van Nederland
54
Nederland wordt bezet door Duitsland in WO II. Er is onderdrukking
vervolging en ook verzet.
55
Dekolonisatie
56
Koloniën in Azië en Afrika worden onafhankelijk van Europese landen
vaak na strijd of onderhandelingen.
57
Koude Oorlog
58
De wereld raakt verdeeld in twee kampen: kapitalistisch (VS) en communistisch (SU)
met jarenlange spanningen.
59
Europese eenwording
60
Europese landen gaan steeds nauwer samenwerken op economisch en politiek gebied om vrede en welvaart te behouden.
61
Cultuurverandering
62
Door welvaart en democratie verandert de samenleving: meer gelijkheid
jongerenemancipatie en individualisering.
63
Multiculturele samenleving
64
Door migratie ontstaan samenlevingen met mensen uit verschillende culturen
wat nieuwe kansen én spanningen geeft.
65
1492 – Columbus ontdekt Amerika
66
1498 – Vasco da Gama bereikt India
67
1517 – Luther publiceert 95 stellingen (begin Reformatie)
68
1555 – Vrede van Augsburg (cuius regio
eius religio)
69
1568 – Begin van de Nederlandse Opstand
70
1581 – Plakkaat van Verlatinghe
71
1648 – Vrede van Münster (einde Opstand
Republiek erkend)
72
1602 – Oprichting van de VOC
73
1621 – Oprichting van de WIC
74
1661 – Begin absolute heerschappij Lodewijk XIV
75
1672 – Rampjaar van de Republiek
76
1689 – Publicatie van ideeën van John Locke
77
1751 – Begin uitgave Encyclopédie (symbool Verlichting)
78
1776 – Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring
79
1789 – Franse Revolutie breekt uit
80
1795 – Bataafse Revolutie in Nederland
81
1807 – Groot-Brittannië schaft slavenhandel af
82
1769 – Uitvinding verbeterde stoommachine (James Watt)
83
1833 – Slavernij afgeschaft in Britse koloniën
84
1848 – Grondwet van Thorbecke (begin parlementaire democratie)
85
1874 – Kinderwetje van Van Houten
86
1885 – Congres van Berlijn (verdeling Afrika)
87
1917/1919 – Algemeen (mannen en vrouwen) kiesrecht in Nederland
88
1914–1918 – Eerste Wereldoorlog
89
1917 – Russische Revolutie (communistische machtsovername)
90
1929 – Beurskrach in VS → wereldwijde economische crisis
91
1933 – Hitler aan de macht in Duitsland
92
1939–1945 – Tweede Wereldoorlog
93
1941–1945 – Holocaust / genocide op Joden
94
1945 – Einde WO II; begin Koude Oorlog
95
1947 – Onafhankelijkheid India
96
1949 – Soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië
97
5 mei 1945 – Bevrijding Nederland
98
1957 – Oprichting EEG (voorloper EU)
99
1960 – Afrikaans onafhankelijkheidsjaar
100
1962 – Cuba-crisis (hoogtepunt Koude Oorlog)
101
1975 – Suriname onafhankelijk
102
1991 – Einde Koude Oorlog (val Sovjet-Unie)
103
1993 – Oprichting Europese Unie (Verdrag van Maastricht)